Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-11-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5765, 12-00756 tot en met 12-00766

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-11-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5765, 12-00756 tot en met 12-00766

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 november 2013
Datum publicatie
13 december 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:5765
Zaaknummer
12-00756 tot en met 12-00766

Inhoudsindicatie

Voortzetting van het geding na de verwijzingsarresten van de Hoge Raad van 15 april 2011, nr. 09/03075, ECLI:NL:HR:2011:BN6324, en van 16 november 2012, nr. 12/00967, ECLI:NL:HR:2012:BY3272. KB-Lux.

Uitsluitend de verhogingen en boeten zijn in geschil. De navorderingsaanslagen stonden na de eerste verwijzingsprocedure reeds onherroepelijk vast. Na het tweede verwijzingsarrest heeft belanghebbende openheid van zaken gegeven. Het Hof heeft de verhogingen (na kwijtschelding) en boeten verminderd tot bedragen die het passend en geboden acht. Vervolgens heeft het Hof een vermindering van deze verhogingen (na kwijtschelding) en boeten toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof acht de vergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn daarmee reeds vergolden en oordeelt dat belanghebbende daarom niet in aanmerking komt voor een vergoeding wegens immateriële schade.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 12/00756 tot en met 12/00766

Uitspraken op de beroepen van

de heer [belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/[vestigingsplaats],

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en de daarbij gegeven kwijtscheldingsbeschikkingen en boetebeschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 1990 tot en met 1997 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met verhogingen van honderd percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen geen kwijtschelding is verleend. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen, verhogingen en heffingsrenten:

aanslagnummer

dagtekening

jaar

belastbaar

ver-

heffings-

inkomen

hoging

rente

f

f

f

[aanslagnummer 1]

31 december 2002

1990

110.695

15.036

7.061

[aanslagnummer 2]

31 mei 2003

1991

109.210

13.967

5.455

[aanslagnummer 3]

31 mei 2003

1992

115.653

13.999

4.634

[aanslagnummer 4]

31 mei 2003

1993

103.734

11.459

3.216

[aanslagnummer 5]

31 mei 2003

1994

98.928

9.264

2.189

[aanslagnummer 6]

31 mei 2003

1995

92.882

8.550

1.790

[aanslagnummer 7]

31 mei 2003

1996

91.984

8.595

1.745

[aanslagnummer 8]

31 mei 2003

1997

91.824

9.180

1.729

1.2.

Aan belanghebbende zijn voorts over de jaren 1998 tot en met 2000 navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd, alsmede boeten van honderd percent van de nagevorderde belasting. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen, boeten en heffingsrenten:

Aanslagnummer

dagtekening

jaar

belastbaar

boete

heffings-

inkomen

rente

f

f

f

[aanslagnummer 9]

31 mei 2003

1998

96.490

9.506

1.482

[aanslagnummer 10]

31 mei 2003

1999

94.000

10.013

1.261

[aanslagnummer 1]

31 mei 2003

2000

97.208

11.102

996

1.3.

De in 1.1 en 1.2 aangehaalde navorderingsaanslagen, de daarbij gegeven kwijtscheldingsbeschikkingen dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.4.

Het Gerechtshof te Amsterdam (nrs. P04/03329 tot en met 04/03339) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen, de boeten en de heffingsrente verminderd en de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden.

1.5.

De uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam is bij arrest van de Hoge Raad van 15 april 2011, nr. 09/03075, ECLI:NL:HR:2011:BN6324, BNB 2011/206 (hierna: het eerste verwijzingsarrest) vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's‑Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

1.6.

Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft de uitspraken van de Inspecteur betreffende de navorderingsaanslagen over de jaren 1990 tot en met 1997 alsmede de daarbij gegeven kwijtscheldingsbeschikkingen vernietigd, die navorderingsaanslagen verminderd en de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden, de uitspraken betreffende de boetebeschikkingen inzake de jaren 1998 tot en met 2000 vernietigd en de boeten verminderd.

1.7.

De uitspraak van het Gerechtshof te ’s‑Gravenhage is bij arrest van de Hoge Raad van 16 november 2012, nr. 12/00967, ECLI:NL:HR:2012:BY3272 (hierna: het tweede verwijzingsarrest) vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

1.8.

De Inspecteur heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld door de griffier van het Hof, bij brief van 15 januari 2013 een conclusie op het tweede verwijzingsarrest ingezonden. Belanghebbende is door de griffier in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het tweede verwijzingsarrest en op de conclusie van de Inspecteur, hetgeen hij heeft gedaan bij conclusie van 7 februari 2013.

1.9.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 14 augustus 2013 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer mr. [A], advocaat-belastingkundige te [plaats 1], als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw mr. [B] en de heer mr.[C].

1.11.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.12.

De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van een schriftelijk stuk waarin een cijfermatige uitwerking is opgenomen.

1.13.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.14.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Voor de vaststaande feiten verwijst het Hof naar rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.17 van het eerste verwijzingsarrest.

2.2.

In aanvulling hierop stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting in deze zaken de volgende feiten en omstandigheden vast:

2.3.

Op 30 juni 1993 heeft belanghebbende bij Kredietbank S.A. Luxembourgeoise (hierna: KB-Lux) een bankrekening geopend. De bankrekening heeft stamnummer [rekeningnummer 1]. De bankrekening staat op naam van belanghebbende.

2.4.

Eveneens op 30 juni 1993 heeft belanghebbende een algemene volmacht verstrekt over de in 2.3 bedoelde bankrekening aan zijn vader, de heer [D], woonachtig te [plaats 2] (Hongarije).

2.5.

Op het door belanghebbende bij brief van 30 juli 2013 overgelegde bankstuk betreffende de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 31 december 1994 staat onder meer het volgende vermeld:

WÄHRUNGEN SCHÄTZUNGSKURS IN ‘LUF’

NLG 18,35701

[rekeningnummer 2] (…)

KURS SCHÄTZUNG

77 KB LUX BOND FD.NLG’B’(SIC)CAP. 699,63 NLG 988.920 (…)

T O T A L D E S O F F E N E N D E P O T S LUF 988.920

(…)

Saldo SCHÄTZUNG

[rekeningnummer 3] 98,15 NLG 1.801 (…)

TOTAL DER GUTHABEN LUF 990.721

2.6.

Op het door belanghebbende overgelegde bankstuk betreffende de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 29 december 1995 staat onder meer het volgende vermeld:

WÄHRUNGEN SCHÄTZUNGSKURS IN ‘LUF’

NLG 18,35875

[rekeningnummer 2] (…)

KURS SCHÄTZUNG

77 KB LUX BOND FD.NLG’B’(SIC)CAP. 812,59 NLG 1.148.696 (…)

TOTAL DER GUTHABEN LUF 1.150.297

2.7.

Op het door belanghebbende overgelegde afschrift van de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 11 maart 1996 staat onder meer het volgende vermeld:

IHR VERKAUF ACIN KB LUX BOND FD.NLG’B’ (SIC)CAP.

62.627,18+ [NLG; Hof] 12/03/96

Op de bijlage bij dat bankafschrift staat onder meer het volgende vermeld:

77 ACIN KB LUX BOND FD.NLG’B’ (SIC)CAP.

Z/KURS VON 813,34 NLG 62.627,18 NLG

2.8.

Op het door belanghebbende overgelegde afschrift van de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 31 december 1996 staat onder meer het volgende vermeld:

AGIOS 31-12-96 1.246,91 (NLG; Hof) 31/12/96

2.9.

Op het door belanghebbende overgelegde bankstuk betreffende de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 31 december 1996 staat onder meer het volgende vermeld:

WÄHRUNGEN SCHÄTZUNGSKURS IN ‘LUF’

NLG 18,38776

(…)

TOTAL DER GUTHABEN LUF 1.165.933

2.10.

Op het door belanghebbende overgelegde afschrift van de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 10 november 1997 staat onder meer het volgende vermeld:

KUPON 04/11/1997 BAYER.VEREINSBK.AG.(MTN) 96/99 8,000%

4.631,35+ [NLG; Hof] 19/11/97

2.11.

