Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1219, 13-00050

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1219, 13-00050

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 mei 2014
Datum publicatie
2 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:1219
Formele relaties
Zaaknummer
13-00050

Inhoudsindicatie

Heffing van leges voor het aanvragen van een Nederlandse identiteitskaart.

De Legesverordening 2011 is niet gewijzigd in verband met de Wet van 13 oktober 2011, Stb. 2011, 440 (de Reparatiewet), noch is een separate verordening vastgesteld waarin de onderwerpelijke heffing is geregeld.

In hoger beroep is in geschil of de verordening voldoende grondslag biedt voor de litigieuze heffing.

Het Hof is van oordeel dat van de rechtsgeldigheid van de in de Reparatiewet vervatte terugwerkende kracht moet worden uitgegaan.

Voorts is het Hof van oordeel dat de Reparatiewet niet bewerkstelligt dat de onderhavige heffing een deugdelijke juridische grondslag heeft; alleen de gemeenteraad is bevoegd de essentialia van gemeentelijke belastingheffing in een verordening neer te leggen, niet de formele wetgever.

Ten slotte is het Hof van oordeel dat de ongewijzigde verordening niet geacht kan worden te zijn gebaseerd op de Reparatiewet. Nu het belastbare feit als bedoeld in artikel 1 van de Reparatiewet niet is opgenomen in de Legesverordening 2011, is heffing niet mogelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00050

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Roermond (hierna: de Rechtbank) van 10 december 2012, nummer AWB 12/118, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Roermond,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de van belanghebbende bij kennisgeving van 29 september 2011 geheven leges van € 43,75.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op 29 september 2011 bij de gemeente Roermond een aanvraag ingediend tot afgifte van een Nederlandse identiteitskaart.

1.2.

Bij schriftelijke kennisgeving van 29 september 2011 heeft de Heffingsambtenaar voor het genot van het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart van belanghebbende rechten geheven tot een bedrag van € 43,75. Deze kennisgeving (hierna ook: de aanslag) is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd. De Heffingsambtenaar heeft bij brief van 28 maart 2013 laten weten dat hij geen aanleiding ziet een conclusie van dupliek in te dienen.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 11 september 2013 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord mevrouw [A], advocaat bij [B] te [plaats], als gemachtigde van de Heffingsambtenaar, tot bijstand vergezeld van mevrouw [C]. Belanghebbende(s gemachtigde) is met schriftelijke kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

1.7.

De Heffingsambtenaar heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van de Heffingsambtenaar wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.8.

Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst, teneinde de Heffingsambtenaar in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over de stelling van belanghebbende dat de opbrengstlimiet als bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet is overschreden.

Daarop hebben partijen schriftelijk inlichtingen gegeven en/of onder hen berustende stukken ingezonden.

1.9.

Het onderzoek ter nadere zitting heeft plaatsgehad op 21 maart 2014 te ’s-Hertogen-bosch. Aldaar zijn toen beide partijen met schriftelijke kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

1.10.

De meervoudige Belastingkamer was tijdens het onderzoek ter zitting op 11 september 2013 samengesteld uit P.A.G.M. Cools, voorzitter, T.A. Gladpootjes en F.P.G. Pötgens, leden. De zaak wordt verder behandeld in een gewijzigde samenstelling van de Kamer door P.A.G.M. Cools, voorzitter, T.A. Gladpootjes en W.A Sijberden, leden, en voortgezet, gelet op artikel 8:64, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht, in de stand waarin zij zich bevond op 11 september 2013.

1.11.

Het Hof heeft na de behandeling ter zitting op 21 maart 2014 het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast:

2.1.

Belanghebbende heeft op 29 september 2011 bij de gemeente Roermond (hierna: de gemeente) een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een Nederlandse identiteitskaart (hierna ook: ID-kaart).

2.2.

Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag zijn ingevolge de Legesverordening 2011 van de gemeente (hierna: de Verordening) bij één schriftelijke kennisgeving in de vorm van een kassabon – voor zover hier van belang - leges geheven ten bedrage van € 43,75.

2.3.

De Verordening is door de raad van de gemeente in zijn openbare raadsvergadering van 11 november 2010 vastgesteld en is gepubliceerd in het gemeenteblad Trompetter van 14 december 2010.

2.4.

De Verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“(...)

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.

(...)

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in dit artikel bepaalde.

2. (…)

3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. (…)

(…)

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

(…)”

2.5.

De in artikel 5 van de Verordening vermelde tarieventabel luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“Bijlage bij de verordening op de heffing en invordering van de leges 2011

Tarieventabel:

(…)

Hoofdstuk 2 Reisdocumenten

1.2.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

(…)

1.2.1.7 tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) aan personen in de leeftijd van veertien jaar en ouder € 43,75

(…)”

2.6.

De raad van de gemeente heeft de Legesverordening 2011 niet gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van de Wet van 13 oktober 2011, houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart, Stb. 2011, 440 (hierna: de Reparatiewet), noch een separate verordening vastgesteld waarin de heffing van een gemeentelijke belasting ter zake van de uitgifte van Nederlandse identiteitskaarten is geregeld.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of de Verordening voldoende grondslag biedt voor het opleggen van de aanslag.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing