Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-05-2013, CA2541, 12-00312

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-05-2013, CA2541, 12-00312

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 mei 2013
Datum publicatie
10 juni 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:CA2541
Zaaknummer
12-00312

Inhoudsindicatie

Aanslag 2007 wegens het gebruik van een standplaats op een camping.

De standplaats was in 2007 via het rioolstelsel van de camping aangesloten op het rioolstelsel van de gemeente en belanghebbende maakte daarvan gebruik.

Per 1 januari 2007 heeft gemeentelijke herindeling plaatsgevonden. In de oude gemeente werden geen aanslagen in het rioolrecht opgelegd aan de gebruikers van belastbare verblijven op de camping, maar aan de exploitant van de camping. Deze werkwijze is voorafgaande aan 1 januari 2007 zeker drie a vier jaren gevolgd. De teksten van de verordeningen rioolrecht bleven al die jaren ongewijzigd.

1. Is belanghebbende terecht aangemerkt als gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd?

2. Kan belanghebbende zich met vrucht beroepen op door de Heffingsambtenaar opgewekt vertrouwen?

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00312

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Roermond (hierna: de Rechtbank) van 14 mei 2012, nummer AWB 10/825 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Z,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de aan belanghebbende op 30 november 2009 opgelegde aanslag in het rioolrecht voor het jaar 2007.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in het rioolrecht opgelegd tot een bedrag van € 153 wegens het gebruik van een standplaats op camping A te B. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 februari 2013 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord de Heffingsambtenaar. Belanghebbende noch zijn gemachtigde is verschenen. De gemachtigde heeft het Hof bij brief van 25 januari 2013 bericht de zitting niet bij te zullen wonen.

1.5. Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaringen van de Heffingsambtenaar tijdens het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1. De aanslag rioolrecht voor het jaar 2007 is aan belanghebbende opgelegd op

30 november 2009 wegens het gebruik van de door hem gehuurde standplaats X000 op camping A te B (hierna: de camping). De standplaats was in 2007 via het rioleringsstelsel van de camping aangesloten op het rioolstelsel van de gemeente en belanghebbende maakte daarvan gebruik.

2.2. De exploitant van de camping heeft bij onder meer belanghebbende over het jaar 2007 en voorafgaande jaren kosten in rekening gebracht voor het gebruik van het riool.

2.3. Per 1 januari 2007 heeft herindeling plaatsgevonden van de voormalige gemeenten C en Z (hierna: D) tot de nieuwe gemeente Z (hierna: Z). In D - waaronder B - werden de aanslagen in het rioolrecht niet opgelegd aan de gebruikers van belastbare verblijven op de camping, maar aan de exploitant van de camping. Deze werkwijze is voorafgaande aan 1 januari 2007 zeker drie a vier jaren gevolgd. In die jaren golden dezelfde teksten van de verordeningen rioolrecht als die in het jaar 2007.

2.4. In 2007 gold in de gemeente Z de Verordening Rioolrecht 2007 (hierna: de Verordening). De Verordening luidde - voor zover van belang - als volgt:

"Artikel 2. Belastbaar feit en belastingplicht

1. Onder de naam "rioolrecht" wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:

a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

(...)

Artikel 3. Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat, indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

(...)

Artikel 5. Belastingtarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt bij een hoeveelheid afvalwater van:

1. 1 tot en met 150 m3: € 153,--;

(...)

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7

1. De rechten worden bij wege van aanslag geheven.

(...)".

2.5. Bij de op 30 november 2009 aan belanghebbende opgelegde aanslag rioolrecht voor het jaar 2007 was een van de wethouder financiën van de gemeente Z, E, afkomstige informatiebrief van 20 november 2009 gevoegd van vijf pagina's. Deze informatiebrief luidt - voor zover van belang - als volgt:

"Informatiebrief voor de belastingplichtige recreanten voor de rioolheffing van camping A.

Geachte mevrouw/meneer,

Ik kan mij voorstellen dat u verbaasd bent dat u eind november 2009 nog wordt aangeslagen voor rioolheffing omdat u in 2007 de beschikking had over een jaarplaats op camping A in B.

Dat u deze aanslag krijgt zal bij u waarschijnlijk enkele vragen oproepen. In deze toelichting wil ik ondermeer ingaan op punten zoals:

* Waarom in 2009 nog een aanslag rioolheffing 2007 ?

* Mag de gemeente in 2009 nog aanslagen over belastingjaar 2007 opleggen ?

* Op welke regeling is de aanslag gebaseerd ?

* Invoering lagere tariefschaal rioolheffing in 2009.

* Welke tarieven gelden voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 ?

* Heeft de belastingrechter zich al eens uitgesproken over de juistheid van soortgelijke aanslagen ?

* Volgen er ook aanslagen over 2008 en volgende jaren ?

* Wat kan ik doen als ik het niet eens ben met de aanslag ?

* Hoe kan ik aanvullende informatie krijgen ?

Waarom in 2009 nog aanslagen rioolheffing 2007 ?

Per 1 januari 2007 heeft de herindeling plaatsgevonden van C en Z.

In 2007 en 2008 zijn de belastingen van beide voormalige gemeenten geharmoniseerd. Dit wil zeggen dat de belastingheffing na harmonisatie voor de gehele nieuwe gemeente gelijk is. Vóór 1 januari 2007 werden in C al aanslagen rioolrecht opgelegd voor belastingobjecten op recreatieterreinen, waaronder ook aanslagen voor stacaravans. In D werden deze aanslagen niet opgelegd.

De gemeente heeft medio augustus 2008 aan A gevraagd om verstrekking van de gegevens van de recreanten en de belastbare verblijven op A. Daarna zijn er diverse gesprekken geweest met vertegenwoordigers van A over de rioolheffing. Van gemeentezijde is toen uitleg gegeven over de nog op te leggen aanslagen rioolheffing. A heeft informeel bezwaar gemaakt tegen de heffing. Er is gepleit voor geen of een lagere heffing. Zie ook hierna onder het kopje "Besluit van de gemeenteraad tot invoering van lagere tariefschaal".

.......".

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is belanghebbende terecht aangemerkt als gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd?

II. Kan belanghebbende zich met vrucht beroepen op door de Heffingsambtenaar opgewekt vertrouwen?

Belanghebbende is van mening dat vraag I ontkennend en vraag II bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt, en op hetgeen de Heffingsambtenaar ter zitting geloofwaardig heeft verklaard.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Vooraf

4.1. Blijkens de eerste volzin van onderdeel 6 van zijn uitspraak, heeft de Rechtbank het beroep op het vertrouwensbeginsel aldus begrepen dat belanghebbende daarmee heeft willen betogen dat de Heffingsambtenaar niet met terugwerkende kracht - in 2009 over het jaar 2007 - een aanslag rioolrecht kan opleggen.

4.2. Gelet op hetgeen belanghebbende in zijn beroepschrift van 30 juni 2010 in onderdeel 1 heeft aangevoerd kan de conclusie echter geen andere zijn, dan dat belanghebbende heeft gesteld en bedoeld dat door de jarenlang gangbare praktijk binnen de gemeente D bij hem het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat aan de gebruiker geen aanslagen ter zake van het gebruik van stacaravans zouden worden opgelegd.

4.3. Gelet op de omstandigheid dat de Rechtbank belanghebbende heeft misverstaan is het door belanghebbende ingediende hoger beroep daarom naar het oordeel van het Hof niet bij voorbaat van elke grond ontbloot.

Ten aanzien van het geschil

Vraag I

4.4. Tussen partijen staat vast dat belanghebbende in 2007 gebruiker was van de door hem gehuurde standplaats X000 op de camping en dat die standplaats in 2007 via het rioleringsstelsel van de camping aangesloten was op het rioolstelsel van de gemeente waarvan belanghebbende gebruik maakte.

4.5. Onder die omstandigheden is belanghebbende terecht aangemerkt als gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd in de zin van artikel 2 van de Verordening en als belastingplichtige voor het rioolrecht 2007.

4.6. Vraag I moet bevestigend worden beantwoord.

Vraag II

4.7. Van een in rechte te beschermen vertrouwen is pas sprake als de Heffingsambtenaar bewust en weloverwogen zijn standpunt heeft bepaald, dan wel belanghebbende redelijkerwijs mocht menen dat de Heffingsambtenaar bewust en weloverwogen zijn standpunt heeft bepaald. (Vergelijk het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 13 december 1989, nr 25 077, onder meer gepubliceerd in BNB 1990/119, van 2 december 1998, nr 33 798, onder meer gepubliceerd in BNB 1999/23, van 13 oktober 1999, nr 33 311, onder meer gepubliceerd in BNB 2000/91; van 17 januari 2003, nr 37 463, onder meer gepubliceerd in BNB 2003/188 en van 9 januari 2004, nr 38 537, onder meer gepubliceerd in BNB 2004/125.)

4.8. Tussen partijen staat vast dat in D - waaronder B - de aanslagen in het rioolrecht niet werden opgelegd aan de gebruikers van belastbare verblijven op de camping, maar aan de exploitant van de camping, dat deze werkwijze voorafgaande aan 1 januari 2007 zeker drie a vier jaren werd gevolgd en dat in die jaren dezelfde teksten van de verordeningen rioolrecht golden als die in het jaar 2007.

4.9. Eerst bij de op 30 november 2009 aan belanghebbende opgelegde aanslag rioolrecht voor het jaar 2007 was een van de wethouder financiën van de gemeente Z, E, afkomstige onder 2.5 vermelde informatiebrief van 20 november 2009 gevoegd, waarin werd medegedeeld dat deze praktijk niet langer werd gevolgd en dat de belastingheffing na harmonisatie voor de gehele gemeente gelijk zou zijn.

4.10. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende tot de ontvangst van de aanslag rioolrecht voor het jaar 2007 en de daarbij gevoegde informatiebrief van 20 november 2009 meende, en in redelijkheid ook mocht menen, dat aan hem ter zake van het gebruik van de door hem gehuurde standplaats X000 op de camping geen aanslag rioolrecht zou worden opgelegd.

4.11. De beëindiging van het door de Heffingsambtenaar opgewekt vertrouwen heeft pas plaatsgevonden na ontvangst door belanghebbende van de informatiebrief van 20 november 2009. Omdat op dat moment de aanslag 2007 al was opgelegd kan deze beëindiging van het door de Heffingsambtenaar opgewekt vertrouwen belanghebbende niet worden tegengeworpen.

4.12. Vraag II moet bevestigend worden beantwoord.

Slotsom

4.13. De slotsom is dat het gelijk aan de zijde van belanghebbende is. Het hoger beroep is gegrond, de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Heffingsambtenaar en de aanslag dienen te worden vernietigd.

Ten aanzien van het griffierecht

4.14. Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de gemeente Z aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 respectievelijk € 115 te vergoeden.

Ten aanzien van de kosten van het bezwaar

4.15. Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift van 1 januari 2010 verzocht om vergoeding van de kosten van het bezwaar.

4.16. Uit het overwogene onder 4.7 tot en met 4.11 volgt, dat de Heffingsambtenaar de onderhavige aanslag ten onrechte aan belanghebbende heeft opgelegd. Dit levert een aan de Heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid op. Derhalve acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.

4.17. Het Hof stelt de kosten van het bezwaar, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb), op 1 (punt) x € 235 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) x 1 (factor samenhangende zaken) is € 235.

Ten aanzien van de proceskosten bij de Rechtbank en het Hof

4.18. Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen tot betaling van een tegemoetkoming in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en/of het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

4.19. Het Hof stelt deze tegemoetkoming, mede gelet op het bepaalde in het Bpb, vast op een bedrag van € 944, berekend als volgt:

het beroep bij de Rechtbank:

1 punt (beroepschrift) x € 472 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) € 472,

het hoger beroep bij het Hof:

1 punt (beroepschrift) x € 472 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) € 472.

4.20. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Bpb heeft gemaakt.

5. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

- verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar,

- vernietigt de aanslag,

- gelast dat de gemeente Z aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 156 vergoedt,

- veroordeelt de Heffingsambtenaar in een tegemoetkoming van de kosten van het bezwaar, de kosten van het geding bij de Rechtbank en bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.179, en

- wijst de gemeente Z aan als de rechtspersoon die de kosten van het bezwaar en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden.

Aldus gedaan op 23 mei 2013 door P. Fortuin, voorzitter, P.J.M. Bongaarts en A.C. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.