Op het door belanghebbende overgelegde bankstuk betreffende de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 31 december 1997 staat onder meer het volgende vermeld:

WÄHRUNGEN SCHÄTZUNGSKURS IN ‘LUF’

NLG 18,27287

(…)

TOTAL DER GUTHABEN LUF 1.182.514

2.12.

Op het door belanghebbende overgelegde afschrift van de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 9 november 1998 staat onder meer het volgende vermeld:

KUPON 04/11/1998 BAYER.VEREINSBK.AG.(MTN) 96/99 8,000%

3.770,06+ [NLG; Hof] 09/11/98

2.13.

Op het door belanghebbende overgelegde bankstuk betreffende de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 31 december 1998 staat onder meer het volgende vermeld:

WÄHRUNGEN SCHÄTZUNGSKURS IN ‘LUF’

NLG 18,30544

(…)

TOTAL DER GUTHABEN LUF 1.090.222

2.14.

Op het door belanghebbende overgelegde bankstuk van de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 28 augustus 1999 staat onder meer het volgende vermeld:

KUPON 04/11/1999 BAYER.VEREINSBK.AG.(MTN) 69/99 8,000%

4.080,49 [NLG; Hof] 09/11/99

(…)

KUPON 07/02/2000 KFW INT.FIN.INC.(MTN) 97/02 7,250%

3.845,09+ [NLG; Hof] 14/02/2000

2.15.

Op het door belanghebbende overgelegde bankstuk betreffende de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 30 december 1999 staat onder meer het volgende vermeld:

WÄHRUNGEN SCHÄTZUNGSKURS IN ‘LUF’

NLG 18,30544

(…)

TOTAL DER GUTHABEN LUF 1.202.260

2.16.

Op het door belanghebbende overgelegde bankstuk betreffende de in 2.3 bedoelde bankrekening met datum 29 december 2000 staat onder meer het volgende vermeld:

WÄHRUNGEN SCHÄTZUNGSKURS IN ‘LUF’

NLG 18,30544

(…)

TOTAL DER GUTHABEN LUF 1.188.543

2.17.

De in 2.3 bedoelde bankrekening is opgeheven op 19 april 2002.

2.18.

Op 5 december 2012 heeft de heer [D] een schriftelijke verklaring in de Engelse taal opgesteld. De verklaring behoort tot de gedingstukken. In de verklaring stelt de heer [D] te bevestigen dat het geld op de in 2.3 bedoelde bankrekening van hem was, dat hij het geld contant heeft meegenomen toen de bankrekening werd opgeheven en dat hij het geld heeft gebruikt voor renovatie van onroerend goed in Hongarije en voor de aanschaf van een auto eveneens in Hongarije.

3 Geschil na verwijzing, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

De Hoge Raad heeft in het tweede verwijzingsarrest, voor zover van belang, het volgende overwogen:

4.7.

In verband met het voorgaande dient het verwijzingshof te beoordelen:

(i) of de Inspecteur voor elk van de jaren 1990 tot en met 2000 het bewijs heeft geleverd dat belanghebbende het feit ter zake waarvan de boete is opgelegd, heeft begaan, en

(ii) (voor zover het verwijzingshof van oordeel is dat het bewijs van beboetbare feiten is geleverd) of elk van de opgelegde boeten gelet op de omstandigheden van het geval een passende en ook geboden sanctie voor de begane vergrijpen is.

De Hoge Raad verstaat hierbij onder boeten: opgelegde verhogingen en boeten.

In beroep is voorts in geschil:

(iii) of belanghebbende recht heeft op een vergoeding wegens geleden immateriële schade ten bedrage van € 27.500.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat de vragen (i) en (ii) ontkennend moeten worden beantwoord en vraag (iii) bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in de beroepen steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen, vernietiging dan wel kwijtschelding van de verhogingen, vernietiging van de boeten, vernietiging van de beschikkingen heffingsrente en toekenning van een vergoeding wegens geleden immateriële schade ten bedrage van € 27.500. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging dan wel kwijtschelding van de verhogingen voor de jaren 1990, 1991 en 1992, vermindering van de verhogingen vanaf de jaren 1993 – na kwijtschelding – tot 64 percent en vermindering van de boeten tot 64 percent van het nagevorderde belastingbedrag.

4 Gronden

5 Beslissing