Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-12-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:6118, 13-00536
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-12-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:6118, 13-00536
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 december 2013
- Datum publicatie
- 6 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:6118
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2715
- Zaaknummer
- 13-00536
Inhoudsindicatie
In geschil is of een door belanghebbende verzonden e-mail moet worden aangemerkt als een bezwaarschrift. Het Hof beslist dat het vragen om een gesprek met een ambtenaar over de als zodanig in de e-mail geduide legesnota geen andere conclusie toelaat dan dat belanghebbende daarmee te kennen heeft gegeven bezwaar te hebben tegen deze legesnota.
Uitspraak
Team belastingrecht
Negende enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/00536
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 26 februari 2013, nummer AWB 11/1718 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Maastricht
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen aan belanghebbende gezonden schriftelijke kennisgeving leges.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 3 december 2010 en met factuurnummer [00000] een schriftelijke kennisgeving in de vorm van een legesnota gezonden voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een principe-uitspraak voor het bouwen van een hotel en het verbouwen van een bestaand pand aan de [A-straat] 3 te [B], ten bedrage van € 69.478,19 (hierna: de legesnota). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak van 11 augustus 2011 (verzonden op 17 augustus 2011) het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van
€ 118.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 11 november 2013 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, mevrouw [C], advocaat te [B], alsmede namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [D].
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft vervolgens aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Naar aanleiding van de legesnota heeft mevrouw [E] van [F] op 10 december 2010 om 15.45 uur de volgende e-mail aan de heer [G] van de gemeente [B] verzonden:
‘Onderwerp: afspraak verzoek
Geachte heer [G],
Inzake de aanslagen [00001] (Hof: opgelegd aan [H] BV) en [00000] wilden wij graag een gesprek met dhr. [J].
Na veelvuldig getelefoneer werd ons verzocht teneinde deze afspraak te arrangeren hiertoe per mail een verzoek aan u te richten.
U zou immers kunnen inschatten welke personen er eventueel bij dit gesprek aanwezig zouden moeten zijn.
Kunt u ons laten weten waar en wanneer deze afspraak kan plaatsvinden.’
Op 1 februari 2011 om 9.27 uur heeft mevrouw [K] van de gemeente [B] de volgende e-mail verzonden aan mevrouw [E]:
‘Onderwerp: Afspraak verzoek bezwaren tegen rekeningen [nummer 1] (Hof: de legesnota)/[nummer 2]/[nummer 3].
Geachte mevrouw [E],
Vorig jaar in [de] december heb ik nav uw e-mail telefonisch contact opgenomen met de heer [L].
In dit gesprek is besproken dat ik een gesprek voor de heer [L] regel, nadat wij het bezwaarschrift schriftelijk voorzien van handtekening hebben ontvangen van u. Tot op heden hebben wij geen bezwaar mogen ontvangen van u, waardoor het gesprek ook niet plaats kan vinden, zoals telefonisch besproken.
Na het indienen van het bezwaarschrift ontvangt u een ontvangstbevestiging van ons. Daarna zal betreffende jurist uw bezwaar in behandeling nemen.
Bij deze wil ik u tevens nogmaals informeren dat het indienen van een bezwaarschrift de betalingsverplichting niet opschort.’
Op 1 februari 2011 om 13.20 uur heeft mevrouw [E] de e-mail van mevrouw [K] als volgt beantwoord:
‘Onderwerp: Afspraak verzoek bezwaren tegen rekeningen [nummer 1] (Hof: de legesnota)/[nummer 2]/[nummer 3].
Bijlagen: Bezwaarschrift Gemeente.pdf
Geachte mevrouw [K],
Bedankt voor uw reactie.
Wij hebben op 10 december jl., parallel aan de mail die wij naar dhr. [J] hebben gestuurd, zoals het hoort per brief een bezwaarschrift ingediend.
Wij hebben hier tot op heden echter geen ontvangstbevestiging van ontvangen. Wij hadden gehoopt door de mail die wij gestuurd hebben voor de vervaltermijn van de aanslagen in gesprek met u te komen om zodoende onze bezwaren kenbaar te maken en toe te lichten. Doordat wij nog geen ontvangstbevestiging hebben ontvangen en zodoende blijkbaar geen gesprek kan plaatsvinden is de vervaltermijn reeds verlopen.
Wij denken dat wij (aantoonbaar) adequaat gehandeld hebben, het bezwaar schriftelijk verstuurd en meermaals per mail en telefonisch contact gezocht.
Het kan niet zo zijn dat u nu stelt dat er nog geen uitnodiging voor het gesprek kan plaatsvinden terwijl onze brief en de eerste mail bijna twee maanden geleden de deur zijn uitgegaan.’
De in 2.3 genoemde bijlage ‘Bezwaarschrift Gemeente.pdf’ luidt als volgt:
‘Domein Stadsontwikkeling, Economie en Beheer
T.a.v. de heffingsambtenaar
Postbus 1992
5201 BZ Maastricht
[B], 10 december 2010
Betreft: Bezwaar tegen factuurnummer [00001] en [00000]
Geachte heer/mevrouw,
Middels dit schrijven maken wij bezwaar tegen bovengenoemde nota’s op nader aan te geven gronden.
Wij hebben hiertoe reeds per mail verzocht om een afspraak met de desbetreffende ambtenaren.
Wij hopen spoedig onze bezwaren in de bovengenoemde afspraak kenbaar te mogen maken waarna we de uitspraak/beslissing tegemoet zien.
Inmiddels verblijft,
Met vriendelijke groet,
[handtekening]
Namens [belanghebbende] en [N] [L]
[E]
[telefoonnummer] ’
De onderhavige bijlage is vervolgens met dagtekening 3 februari 2011 als bezwaarschrift in het postregistratiesysteem van de gemeente [B] opgenomen. Bij brief van 4 februari 2011 heeft de Heffingsambtenaar de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd.
Bij e-mail van 21 februari 2011 aan mevrouw [E] heeft de heer [O] van de gemeente [B] verzocht in verband met voornemen op korte termijn een hoorzitting te houden de gronden van het bezwaar aan te vullen. Bij e-mail van 24 februari 2011 heeft mevrouw [E] aan dit verzoek voldaan. Vervolgens heeft op 17 maart 2011 een hoorzitting plaatsgevonden.
Bij brief van 12 juli 2011 heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat naar zijn oordeel sprake is van een niet tijdig ingediend bezwaarschrift en dat niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar zal volgen tenzij belanghebbende aannemelijk maakt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Bij brief van 20 juli 2011 heeft belanghebbende op de brief van 12 juli 2011 een reactie gegeven.
Bij uitspraak van 11 augustus 2011 (verzonden op 17 augustus 2011) heeft de Heffingsambtenaar belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Voorts heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar ambtshalve inhoudelijk beoordeeld en vervolgens afgewezen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep betreft het geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende met de e-mail die mevrouw [E] namens hem op 10 december 2010 aan de heer [G] heeft gezonden, in samenhang met de nadien gevoerde telefoongesprekken, tijdig bezwaar heeft ingesteld.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Partijen hebben hieraan ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:
Belanghebbende
Ik heb telefonisch gesproken met de heer [G] die de aanvraag heeft behandeld, met de heer [J] van de afdeling belastingen en met mevrouw [K]. Ik heb telefonisch contact gezocht omdat de nota’s op de verkeerde naam en het verkeerde adres waren gesteld. De nota’s heeft iemand bij ons afgeleverd.
Op de vraag van het Hof op welke dag in december 2010 ik mevrouw [K] heb gesproken, moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik weet dat niet meer.
De gemeente [B] wist via de telefonische gesprekken van mijn bezwaren. Je vraagt in een e-mail immers geen gesprek aan als je geen bezwaren hebt. Op 10 december heeft [E] het bezwaarschrift ter post bezorgd, het is kennelijk nooit aangekomen.
Heffingsambtenaar
In eerste instantie stelt belanghebbende dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd, vervolgens dat de e-mail van 10 december 2010 als bezwaarschrift moet worden aangemerkt en nu dat die e-mail en de telefoongesprekken tezamen als het bezwaarschrift moeten worden aangemerkt. Overigens vind ik dat de e-mail van 10 december 2010 niet als een bezwaarschrift kan worden aangemerkt. Dat is door belanghebbende in de telefoongesprekken ook niet als zodanig kenbaar gemaakt. Ik betwist dat de gemeente [B] via de telefoongesprekken wist van de bezwaren van belanghebbende. Als we dit toe zouden laten, dan zou dat een ongewenst precedent scheppen.
Desgevraagd kan ik meedelen dat er bij mijn weten nog gesprekken met belanghebbende plaatsvinden. Ik zal dit punt met mijn collega’s bespreken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspaak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar, ontvankelijkverklaring van het bezwaar en terugwijzing van de zaak naar de Heffingsambtenaar. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.