Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-11-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5151, 13-00250
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-11-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5151, 13-00250
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 1 november 2013
- Datum publicatie
- 7 november 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:5151
- Zaaknummer
- 13-00250
Inhoudsindicatie
Belanghebbende komt op tegen de aan haar opgelegde aanslag forensenbelasting 2011.
Belanghebbende verblijft 150 dagen per jaar in haar huis in Duitsland en 150 dagen per jaar in haar huis in Nederland. Volgens belanghebbende was in 2011 haar hoofdverblijf in Nederland en is zij (derhalve) ten onrechte aangeslagen in de forensenbelasting. Het Hof heeft als volgt overwogen. Nu het aantal verblijfsdagen in Nederland gelijk was aan het aantal verblijfsdagen in Duitsland, werpt het fysieke verblijf van belanghebbende in de ene of andere plaats geen licht op de vraag waar belanghebbendes hoofdverblijf was in 2011. Het Hof heeft vervolgens beoordeeld of belanghebbende in 2011 een (meer) duurzame band met Nederland of met Duitsland had. Het Hof is van oordeel dat de Heffingsambtenaar met de door hem aangevoerde “overige” omstandigheden heeft aangetoond dat het hoofdverblijf van belanghebbende in het onderhavige jaar in Duitsland was. Zo wonen belanghebbendes echtgenoot en (volwassen) kinderen in Duitsland, heeft belanghebbende met dit land de meeste financiële banden en heeft zij de Duitse nationaliteit. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd doet niet af aan het door de Heffingsambtenaar geleverde bewijs. Haar stelling dat in deze zaak sprake is van détournement de pouvoir treft evenmin doel.
Het hoger beroep van de Heffingsambtenaar is gegrond en de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/00250
Uitspraak op het hoger beroep van
de Heffingsambtenaar van de gemeente Veere,
hierna: de Heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van de Rechtbank [H] – West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 januari 2013, nummer AWB 12/1366, in het geding tussen
mevrouw [belanghebbende],
hierna: belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende de na te noemen aanslag forensenbelasting 2011.
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1. De Heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag in de forensenbelasting ten bedrage van € 268,62 (hierna: de aanslag) opgelegd.
1.2. Het tegen deze aanslag door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank.
De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht van € 42 van belanghebbende geheven.De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de aanslag vernietigd, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.
Tegen deze uitspraak van de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld.
1.5. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Beide partijen hebben daarna nog nadere stukken ingediend. Het Hof heeft de stukken van de ene partij in kopie doorgezonden aan de andere partij.
1.6. Het onderzoek ter zitting van het Hof heeft plaatsgevonden op 5 september 2013 in‘s-Hertogenbosch. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, de heer [A], advocaat te [B], alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [C]. Zowel van de zijde van belanghebbende als van de zijde van de Heffingsambtenaar is een pleitnota aan het Hof en de wederpartij overgelegd.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
2.1. De Heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende de aanslag opgelegd ter zake van het in het jaar 2011 op meer dan 90 dagen voor zich of haar gezin beschikbaar houden van een gemeubileerde woning gelegen aan de [D-straat] 3 te [E], gemeente Veere, (hierna: de woning), zonder dat belanghebbende in dat jaar in die gemeente haar hoofdverblijf had.
2.2. Belanghebbende heeft in het jaar 2011 de woning voor meer dan 90 dagen voor haar of haar gezin beschikbaar gehouden. Belanghebbende is sedert mei 1994 eigenaresse van de woning en staat sedert augustus 1994 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Veere, op het adres [D-straat] 3 te [E].
2.3. Belanghebbende is eveneens (mede-)eigenaresse van een woning in [F] in Duitsland. Zij heeft de Duitse nationaliteit en was tot 1998 in Duitsland werkzaam als lerares. Thans is zij gepensioneerd. Belanghebbendes echtgenoot woont in de woning in [F]. De volwassen kinderen van belanghebbende wonen eveneens in Duitsland.
Belanghebbende verbleef in 2011 ongeveer 150 dagen per jaar in [E], ongeveer 150 dagen per jaar in haar huis in [F] in Duitsland en de rest van het jaar op vakantiebestemmingen in andere landen.
Belanghebbende ontvangt haar pensioen van een instantie uit Duitsland, heeft daar een particuliere ziektekostenverzekering en ontvangt een vorm van bijstand uit een bron uit Duitsland. Belanghebbende en haar echtgenoot hebben gezamenlijke rekeningen in Duitsland. De gemeentelijke belastingen van de gemeente Veere worden afgeschreven van de Nederlandse rekening van belanghebbende en haar echtgenoot, bij de [G-bank]. Van deze rekening worden eveneens de betalingen voor verbruik van gas, water en elektriciteit in de woning en de premies voor enkele Nederlandse verzekeringen van belanghebbende afgeschreven.
Blijkens een door de Heffingsambtenaar in de beroepsfase overgelegd overzicht kent de woning in het onderhavige jaar (omgerekend) een iets lager gas-, water- en elektriciteitsverbruik dan het gemiddeld jaarlijks verbruik.
Belanghebbende had tot drie jaar vóór het onderhavige jaar 2011, de zorg over haar broer die in [H] woonde. Belanghebbende is verder een tijd lid geweest van de tennisvereniging in [E], maar was dat in 2011 niet meer. Belanghebbende had toen wel nog een abonnement op de nabijgelegen sauna in [J].
In het kader van de vaststelling van de premieplicht voor de Algemene wet bijzondere ziektekosten heeft belanghebbende in reactie op een brief van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) van 23 juni 2011 verklaard in hoofdzaak (ongeveer de helft van het jaar) in Duitsland te wonen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in 2011 haar hoofdverblijf had in de gemeente Veere, als bedoeld in artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2011 van de gemeente Veere (hierna: de Verordening).
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend. Zij stelt dat zij haar hoofdverblijf in 2011 had en nog immer heeft in de gemeente Veere omdat zij daar een groot deel van het jaar verblijft, zij daar haar familie en vrienden ontvangt, ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Veere, het belangrijkste deel van haar sociale leven zich daar afspeelt en het vanwege haar gezondheid voor haar ook beter is om in Veere, aan de kust, te wonen. Belanghebbende stelt verder, dat zij grotendeels gescheiden leeft van haar echtgenoot, die in hun woning in Duitsland woont. Voorts stelt zij dat het lage(re) gas-, water- en elektriciteitsverbruik in de woning te verklaren is door haar sobere manier van leven. Hetgeen zij op het formulier van de SVB heeft ingevuld impliceert volgens haar niet dat haar hoofdverblijf in 2011 in Duitsland was.
Belanghebbende stelt overigens dat de Heffingsambtenaar met het opleggen van de aanslag heeft gehandeld in strijd met het verbod van détournement de pouvoir (zoals neergelegd in artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht). Belanghebbende stelt dat de gemeente Veere de onderhavige procedure gebruikt om een rechterlijk oordeel te krijgen over de woonplaats van belanghebbende in verband met een geschil over de rechtmatigheid van haar inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie.
De Heffingsambtenaar beantwoordt de in geschil zijnde vraag ontkennend. Hij stelt zich op het standpunt dat het hoofdverblijf van belanghebbende in 2011 in Duitsland lag.
Ter ondersteuning van zijn standpunt verwijst hij naar de resultaten van een onderzoek van de gemeente Veere in het kader van de “Gebruiksverordening tweede woningen Veere”, waaruit volgens hem blijkt, dat belanghebbende in 2011 niet in hoofdzaak woonachtig was op het adres [D-straat] 3 te [E]. Dit leidt de Heffingsambtenaar ook af uit het feit dat belanghebbende 150 dagen per jaar, derhalve slechts 41% van de dagen van het jaar, in [E] is. Dit zijn, zo stelt de Heffingsambtenaar, procentueel gezien te weinig dagen om van een hoofdverblijf aldaar te kunnen spreken.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Van de zijde van belanghebbende is ter zitting van het Hof de stelling geponeerd dat zij van de 150 dagen per jaar, die zij in 2011 in Duitsland verbleef, ook regelmatig dagen buiten haar huis in [F] verbleef, zodat - gezien het aantal dagen per jaar - haar hoofdverblijf in 2011 niet in [F] maar in [E] is geweest.
Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep van de Heffingsambtenaar en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Heffingsambtenaar concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, ongegrondverklaring van het beroep van belanghebbende bij de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.