Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-05-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1471, 12-00392

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-05-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1471, 12-00392

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 mei 2014
Datum publicatie
26 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:1471
Zaaknummer
12-00392

Inhoudsindicatie

Belanghebbende stelt dat de Rechtbank zich onbevoegd had moeten verklaren het beroep te behandelen. Volgens het Hof heeft belanghebbende geen verzoek tot ambtshalve vermindering gedaan, maar heeft hij bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De Inspecteur heeft daarom terecht een uitspraak op bezwaar gedaan. De Rechtbank was bevoegd het beroep te behandelen. Voorts beslist het Hof dat de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu het bezwaarschrift pas na drie jaar is ingediend en er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak

Team belastingrecht

Negende enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00392

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende],

wonende te [woonplaats] (Hongarije),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 14 juni 2012, nummer AWB 11/5862, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur van de Belastingdienst Oost Brabant,

hierna: de Inspecteur,

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 76.813. Het bezwaar tegen deze aanslag is door de Inspecteur bij uitspraak niet‑ontvankelijk verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op verzoek van belanghebbende heeft het Hof de behandeling van de zaak aangehouden totdat de Hoge Raad arrest heeft gewezen op het cassatieberoep tegen de uitspraak van het Hof met kenmerk 11/00667. Het Hof heeft partijen hiervan mededeling gedaan bij brief van 5 april 2012.

1.5.

Op 9 augustus 2013 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de onder 1.4 genoemde zaak. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld te reageren op dit arrest. De met partijen gevoerde correspondentie behoort tot de stukken van het geding.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 9 april 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, de heer [A] en mevrouw [B]. Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

1.7.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van de Inspecteur wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.8.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

In juni 2008 hebben partijen geprobeerd de tussen hen bestaande geschillen, onder andere met betrekking tot de hoogte van het belastbaar inkomen uit werk en woning over het onderhavige jaar, met behulp van mediation op te lossen. Daarbij is toen geen overeenstemming bereikt. De onderhavige aanslag is opgelegd met dagtekening 23 juli 2008. In augustus 2008 heeft een gesprek plaats gevonden tussen partijen en is alsnog overeenstemming bereikt. Daartoe is met dagtekening 26 augustus 2008 een vaststellingsovereenkomst opgesteld, welke door beide partijen is ondertekend. In de vaststellingsovereenkomst is onder andere opgenomen dat het belastbaar inkomen uit werk en woning over het jaar 2006 zal worden vastgesteld op € 50.013, dat daarnaast nog rekening zal worden gehouden met verrekening van een verlies uit 2005 ten bedrage van € 5.296, en dat belanghebbende af zal zien van het instellen van bezwaar tegen de aanslag over 2006.

2.2.

Bij de formele afwikkeling van de gemaakte afspraken ontstonden moeilijkheden vanwege automatiseringsproblemen bij de belastingdienst. Ter oplossing van die moeilijkheden is bij brief van 8 oktober 2008 een nieuwe, door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst gesloten. Hierin is, in aanvulling op de eerder gesloten overeenkomst, een nadere cijfermatige uitwerkingen opgenomen met betrekking tot het uiteindelijk door belanghebbende terug te ontvangen bedrag aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Dit bedrag is ook daadwerkelijk door belanghebbende ontvangen.

2.3.

Bij brief van 21 september 2011, bij de Inspecteur ingekomen op 27 september 2011, heeft belanghebbende bezwaar ingesteld tegen de onderhavige aanslag.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Was de Rechtbank bevoegd het beroep te behandelen?

  2. Zo ja, heeft de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?

  3. Zo nee, heeft belanghebbende Nederland per 1 augustus 2006 metterwoon verlaten?

Belanghebbende is van mening dat de eerste twee vragen ontkennend en de derde vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting heeft de Inspecteur hieraan het volgende toegevoegd:

-

Belanghebbende schrijft dat ik uw uitspraken van 15 juni 2012 nog niet heb uitgevoerd. Dat is thans wel het geval. Met dagtekening 13 januari 2014 en 14 februari 2014 zijn de bedoelde carryback-beschikkingen afgegeven, waarbij de verliezen 2008 en 2009 zijn verrekend met 2006.

-

Bij de Rechtbank loopt de zaak betreffende de navorderingsaanslag 2006. Deze zaak wordt aangehouden in afwachting van de uitkomst van deze procedure. Indien de onderhavige aanslag gehandhaafd blijft, ontvalt de grond aan de navorderingsaanslag.

-

Ik bestrijd dat belanghebbende al in 2006 naar Hongarije is geëmigreerd.

-

Voor 2007 heeft belanghebbende in de aangifte expliciet gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. Voor 2006 zie ik dat niet.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en, primair, tot onbevoegdverklaring van de Rechtbank, subsidiair tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur, ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar en vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing