Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-05-2013, CA3094, 12-00099

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-05-2013, CA3094, 12-00099

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 mei 2013
Datum publicatie
13 juni 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:CA3094
Formele relaties
Zaaknummer
12-00099

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een bouwvergunning aangevraagd voor een tuinbouwkas. Het College van Burgemeester en Wethouders heeft de vergunning geweigerd en belanghebbende een legesnota gezonden voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag. Het Hof is van oordeel dat, zo de leges al door het college zouden zijn opgelegd, dit bevoegdheidsgebrek is hersteld doordat de Heffingsambtenaar deze leges inhoudelijk heeft beoordeeld en uitspraak op het daartegen gemaakte bezwaar heeft gedaan. Het Hof is verder van oordeel dat van onverbindendheid van de Verordening en de Tarieventabel geen sprake is en dat de Heffingsambtenaar de opbrengstlimiet niet heeft overschreden. De Heffingsambtenaar heeft bij het opleggen van de legesnota ook niet heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00099

Uitspraak op het hoger beroep van

X B.V., gevestigd te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 31 januari 2012, nummer AWB 10/4687, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zundert,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen aan belanghebbende gezonden schriftelijke kennisgeving leges voor het in behandeling nemen van een bouwaanvraag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 15 maart 2010 een schriftelijke kennisgeving in de vorm van een legesnota gezonden voor het in behandeling nemen van een bouwaanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bedrijfsruimte ten behoeve van een tuinbouwbedrijf, met bouwdossier nummer 0000/0000, ten bedrage van € 12.143,55 (hierna: legesnota 0000/0000). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak van 14 september 2010 de legesnota 0000/0000 verminderd tot een bedrag van € 10.322,02.

1.2. Belanghebbende is van de uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 298. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de verschuldigde leges verminderd tot een bedrag van € 8.376,75, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 874, en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 298 aan haar vergoedt.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 2 november 2012 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Heffingsambtenaar.

Deze zaak en het bij het Hof onder procedurenummer 12/00100 geregistreerde hoger beroep zijn gelijktijdig ter zitting behandeld.

1.5. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6. An het slot van deze zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.7. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1. Belanghebbende heeft op 27 maart 2008 bij de gemeente Zundert een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bedrijfsruimte ten behoeve van een tuinbouwbedrijf (hierna: de vergunningaanvraag) ingediend. In deze aanvraag heeft belanghebbende de bouwkosten geraamd op € 450.000.

2.2. Bij beschikking van 15 maart 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert (hierna: het college) de vergunning geweigerd en heeft daarbij de onder 1.1 vermelde legesnota 0000/0000 voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag aan belanghebbende gezonden. Hierbij is de Heffingsambtenaar uitgegaan van een bedrag aan bouwkosten van € 554.480. Na aanwending van alle rechtsmiddelen tegen de beschikking van 15 maart 2010 door belanghebbende heeft het college bij brief van 31 augustus 2010 belanghebbende geïnformeerd over zijn besluit de vergunningaanvraag vanwege nadien gebleken privaatrechtelijke belemmeringen buiten behandeling te laten.

2.3. De raad van de gemeente Zundert (hierna: de raad) heeft in zijn openbare vergadering van 20 december 2007 vastgesteld de 'Verordening op de heffing en invordering van leges Zundert 2008' (hierna: Legesverordening Zundert 2008) tot welke verordening behoort Tarieventabel 2008.

2.4. In artikel 2 'Belastbaar feit' van Legesverordening Zundert 2008 is bepaald dat onder de naam 'leges' rechten worden geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

2.5. In hoofdstuk 5 'Bouwvergunningen', onderdeel 5.2 van Tarieventabel 2008 is vastgelegd wat het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een nader omschreven aanvraag, waaronder een reguliere bouwvergunning, bedraagt.

2.6. Ter gelegenheid van de vaststelling van Legesverordening Zundert 2008 en Tarieventabel 2008 heeft de raad de volgende 'Raming van baten en lasten' met betrekking tot Legesverordening Zundert 2008 vastgesteld:

'Legesverordening 2008 gemeente Zundert

Raming baten en lasten

Rekening Lasten Rekening Baten

Vergunningverlening

Bouwvergunningen ------ € 637.811 ------ € 620.000

Welstandstoezicht ------ € 51.107

Sloopvergunningen ------ € 42.000

Drank- en Horecavergunningen ------ € 50.010 ------ € 5.060

APV vergunningverlening ------ € 128.461 ------ € 17.500

Boswet- en kapvergunningen ------ € 65.436 ------ € 804

Burgerzaken

Burgerlijke stand ------ € 24.308 ------ € 17.000

Reisdocumenten ------ € 63.990 ------ € 101.500

Rijbewijzen ------ € 40.762 ------ € 75.000

GBA ------ € 33.234 ------ € 15.000

Gehandicaptenparkeerkaarten ------ € 3.588

Overige leges ------ € 8.000 ------ € 44.365

Bestemmingsplannen ------ € 18.270 ------ € 25.453

Brandweer ------ € 2.175 [Hof: ------] € 15.453

TOTAAL € 1.127.162 € 979.135

Kostendekkingspercentage 86,9'

2.7. Naar aanleiding van de door de raad op 8 november 2007 vastgestelde Productenraming 2008 is de in 2.6 vermelde raming van baten en lasten, voor zover van belang, als volgt gewijzigd:

'Raming baten en lasten leges 2008

Rekening Lasten Rekening Baten

Vergunningverlening

Bouwvergunningen ------ € 664.408 ------ € 620.000

Welstandstoezicht ------ € 51.107

Drank- en Horecavergunningen ------ € 50.010 ------ € 5.060

APV vergunningverlening ------ € 128.461 ------ € 17.500

Boswet- en kapvergunningen ------ € 65.436 ------ € 804

Burgerzaken

Burgerlijke stand ------ € 24.308 ------ € 17.000

Reisdocumenten ------ € 63.990 ------ € 101.500

Rijbewijzen ------ € 40.762 ------ € 75.000

GBA ------ € 33.234 ------ € 15.000

Gehandicaptenparkeerkaarten ------ € 3.588

Overige leges ------ € 8.000 ------ € 40.800

Bestemmingsplannen ------ € 18.270 ------ € 25.453

Brandweer ------ € 2.175 € 15.453

TOTAAL € 1.153.749 € 933.570

Kostendekkingspercentage 80,9'

Deze raming van baten en lasten is onderbouwd met de Productenraming 2008 waarin zijn opgenomen bij de verschillende producten behorende budgetten en kengetallen, een specificatie van de kostenplaatsen en een kostenverdeelstaat, gegevens uit het financieel beheersysteem van de gemeente Zundert betreffende de begroting, de urenverdeelstaat 2008 en een overzicht van het aandeel indirecte kosten in de gehanteerde uurtarieven. Ten opzichte van de onder 2.7 vermelde raming zijn de lasten bouwvergunningen verhoogd met € 27.405 kosten huur en ICT. Ten opzichte van de onder 2.7 vermelde raming zijn de baten sloopvergunningen geëlimineerd, omdat deze baten pas in de loop van 2008 in de begroting zijn opgenomen. Ten opzichte van de onder 2.7 vermelde raming zijn de baten overige leges verminderd met de leges naturalisatie, omdat deze leges niet worden geheven op grond van de Tarieventabel 2008.

2.8. Gelet op onderdeel 5.3.2.4 van Tarieventabel 2008 heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak van 14 september 2010 het bedrag van de legesnota 0000/0000 met 15% verminderd tot € 10.322,02. In beroep zijn de bouwkosten nader gesteld op € 450.000 en is het bedrag van de legesnota 0000/0000 verminderd tot € 8.376,75.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I Is de legesnota 0000/0000 opgelegd door de bevoegde ambtenaar?

II Is Legesverordening Zundert 2008 jegens belanghebbende onverbindend vanwege onjuistheden in die verordening en in Tarieventabel 2008?

III Is de vergunningaanvraag, met bouwdossier nummer 0000/0000, in behandeling genomen in de zin van onderdeel 5.2 van Tarieventabel 2008?

IV Is Tarieventabel 2008 jegens belanghebbende onverbindend omdat deze leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing?

V Is Legesverordening Zundert 2008 jegens belanghebbende onverbindend omdat de geraamde baten de geraamde lasten overstijgen?

VI Heeft de Heffingsambtenaar gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel?

Belanghebbende is van mening dat de vragen I en III ontkennend en de vragen II en IV tot en met VI bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en van de legesnota 0000/0000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Ten aanzien van het geschil

Vraag I

4.1. Volgens het op 24 maart 2009 door het college vastgestelde aanwijzingsbesluit is het hoofd van de afdeling Maatschappij en Dienstverlening van de gemeente Zundert aangewezen als de Heffingsambtenaar (artikel 231, lid 2, aanhef en letter b, van de Gemeentewet). Belanghebbende stelt dat de leges volgens de legesnota 0000/0000 niet zijn opgelegd door de Heffingsambtenaar, maar door het college, omdat de verschuldigdheid van de leges is aangekondigd in de beschikking van 15 maart 2010, betreffende de weigering door het college aan belanghebbende een reguliere bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een bedrijfsruimte ten behoeve van een tuinbouwbedrijf, en de niet ondertekende legesnota 0000/0000 is gevoegd bij die beschikking. Het Hof is van oordeel dat, zo de legesnota 0000/0000 al door het college zou zijn opgelegd, dit bevoegdheidsgebrek is hersteld doordat de Heffingsambtenaar deze legesnota inhoudelijk heeft beoordeeld en uitspraak op het daartegen gemaakte bezwaar heeft gedaan (zie het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2010, nr. 10/00154, LJN BO0396).

4.2. Vraag I dient bevestigend te worden beantwoord.

Vraag II

4.3. Volgens artikel 229, lid 2, van de Gemeentewet worden voor de toepassing van de paragrafen 1, 3 en 4 van hoofdstuk XV van de Gemeentewet rechten als de onderhavige leges aangemerkt als gemeentelijke belastingen. Volgens artikel 216 van de Gemeentewet besluit de raad, voor zover van belang, tot het invoeren van een gemeentelijke belasting door het vaststellen van een belastingverordening. Artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt vervolgens dat een belastingverordening, in de daartoe leidende gevallen, vermeldt de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is. Belanghebbende stelt dat Legesverordening Zundert 2008 onverbindend verklaard dient te worden omdat in strijd met artikel 217 van de Gemeentewet uit deze verordening voor de situatie van belanghebbende het belastbare feit, vanwege vele onvolkomenheden, niet kan worden vastgesteld. Als onvolkomenheden noemt belanghebbende dat het belastbare feit niet in Legesverordening Zundert 2008 zelf, maar in de daarbij behorende Tarieventabel 2008 staat vermeld, het in onderdeel 5.2.3 van de Tarieventabel 2008 vermelde percentage van 2,19 niet op de juiste regel staat vermeld en onderdeel 5.2.3 van Tarieventabel 2008 verwijst naar artikel 1, lid 1, letter p, van de Woningwet, welke bepaling de aanvraag tot het verkrijgen van een lichte bouwvergunning betreft.

4.4. Artikel 2 van Legesverordening Zundert 2008 luidt:

'Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'leges' worden rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.'

Onderdeel 5.2.3 van Tarieventabel 2008 luidt:

'Bouwvergunningen

5.2. Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van:

5.2.1 (...)

5.2.2 (...)

5.2.3 een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning als bedoeld

in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Woningwet:

van de naar boven in honderdtallen van euro's afgeronde bouwkosten met 2,19% een minimum van:

indien de bouwkosten € 2.000,00 of minder bedragen € 193,00

indien de bouwkosten € 2000,01 tot € 10.000,00 bedragen € 312,00

indien de bouwkosten € 10.000,00 of meer bedragen € 629,00

(...).'

4.5. Met het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning wordt een door het gemeentebestuur verstrekte dienst als is bedoeld in artikel 229, lid 1, letter b, van de Gemeentewet genoten (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 10 augustus 2001, nr. 36 112, LJN AB3219). Nu deze dienst is omschreven in onderdeel 5.2.3 van de Tarieventabel 2008 en artikel 2 van Legesverordening Zundert 2008 daarnaar verwijst, is naar het oordeel van het Hof in de situatie van belanghebbende het belastbare feit waarbij de heffing van leges aangrijpt volstrekt duidelijk. Niet van belang is dat de dienst als zodanig niet in Legesverordening Zundert 2008 zelf is omschreven. Voorts kan naar het oordeel van het Hof uit onderdeel 5.2.3 van Tarieventabel 2008 ondubbelzinnig worden afgeleid welk bedrag aan leges verschuldigd is voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning. Daaraan staat niet in de weg de verwijzing naar letter p van het eerste lid van artikel 1 van de Woningwet, aangezien deze verwijzing berust op een kennelijke verschrijving. Evenmin staat daaraan in de weg dat het percentage van 2,19 op een onjuiste regel staat vermeld, zo dit al het geval is. Het Hof verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 1993, nr. 28 857, LJN ZC5277. Van onverbindendheid van Legesverordening Zundert 2008 op grond van de onderhavige grief is geen sprake.

4.6. Vraag II dient ontkennend te worden beantwoord.

Vraag III

4.7. Belanghebbende stelt dat de door haar ingediende vergunningaanvraag niet in behandeling is genomen, omdat, zo verstaat het Hof althans, het college volgens de brief van 31 augustus 2010 heeft besloten deze aanvraag verder buiten behandeling te laten. Van een belastbaar feit als bedoeld in artikel 2 van Legesverordening Zundert 2008 is in de situatie van belanghebbende geen sprake. In zijn arrest van 21 december 2007, nr. 41 303, LJN BC0652 heeft de Hoge Raad beslist dat de uitdrukking 'in behandeling nemen', zoals deze ook is opgenomen in onderdeel 5.2 van Tarieventabel 2008, moet worden uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 229, lid 1, aanhef en letter b, van de Gemeentewet. Deze uitleg brengt mee dat in een situatie waarin het besluit wordt genomen een vergunningaanvraag buiten behandeling te laten het gemeentebestuur terzake reeds diensten kan hebben verricht welke heffing van leges rechtvaardigen. De Heffingsambtenaar heeft in dit verband onweersproken gesteld dat dergelijke diensten zijn verstrekt omdat de vergunningaanvraag, voorafgaande aan de beschikking van 15 maart 2010 waarbij de vergunning is geweigerd, inhoudelijk is getoetst aan de vigerende planologische regels, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Daarmee staat naar het oordeel van het Hof vast dat de vergunningaanvraag in behandeling is genomen en dat sprake is van een belastbaar feit als is bedoeld in artikel 2 van Legesverordening Zundert 2008.

4.8. Vraag III dient bevestigend te worden beantwoord.

Vraag IV

4.9. Belanghebbende stelt dat de tariefstelling van 2,19% volgens onderdeel 5.2.3 van Tarieventabel 2008 wegens het ontbreken van enige begrenzing leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing. Uit het arrest van de Hoge Raad van 14 augustus 2009, nr.

43 120, LJN BI1943 volgt dat de enkele omstandigheid dat het tarief voor het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag wordt berekend naar een vast, bescheiden percentage van de bouwkosten niet kan worden gekenschetst als onredelijk of willekeurig. Een tarief van 2,19% beantwoordt naar 's Hofs oordeel aan deze norm. Ook overigens zijn het Hof geen gronden gebleken voor het oordeel dat de hoogte van de geheven leges in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel. De omstandigheid dat de gevraagde reguliere bouwvergunning uiteindelijk niet is verleend, doet aan het vorenstaande niet af. Met die omstandigheid is overigens rekening gehouden doordat aan belanghebbende ingevolge onderdeel 5.3.2.4 van Tarieventabel 2008 teruggaaf is verleend van 15% van de geheven leges. Van onverbindendheid van Tarieventabel 2008 op grond van de onderhavige grief is geen sprake.

4.10. Vraag IV dient ontkennend te worden beantwoord.

Vraag V

4.11. Belanghebbende heeft voor de Rechtbank gemotiveerd gesteld dat Legesverordening Zundert 2008 onverbindend verklaard dient te worden omdat niet wordt voldaan aan de opbrengstlimiet van artikel 299b van de Gemeentewet. Belanghebbende voert daartoe aan dat de Heffingsambtenaar heeft nagelaten om op inzichtelijke en controleerbare wijze de ramingen vast te leggen van de met de leges te realiseren baten en de met die leges te dekken lasten. Daarenboven heeft de Heffingsambtenaar verschillende kostendekkingspercentages gehanteerd, te weten 86,9, ter zitting van de Rechtbank in de zaken met de nummers AWB 10/4074, AWB 10/4075, AWB 10/4076 en AWB 10/4077 (zie de uitspraken van de Rechtbank van 18 april 2011, LJN BQ6091), welke zaken eveneens Legesverordening Zundert 2008 en Tarieventabel 2008 betreffen, 74,3 (zie tevens de uitspraken van het Hof van 6 april 2012, nrs. 11/00371, 11/00372, 11/00373 en 11/00374, LJN BW2252), en in zijn verweerschrift in hoger beroep 80,9, waaruit niet anders kan worden afgeleid dan dat de door de Heffingsambtenaar overgelegde cijfers onjuist zijn. Ten slotte verwijst belanghebbende naar de omstandigheid dat in de in 2.6 opgenomen raming van baten en lasten bij de posten 'welstandstoezicht' en 'gehandicaptenparkeerkaarten' uitsluitend lasten en bij de post 'sloopvergunningen' uitsluitend baten zijn opgenomen.

4.12. Volgens het bepaalde in artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet worden in verordeningen, op grond waarvan, voor zover van belang, rechten als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van die wet worden geheven, de tarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. Indien een belanghebbende aan de orde stelt of de in eerstgenoemd artikel bedoelde geraamde 'lasten ter zake' hebben overschreden, dient de Heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Indien de belanghebbende ten aanzien van één of meer posten in de raming in twijfel trekt of de post kan worden aangemerkt als een 'last ter zake', dient de Heffingsambtenaar nadere inlichtingen over deze post(en) te verstrekken, ten einde - naar vermogen - deze twijfel weg te nemen. Indien de belanghebbende niet stelt dat de in deze inlichtingen begrepen feitelijke gegevens onjuist zijn, heeft de rechter slechts de rechtsvraag te beantwoorden of, uitgaande van die feiten, de desbetreffende post kan worden aangemerkt als een 'last ter zake.' Bij ontkennende beantwoording van die vraag dient hij te boordelen of daardoor de opbrengstlimiet is overschreden (vergelijk het arrest Hoge Raad 24 april 1999, nr. 07/12961, LJN BI1968) .

4.13. Naar aanleiding van het onderzoek ter zitting bij de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar bij brief van 20 juli 2011 de in 2.6 opgenomen raming van baten en lasten overgelegd. Deze raming, vastgesteld door de raad ter gelegenheid van de vaststelling van Legesverordening Zundert 2008 en Tarieventabel 2008, kent een kostendekkingspercentage van 86,9%. De Rechtbank heeft geoordeeld geen reden te hebben aan de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van deze raming te twijfelen en heeft vervolgens belanghebbendes grief dat Legesverordening Zundert 2008 onverbindend verklaard dient te worden verworpen.

4.14. In hoger beroep heeft belanghebbende haar grief terzake herhaald. Naar aanleiding van het verweer in hoger beroep heeft de Heffingsambtenaar de in 2.7 opgenomen raming van baten en lasten overgelegd. Deze raming, opgesteld naar aanleiding van de door de raad op 8 november 2007 vastgestelde Productenraming 2008, kent een kostendekkingspercentage van 80,9%. In deze Productenraming 2008 zijn opgenomen de bij de verschillende producten behorende budgetten en kengetallen, een specificatie van de kostenplaatsen en een kostenverdeelstaat, gegevens uit het financieel beheersysteem van de gemeente Zundert betreffende de begroting, de urenverdeelstaat 2008 en een overzicht van het aandeel indirecte kosten in de gehanteerde uurtarieven. Ter zitting van het Hof heeft de Heffingsambtenaar, mede onder verwijzing naar de specificaties in laatstgenoemde stukken, een uitgebreide toelichting gegeven op laatstbedoelde raming. Met deze stukken en de gegeven toelichting is tevens verklaard waarom bij de posten 'welstandstoezicht' en 'gehandicaptenparkeerkaarten' uitsluitend lasten zijn opgenomen. Welstandstoezicht levert geen afzonderlijk belastbaar feit op en is een onderdeel van de behandeling van aanvragen van bouwvergunningen; de in de raming opgenomen lasten van welstandstoezicht van € 51.107 betreffen de kosten van inhuur van de welstandscommissie. De baten voor het in behandeling nemen van aanvragen van gehandicaptenparkeervergunningen zijn opgenomen in de post 'overige leges'. Voorts heeft de Heffingsambtenaar een verklaring gegeven voor het verschil tussen vorenbedoelde kostendekkingspercentages. Het percentage van 80,9 is het resultaat van wijzigingen en correcties die in de onder 2.6 vermelde - in het voorjaar van 2007 vastgestelde - raming zijn aangebracht. Het gaat daarbij in het bijzonder om de lasten van de post 'bouwvergunningen' en de baten van de post 'sloopvergunningen'. Bij de lasten van bouwvergunningen was ten onrechte een bedrag van € 27.405 aan kosten van huur en lease ICT buiten beschouwing gelaten, terwijl de baten van de sloopvergunningen van € 42.000 ten onrechte waren opgenomen, omdat deze post eerst in 2008 als gevolg van een begrotingswijzing in de begroting is opgenomen. Voorts heeft de Heffingsambtenaar verklaard dat in de periode tussen het vaststellen van de Productenraming 2008 (8 november 2007) en het vaststellen van Legesverordening Zundert 2008 (28 december 2007), geen begrotingswijzigingen aangebracht zijn. Ten slotte heeft de Heffingsambtenaar verklaard dat het kostendekkingspercentage van 74,3, zo verstaat het Hof althans, een globale berekening betreft die is gemaakt naar aanleiding van een zogenoemd 10-dagenstuk in de zaak die heeft geleid tot de hiervóór genoemde uitspraak van het Hof van 6 april 2012 en dat aan dit percentage voorbij gegaan dient te worden.

4.15. Belanghebbende heeft desgevraagd niet aangegeven ten aanzien van welke posten nog twijfel bestaat of sprake is van een 'last ter zake' dan wel twijfel omtrent de geraamde baten. De omstandigheid dat belanghebbende tijdens het onderzoek ter zitting de door de Heffingsambtenaar in en bij zijn verweerschrift in hoger beroep overgelegde cijfers bij gebrek aan wetenschap heeft betwist is onvoldoende om aan te nemen dat deze cijfers onjuist zijn. Gelet op deze zeer uitgebreide specificaties van de Heffingsambtenaar in zijn verweerschrift kon belanghebbende niet (meer) volstaan met betwisting bij gebrek aan wetenschap tijdens het onderzoek ter zitting; het had op haar weg gelegen gemotiveerd aan te geven welke twijfels zij nog koesterde. Gelet op het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat de Heffingsambtenaar met het vorenstaande aannemelijk heeft gemaakt dat de opbrengstlimiet niet is overschreden.

4.16.Vraag V dient ontkennend te worden beantwoord.

4.17. In dit verband verwijst belanghebbende nog naar de hiervóór genoemde uitspraken van het Hof van 6 april 2012, waarin het Legesverordening Zundert 2008 en Tarieventabel 2008 onverbindend heeft verklaard omdat de Heffingsambtenaar in die zaken niet aannemelijk had gemaakt dat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Wat hiervan zij, in het onderhavige geding zijn door de Heffingsambtenaar zodanige feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt dat de Heffingsambtenaar naar 's Hofs oordeel nu wel aannemelijk heeft gemaakt dat de opbrengstlimiet niet is overschreden.

Vraag VI

4.18. Belanghebbende stelt ten slotte dat de Heffingsambtenaar bij het opleggen van de legesnota 0000/0000 heef gehandeld in strijd met het zorgvuldigheids- en het evenredigheidsbeginsel. Het Hof verstaat deze grief aldus dat belanghebbende stelt dat nu de gevraagde vergunning is geweigerd het bedrag van de leges van uiteindelijk € 8.376,75, mede gelet op haar financiële situatie, een onevenredig zware last voor belanghebbende impliceert. Voor zover deze grief Tarieventabel 2008 betreft, verwijst het Hof naar hetgeen hiervóór onder 4.9 is overwogen. Voor het overige geldt dat feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de Heffingsambtenaar in concreto in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld zijn gesteld noch gebleken.

4.19. Het Hof verstaat belanghebbendes betoog voorts als een beroep op de hardheidsclausule (artikelen 231 en 236 van de Gemeentewet juncto artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) . Hiertoe overweegt het Hof dat de in artikel 63 van de AWR bedoelde bevoegdheid om voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard welke zich bij de toepassing van de belastingwet mochten voordoen, niet toekomt aan de belastingrechter, maar is voorbehouden aan het college (vergelijk onder meer: het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 1956, nummer 12 669, onder meer gepubliceerd in BNB 1956/134, van 11 mei 1977, nummer 18 128, onder meer gepubliceerd in BNB 1977/141, van 29 maart 2002, nummer 36 513, LJN AE0831 en van 8 oktober 2004, nr 37 631, LJN AR3495). Voorts is gesteld noch aannemelijk dat het college hardheidsclausulebeleid heeft vastgesteld, zodat ook toetsing van de toepassing van zodanig beleid aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur door de belastingrechter niet aan de orde is.

4.20. Gelet op het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat met het opleggen van de onderhavige leges aan belanghebbende het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel niet zijn geschonden.

4.21. Vraag VI dient ontkennend te worden beantwoord.

Slotsom

4.22. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden bevestigd.

Ten aanzien van het griffierecht

4.23. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

4.24. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Beslissing

Het Hof

- verklaart het hoger beroep ongegrond, en

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank

Aldus gedaan op: 30 mei 2013 door P.A.G.M. Cools, voorzitter, P. Fortuin en P.C. van der Vegt, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.