Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-02-2013, BZ0678, 12-00253

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-02-2013, BZ0678, 12-00253

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 februari 2013
Datum publicatie
6 februari 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0678
Zaaknummer
12-00253

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft deelgenomen aan een door een ondernemersorganisatie georganiseerde driedaagse GVB-cursus en daar zijn GolfVaardigheidsBewijs gehaald. Belanghebbende stelt dat de in dit kader gemaakte kilometers zijn gereden ten behoeve van zakelijke doeleinden. Hij heeft verklaard dat hij zijn GVB louter heeft behaald om, als ondernemer, meer kans te maken op het binnenhalen van specifieke opdrachten.

Het Hof hecht geloof aan de verklaring van belanghebbende.

Beroep gegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00253

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum Auto,t

hierna: de Inspecteur,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 11 april 2012, nummer AWB 11/4493, in het geding tussen

de heer X, wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur

betreffende na te noemen naheffingsaanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is onder aanslagnummer 0000.000.000.00000 over het jaar 2008 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 17.209 (hierna: de naheffingsaanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en hem gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 december 2012 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en de gemachtigde van belanghebbende. De Inspecteur is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat hij bij op 14 november 2012, met nummer -------------, aangetekend naar het op het briefhoofd van de Inspecteur vermelde postbusnummer te A verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting.

Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.

Hieruit volgt dat de uitnodiging op 16 november 2012 op het door de Inspecteur opgegeven postadres is afgeleverd.

1.5. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.6. Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van belanghebbende tijdens het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1. Belanghebbende is directeur/aandeelhouder van B B.V., welke B.V. alle aandelen bezit in C1 B.V.. Laatstgenoemde B.V. houdt alle aandelen in C B.V., welke B.V. lid is van Uneto-VNI, een ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel. Belanghebbende is in persoon directeur van C B.V.. Ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag was hij woonachtig te Y.

2.2. Van 1 januari tot en met 31 december 2008 heeft belanghebbende, zoals hij tijdens het onderzoek ter zitting heeft verklaard, een D met kenteken 00-XX-XX van zijn werkgever, C B.V., ter beschikking gehad. Belanghebbende heeft over deze periode een sluitende kilometerregistratie bijgehouden. Deze administratie vermeldt dat met de auto 327,6 kilometer voor privé doeleinden is gereden. De Inspecteur is er overigens, zonder dat expliciet te vermelden en zonder daarnaar onderzoek te hebben verricht, bij het opleggen van de naheffingsaanslag en in het geding er vanuit gegaan dat belanghebbende werknemer was van C B.V. en dat belanghebbende de in geding zijnde auto ter beschikking had van C B.V..

2.3. In de periode 5 tot en met 7 september 2008 heeft belanghebbende deelgenomen aan een door Uneto-VNI georganiseerde driedaagse GVB-cursus in E. In deze periode is met de auto 738,4 kilometer gereden ten behoeve van naar belanghebbende stelt, maar de Inspecteur betwist, zakelijke doeleinden.

2.4. Belanghebbende heeft de in 2.3 bedoelde cursus afgesloten met het behalen van zijn GolfVaardigheidsBewijs (hierna: GVB).

2.5. Van mening zijnde dat de op 5, 6 en 7 september 2008 gereden kilometers een privédoel dienden, heeft de Inspecteur met dagtekening 19 oktober 2010 aan belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd, op welke aanslag onder het kopje 'Ondertekening' staat vermeld dat deze "naheffingsaanslag is vastgesteld door de inspecteur van Belastingdienst/Oost/

Landelijk Coördinatiecentrum Auto".

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de naheffingsaanslag bevoegdelijk opgelegd?

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord.

II. Heeft belanghebbende doen blijken dat hij de auto, welke hij in het onderhavige jaar ter beschikking gesteld had gekregen van zijn werkgever, voor minder dan 500 kilometer in privé heeft gebruikt? Het geschil spitst zich toe op de vraag of de ritten welke belanghebbende op 5, 6 en 7 september 2008 heeft gemaakt in verband met deelname aan een golfseminar als zakelijk dan wel als privé zijn aan te merken.

Belanghebbende is van mening dat deze ritten als zakelijke ritten zijn aan te merken. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt en op hetgeen belanghebbende tijdens de zitting geloofwaardig heeft verklaard.

3.3. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Vooraf

Blijkens de onder 1.4 vermelde stukken is de aldaar genoemde uitnodiging op 16 november 2012 uitgereikt. Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat de uitnodiging van de Inspecteur om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.

Ten aanzien van het geschil

Vraag I

4.1. Om proceseconomische redenen zal het Hof eerst vraag II beantwoorden.

Vraag II

4.2. De Rechtbank heeft in zijn uitspraak overwogen:

'2.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende, nu hij beschikt over een sluitende kilometerregistratie, doen blijken dat hij de auto in het onderhavige jaar voor minder dan 500 kilometer in privé heeft gebruikt (ex artikel 13bis, tweede lid van de Wet op de loonbelasting 1964). De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.

2.3. Belanghebbende heeft gedetailleerd en geloofwaardig verklaard dat hij zijn GVB louter heeft behaald om, als ondernemer, meer kans te maken op het binnenhalen van specifieke opdrachten van F en van de G. Voorts is van belang dat het golfevenement werd georganiseerd door Uneto-Vni, de brancheorganisatie waarvan belanghebbende lid is, en dat niet-leden niet konden deelnemen. Tot slot heeft belanghebbende geloofwaardig verklaard dat hij, nadat bleek dat eerdergenoemde specifieke opdrachten niet aan hem gegund werden, nog slechts één keer heeft gegolfd.

2.4. Met de in 2.3 bedoelde verklaringen heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat hij om zakelijke redenen deelnam aan het golfevenement. De inspecteur heeft hiertegen, door slechts te wijzen op in de rechtspraak algemeen geformuleerde regels, onvoldoende ingebracht. De rechtbank overweegt dat de verzwaarde bewijslast wel geldt ten aanzien van het al dan niet sluitend zijn van de kilometeradministratie, maar niet voor de juridische kwalificatie van afzonderlijke ritten.

2.5. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard en is de naheffingsaanslag vernietigd.'

4.3. Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing genomen. Bij dit oordeel heeft het Hof mede in aanmerking genomen dat de door de Inspecteur in het hoger beroepschrift aangevoerde gronden vrijwel gelijkluidend zijn aan zijn in het verweerschrift in eerste aanleg uiteengezette argumenten waarom hij van mening is dat sprake is van voor zakelijke doeleinden gereden kilometers. Hij is in zijn hoger beroepschrift in het geheel niet ingegaan op met name de door de Rechtbank geloofwaardig geachte verklaringen van belanghebbende, zodat het Hof geen reden heeft om het oordeel van de Rechtbank voor wat betreft de geloofwaardigheid van die verklaringen onjuist te achten.

4.4. Aan hetgeen de Rechtbank heeft overwogen voegt het Hof toe dat belanghebbende tijdens het onderzoek ter zitting bij zijn ten overstaan van de Rechtbank afgelegde verklaring is gebleven en die verklaring voor wat betreft de zakelijke aspecten van de deelname aan de golfcursus nog nader heeft toegelicht. Het Hof, dat geen aanleiding ziet voor twijfel aan de geloofwaardigheid van die nadere toelichting, ziet in die toelichting een versterking van de bij de Rechtbank afgelegde verklaring.

4.5. Vraag II dient te worden beantwoord in de door belanghebbende voorgestane zin, zodat vraag I geen beantwoording behoeft.

Slotsom

4.6. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden bevestigd.

Ten aanzien van het griffierecht

4.7. Nu de uitspraak van de Rechtbank in stand blijft, wordt ter zake van het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep een griffierecht geheven van € 466.

Ten aanzien van de proceskosten

4.8. Nu het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep ongegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot betaling van een tegemoetkoming in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

4.9. Het Hof stelt deze tegemoetkoming, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 472 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 944.

4.10. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft gemaakt.

5. Beslissing

Het Hof

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,

- bepaalt dat van de Inspecteur ter zake van het door hem ingestelde hoger beroep door tussenkomst van de griffier een griffierecht wordt geheven van € 466,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 944, en

- wijst de Staat aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op: 1 februari 2013 door P.A.G.M. Cools, voorzitter, P. Fortuin en G.D. van Norden, in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.