Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-12-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:6032, 12-00344

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-12-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:6032, 12-00344

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 december 2013
Datum publicatie
31 december 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:6032
Zaaknummer
12-00344
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 30

Inhoudsindicatie

Belanghebbende krijgt een proceskostenvergoeding omdat de Heffingsambtenaar in de bezwaarprocedure weigerde de concept-matrix, waarop zijn waardering van de onroerende zaak was gebaseerd, in afschrift aan belanghebbende te verstrekken. Het verstrekken van de concept-matrix had de gang naar de rechter kunnen voorkomen.

De redelijke termijn is in de bezwaarprocedure niet overschreden gelet op het bepaalde in artikel 30, lid 8, Wet WOZ.

Uitspraak

Team Belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00344

Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 24 mei 2012, nummer AWB 11/176, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te melden beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij door de Heffingsambtenaar aan belanghebbende krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) gezonden beschikking van 28 februari 2010 (hierna: de beschikking) is de waarde van de onroerende zaak [A-straat] 23 te [woonplaats] per de waardepeildatum 1 januari 2009 voor het belastingjaar 2010 vastgesteld op € 469.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen 2010 (hierna: de aanslag) bekend gemaakt.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar (ingekomen op 18 maart 2010) heeft de Heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken van 17 december 2010 de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken op 17 januari 2011 in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.

1.4.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbend heeft een conclusie van repliek ingediend, de Heffingsambtenaar een conclusie van dupliek.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 26 september 2013 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord mevrouw [B] verbonden aan [C] te [woonplaats], als gemachtigde van belanghebbende, en namens de Heffingsambtenaar de heer [D].

Ter zitting zijn tevens behandeld de zaken met hofkenmerknummers 12/00345 tot en met 12/00349.

1.8.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Bij de beschikking is de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2009 vastgesteld op € 469.000.

2.2.

Belanghebbende is tegen de beschikking bij brief van 17 maart 2010, bij de Heffingsambtenaar binnengekomen op 18 maart 2010, in bezwaar gekomen. Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht te worden gehoord.

2.3.

Het hoorgesprek heeft op 9 december 2010 plaatsgevonden, nadat de taxateur van de gemeente de onroerende zaak op 21 september 2010 inpandig had opgenomen. Tijdens het hoorgesprek heeft de gemachtigde van belanghebbende inzage gehad in de concept-matrix, welke naar aanleiding van de inpandige opname door de taxateur was opgemaakt. Het verzoek van de gemachtigde om een kopie van de concept-matrix aan haar te verstrekken, is door de Heffingsambtenaar afgewezen. In de conclusie van dupliek van de Heffingsambtenaar is vermeld dat de concept-matrix na het hoorgesprek is vernietigd.

2.4.

De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraken, gedagtekend 17 december 2010, de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

2.5.

Belanghebbende is tegen de uitspraken op 17 januari 2011 in beroep gekomen. Tot de door de Heffingsambtenaar bij de Rechtbank ingediende stukken behoort een taxatierapport, gedagtekend 28 februari 2011, uitgebracht door [E], taxateur onroerende zaken van [F]. In dat taxatierapport, voorzien van vergelijkingsobjecten en van een matrix, is de waarde van de onroerende zaak naar de waardepeildatum 1 januari 2009 vastgesteld op € 469.000.

2.6.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de waarde van de onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog zijn vastgesteld.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is in geschil uitsluitend het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding in verband met het niet verstrekken door de Heffingsambtenaar van een kopie van de concept-matrix?

2. Heeft belanghebbende recht op een vergoeding van immateriële schade op grond van het overschrijden van de redelijke termijn?

De waarde van de onroerende zaak is niet meer in geschil.

Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend, de Heffingsambtenaar ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenvergoeding en de schadevergoeding, de veroordeling van de Heffingsambtenaar tot de vergoeding van de proceskosten in eerste aanleg tot een bedrag van € 1.092,50 en tot de veroordeling van de Heffingsambtenaar tot vergoeding van de schade wegens het overschrijden van een redelijke termijn.

De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing