Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-05-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1313, 13-00064

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-05-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1313, 13-00064

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 mei 2014
Datum publicatie
15 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:1313
Zaaknummer
13-00064

Inhoudsindicatie

Legesverordening gemeente Peel en Maas niet onverbindend, omdat opbrengstlimiet niet wordt overschreden. Heffingsgrondslag dient te worden bepaald op de geraamde bouwkosten. In een tijdens de schorsing van de procedure bij de Rechtbank verzonden e-mail dankt coördinator integrale vergunningen bij de gemeente belanghebbende voor het toezenden van de aanvullende stukken en verklaart dat aldus een goed totaalbeeld is ontstaan voor de vaststelling van de bouwkosten van het bedrijfsgebouw, welke door de coördinator vervolgens op een lager bedrag worden vastgesteld. Hof, anders dan de Rechtbank, conformeert zich aan de vaststelling van de bouwkosten op dat lagere bedrag. Volgt vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de aanslag leges.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00064

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Roermond (hierna: de Rechtbank) van 27 december 2012, nr. AWB 11/1648, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Peel en Maas,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te melden aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is door (destijds) de gemeente [A] een aanslag leges opgelegd voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een bouwvergunning voor het bouwen van een bedrijfsgebouw aan de [a-straat] 5 te [vestigingsplaats] (hierna: de aanslag). De aanslag, bedragende € 47.075 en gedagtekend 31 december 2009, is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 29 januari 2014 te ’s-Hertogenbosch.

Aan de zijde van belanghebbende is toen verschenen de heer [B], directeur van belanghebbende respectievelijk directeur van [C] B.V., gemachtigde van belanghebbende. Namens de Heffingsambtenaar zijn verschenen en gehoord de heren [D], [E] en [F].

1.5.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft op 24 september 2009 een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor het bouwen van een bedrijfsgebouw aan de [a-straat] 5 te [vestigingsplaats] (hierna: het bedrijfsgebouw) ingediend, dat deel uitmaakt van een bouwproject.

2.2.

Aan ”Aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW)” is in de aanvraag een bedrag van € 845.000 vermeld. De bruto-inhoud van het te realiseren bedrijfsgebouw bedraagt 7.500 m³ en de totale vloeroppervlakte 6.933 m². Belanghebbende heeft de kosten geraamd. Het bouwen van het bedrijfsgebouw vormt “Bouwfase 2” van het bouwproject.

2.3.

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is op 31 december 2009 aan belanghebbende de onderhavige aanslag opgelegd. De Heffingsambtenaar heeft het bedrag aan bouwkosten voor het bedrijfsgebouw geraamd op € 2.690.000.

Belanghebbende verdedigt thans ter zake een in aanmerking te nemen bedrag van € 1.400.889.

2.4.

Uitgaande van het door de Heffingsambtenaar geraamde bedrag aan bouwkosten heeft de Heffingsambtenaar de verschuldigde leges berekend op € 47.075. Daarbij heeft hij de Verordening op de heffing en invordering van leges 2009 van (destijds) de Gemeente [A] toegepast (hierna: de Legesverordening), welke is vastgesteld in openbare raadsvergadering van 1 december 2008.

3 Geschil, standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is in geschil het antwoord op de volgende vragen:

A. Is de Legesverordening in zijn totaliteit onverbindend omdat geen inzicht bestaat in de baten en lasten van de Legesverordening?

B. Is de Legesverordening gedeeltelijk onverbindend omdat, naar belanghebbende stelt, bij het heffen van leges als de onderhavige sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing?

C. Moet de omstandigheid dat op basis van het voor het jaar 2010 geldende tarief het bedrag aan leges voor de aanvraag van de onderhavige bouwvergunning op een aanzienlijk lager bedrag zou zijn vastgesteld, leiden tot vermindering van het onderwerpelijke legesbedrag ad € 47.075?

D. Heeft de Heffingsambtenaar de door hem geraamde kosten ad € 2.690.000 te hoog vastgesteld?

E. Heeft de Heffingsambtenaar gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel door het bedrag aan leges vast te stellen op € 47.075?

Belanghebbende beantwoordt voormelde vragen bevestigend, de Heffingsambtenaar ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hierna ter zitting is toegevoegd c.q. benadrukt, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert, onder gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar, primair tot vernietiging van de aanslag; subsidiair tot vermindering van de aanslag tot € 24.515,56, gebaseerd op een bedrag van € 1.400.889 aan bouwkosten.

De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing