Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-12-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:6114, 11-00713 tot en met 11-00728

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-12-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:6114, 11-00713 tot en met 11-00728

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 december 2013
Datum publicatie
3 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:6114
Zaaknummer
11-00713 tot en met 11-00728

Inhoudsindicatie

Het Hof acht aannemelijk dat de zoon van belanghebbende de economisch gerechtigde is tot de tegoeden op de Luxemburgse bankrekening en de daarmee behaalde rendementen, ondanks het feit dat belanghebbendes echtgenote de rekeninghouder is. Het Hof vermindert de primitieve aanslag en vernietigt de navorderingsaanslagen, de verhogingen (na kwijtschelding), de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 11/00713 tot en met 11/00728

Uitspraken op de hoger beroepen van

de heer [belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 5 oktober 2011, nummers AWB 10/90 tot en met AWB 10/105,

en de incidenteel hoger beroepen van

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst Oost Brabant/[inspecteur],

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 5 oktober 2011, nummers AWB 10/92 en AWB 10/105,

in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur,

betreffende na te melden belastingaanslagen, kwijtscheldingsbeschikkingen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 1995 tot en met 1997 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met verhogingen van honderd percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen geen kwijtschelding is verleend. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen, verhogingen en heffingsrenten:

aanslagnummer

dagtekening

jaar

belasting-

ver-

heffings-

bedrag

hoging

rente

[aanslagnummer].H57

31 december 2007

1995

10.370

10.370

3.601

[aanslagnummer].H67

31 december 2008

1996

12.807

12.807

4.369

[aanslagnummer].H77

31 december 2008

1997

18.350

18.350

5.985

1.2.

Aan belanghebbende zijn voorts over de jaren 1998 tot en met 2004 navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd, alsmede boeten van honderd percent van de nagevorderde belasting. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen, boeten en heffingsrenten:

aanslagnummer

dagtekening

jaar

belasting-

boete

heffings-

bedrag

rente

[aanslagnummer].H87

31 december 2008

1998

21.890

21.890

6.430

[aanslagnummer].H97

31 december 2008

1999

26.559

26.559

7.004

[aanslagnummer].H07

31 december 2008

2000

30.055

30.055

6.835

[aanslagnummer].H17

31 december 2008

2001

6.745

6.745

1.239

[aanslagnummer].H27

31 december 2007

2002

15.031

15.031

2.266

[aanslagnummer].H37

31 december 2008

2003

8.286

8.286

1.025

[aanslagnummer].H47

31 december 2008

2004

9.056

9.056

803

1.3.

Aan belanghebbende is verder over het jaar 2005 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, alsmede een boete van honderd percent van de nagevorderde belasting. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslag, boete en heffingsrente:

aanslagnummer

dagtekening

jaar

belasting-

boete

heffings-

bedrag

rente

[aanslagnummer].H56

31 december 2008

2005

30.348

19.653

2.903

1.4.

Aan belanghebbende is voorts over de jaren 1996 en 1997 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met verhogingen van honderd percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen geen kwijtschelding is verleend. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen, verhogingen en heffingsrenten:

aanslagnummer

dagtekening

jaar

belasting-

ver-

heffings-

bedrag

hoging

rente

[aanslagnummer].K67

31 december 2007

1996

2.291

2.291

794

[aanslagnummer].K77

31 december 2008

1997

3.685

3.685

1.200

1.5.

Aan belanghebbende zijn ten slotte over de jaren 1998 tot en met 2000 navorderingsaanslagen in de VB opgelegd, alsmede boeten van honderd percent van de nagevorderde belasting. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen, boeten en heffingsrenten:

aanslagnummer

dagtekening

jaar

belasting-

boete

heffings-

bedrag

rente

[aanslagnummer].K87

31 december 2008

1998

3.621

3.621

1.062

[aanslagnummer].K97

31 december 2008

1999

4.314

4.314

1.136

[aanslagnummer].K07

31 december 2008

2000

4.968

4.968

1.129

1.6.

De in 1.1 tot en met 1.3 aangehaalde navorderingsaanslagen en aanslag, daarbij gegeven kwijtscheldingsbeschikkingen dan wel boetebeschikkingen en daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur verminderd.

1.7.

De in 1.4 en 1.5 aangehaalde navorderingsaanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd, terwijl de bij deze navorderingsaanslagen gegeven kwijtscheldingsbeschikkingen dan wel boetebeschikkingen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn verminderd.

1.8.

Belanghebbende is van de in 1.6 en 1.7 aangehaalde uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van de twee beroepen met nummers AWB 10/100 en AWB 10/105 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van elk € 41. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.061, gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt en belanghebbendes verzoek om schadevergoeding afgewezen.

1.9.

Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van de hoger beroepen met kenmerken 11/00723 en 11/00728 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van elk € 112. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.10.

De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Rechtbank met de nummers AWB 10/92 en AWB 10/105. Het Hof heeft belanghebbende niet in de gelegenheid gesteld de incidenteel hoger beroepen van de Inspecteur te beantwoorden (artikel 27m, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; hierna: de AWR). Nu belanghebbende in hoger beroep volledig in het gelijk wordt gesteld, is het Hof van oordeel dat hij niet in zijn procesbelang is geschaad.

1.11.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.12.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 23 oktober 2013 te ‘s‑Hertogenbosch. De hoger beroepen van de belanghebbendes echtgenote, mevrouw [A], in de zaken met nummer 11/00710 tot en met 11/00712 zijn gelijktijdig behandeld. Verschenen en gehoord zijn mevrouw [A] en belanghebbendes gemachtigde, mevrouw [B], alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C], mevrouw [D] en de heer [E].

1.13.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.14.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de ander niet, althans onvoldoende, weersproken, voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met mevrouw [A] (hierna: de echtgenote). Eén van de vier kinderen van belanghebbende en zijn echtgenote is de heer [F] (hierna: de zoon), geboren op 1 november 1965.

2.2.

De zoon heeft in Amerika de studie “Masters in Business Administration, majoring in Finance and International Marketing” gevolgd. Daarna heeft de zoon in Singapore stage gelopen en gewerkt in de financiële sector, met name in de beleggingswereld. Van januari 1994 tot en met 2001 is de zoon werkzaam in [plaats] (Indonesië), aanvankelijk als President Director bij [bedrijf 1] en later voor zichzelf bij [bedrijf 2].

2.3.

Tot zijn emigratie op 30 maart 1995 staat de zoon in de bevolkingsadministratie ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats], het woonadres van belanghebbende en de echtgenote. Na zijn emigratie komt de zoon uitsluitend voor vakanties en familiebezoek naar Nederland.

2.4.

De zoon heeft in Nederland steeds bankrekeningen aangehouden bij ABN AMRO en de Rabobank. Voorts heeft hij steeds vermogen aangehouden bij diverse bankinstellingen buiten Nederland, met name in Azië.

2.5.

Tot de gedingstukken behoort een kopie van een stuk met als opschrift “agreement”, gedagtekend 2 mei 1994 (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst is getypt op Indonesisch aktepapier uit 1994 en voorzien van een aktezegel van een soort die in 1994 in Indonesië geldig was. De overeenkomst bevat de volgende tekst:

“On this day, Monday the 2nd of May 1994, the undersigned, Mr.[F], Dutch national with passport number [G] herewith formally requests his mother, Mrs.[A], Dutch national with passport number [H], to open a bank account in Luxembourg, at a bank of her own choosing.

Mr.[F] herewith undertakes to seed said account and gives Mrs. [A] full authority to effect any and all transactions on his behalf, either as a result of specific requests emanating from him, or on the basis of ‘full discretion and best intentions’ on the part of his mother.

It is furthermore understood and agreed to by both parties that any gains or losses as a result of any transactions effected on said account will solely accrue to Mr. [F] and that he will fully indemnify Mrs. [A] for any potential financial claims and/or losses relating to said account.

Mr.[F]

Mrs.[A]”

De overeenkomst is ondertekend door de zoon en de echtgenote.

2.6.

Belanghebbendes echtgenote heeft in september 1994, op haar naam, een bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] (verder: de bankrekening) geopend bij Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) S.A. (hierna: Van Lanschot). Belanghebbende en zijn echtgenote zijn daarbij als tekenbevoegden geregistreerd. Daarbij werd gebruik gemaakt van de mogelijkheid van “postbewaring”. Belanghebbendes echtgenote ontving geen bankafschriften per post, maar wel maandelijks overzichten per fax.

2.7.

Gedurende 1994 hebben geen contante stortingen op de bankrekening plaatsgevonden, maar is een aantal effecten interbancair via Credit Suisse Zürich overgeboekt.

2.8.

In de loop der jaren zijn via de bankrekening effecten aangekocht en verkocht. De op de effecten uitgekeerde dividenden werden op de bankrekening bijgeboekt; de op de dividenden ingehouden dividend- of bronbelasting is niet teruggevraagd of verrekend. Tevens hebben enkele overboekingen plaatsgevonden:

 op 9 oktober 1998 is $ 74.224 overgeboekt naar de zoon in Indonesië;

 op 17 mei 2000 is € 22.635 overgemaakt naar Nat. Westminster Bank te Frankfurt; en

 op 9 december 2004 is € 6.766,96 ontvangen van [K].

Tot slot zijn er ook transacties geweest in contanten:

 op 13 augustus 2002 is een kasstorting gedaan van € 15.000; en

 in de periode 1995-2006 zijn negen kasopnamen gedaan van bedragen variërend van € 6.806 (f 15.000) tot ruim € 22.000.

2.9.

Belanghebbende noch zijn echtgenote hebben de op de bankrekening genoten inkomsten en aangehouden tegoeden in de aangifte IB/PVV en VB aangegeven.

2.10.

Op 18 februari 2005 hebben de Belgische belastingautoriteiten op grond van artikel 4 van de Richtlijn 77/799/EEG van 19 december 1977 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op het gebied van de directe belastingen spontaan gegevens verstrekt aan de FIOD/ECD met betrekking tot Nederlandse ingezetenen die rekeningen hebben aangehouden bij Van Lanschot. Deze gegevens bestaan uit een begeleidende Nota met twaalf bijlagen, aangeduid als B.1 tot en met B.12. Uit deze bijlagen is gebleken dat bij Van Lanschot op naam van “[A]” een bankrekening werd gehouden met als rekeningnummer [rekeningnummer 1].

2.11.

Per 10 oktober 2008 is de bankrekening gesloten en zijn de daarop gestalde tegoeden overgeschreven op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] ten name van de zoon.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is belanghebbendes zoon de economisch gerechtigde tot de tegoeden op de bankrekening en de daarmee behaalde rendementen?

II. Zo nee, belet het vertrouwensbeginsel het heffen van IB/PVV en VB over de tegoeden op de bankrekening en/of de daarmee behaalde rendementen?

III. Indien vraag I en vraag II ontkennend worden beantwoord: kan belanghebbende opzet worden verweten?

IV. Zo ja, zijn de opgelegde verhogingen (na kwijtschelding) en boeten een passende en ook geboden sanctie?

Het geschil in de incidenteel hoger beroepen betreft het antwoord op de volgende vraag:

V. Indien vraag I en vraag II ontkennend moeten worden beantwoord: heeft de Rechtbank het inkomen uit sparen en beleggen juist vastgesteld?

Belanghebbende is van mening dat de vragen I en II bevestigend en de vragen III en IV ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Partijen zijn het erover eens dat vraag V ontkennend moet worden beantwoord.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank betreffende de nummers AWB 10/90, AWB 10/91 en AWB 10/93 tot en met AWB 10/104. De Inspecteur concludeert voorts tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank betreffende de nummers AWB 10/92 en AWB 10/00105, vernietiging van de onderliggende uitspraken op bezwaar voor zover het de belastingaanslagen betreft, vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 tot een berekend naar een inkomen uit sparen en beleggen van € 9.790 onder handhaving van alle overige elementen van de aanslag en vermindering van de aanslag IB/PVV 2005 tot een berekend naar een inkomen uit sparen en beleggen van € 10.843 onder handhaving van alle overige elementen van de aanslag. Dienovereenkomstig dienen de beschikkingen heffingsrente betreffende die (navorderings)aanslagen te worden verminderd.

3.4.

Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de in 1.6 en 1.7 aangehaalde uitspraken op bezwaar, vernietiging van de in 1.1 tot en met 1.5 aangehaalde belastingaanslagen, verhogingen, kwijtscheldingsbeschikkingen en boetebeschikkingen.

Subsidiair concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de in 1.6 en 1.7 aangehaalde uitspraken op bezwaar voor zover het de verhogingen en kwijtscheldingsbeschikkingen en boetebeschikkingen betreft, en vernietiging van alle in 1.1 tot en met 1.5 aangehaalde verhogingen, kwijtscheldingsbeschikkingen en boetebeschikkingen. Voor wat betreft de navorderingsaanslagen IB/PVV 2002 en IB/PVV 2005 conformeert belanghebbende zich voor de berekening van het inkomen uit sparen en beleggen aan de conclusie van de Inspecteur, zoals vermeld onder 3.3.

Meer subsidiair concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de in 1.6 en 1.7 aangehaalde uitspraken op bezwaar voor zover het de verhogingen en kwijtscheldingsbeschikkingen en boetebeschikkingen betreft, en (gedeeltelijke) kwijtschelding van de verhogingen en vermindering van de boetbeschikkingen. Voor wat betreft de navorderingsaanslagen IB/PVV 2002 en IB/PVV 2005 conformeert belanghebbende zich voor de berekening van het inkomen uit sparen en beleggen aan de conclusie van de Inspecteur, zoals vermeld onder 3.3. Dienovereenkomstig dienen de beschikkingen heffingsrente betreffende die (navorderings)aanslagen te worden verminderd.

4 Gronden

5 Beslissing