Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-06-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1767, 13-00610

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-06-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1767, 13-00610

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 juni 2014
Datum publicatie
30 juni 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:1767
Zaaknummer
13-00610
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 6.31

Inhoudsindicatie

De kosten van aanschaf en plaatsing van een hekwerk in een portiek van een monumentenwoning om wildplassen te voorkomen zijn niet aan te merken als onderhoudskosten als bedoeld in artikel 6.31, derde lid, van de Wet IB 2001.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00610

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 14 maart 2013, nummer AWB 12/3242, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Goes,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.586 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.162, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. Bij haar vorenvermelde uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 10 april 2014 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [A] en [B].

1.5.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Voor het Hof zijn op grond van de stukken van het geding en het verhandelde tijdens het onderzoek ter zitting de volgende feiten komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van het pand, gelegen aan de [a-straat] 59 te [woonplaats]. Het pand is ingeschreven in één van de registers als bedoeld in artikel 6 of 7 van de Monumentenwet 1988 (hierna: het monumentenpand).

2.2.

Het onderste deel van het monumentenpand wordt door belanghebbende verhuurd en is in gebruik als winkel. Belanghebbende heeft de waarde van het verhuurde deel in box 3 aangegeven. De bovenwoning wordt door belanghebbende bewoond en kwalificeert als eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001).

2.3.

In zijn aangifte voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2009 heeft belanghebbende onder meer een bedrag van € 3.474 als persoonsgebonden aftrek in mindering gebracht op het belastbaar inkomen uit werk en woning. Dit bedrag ziet op het aanschaffen van een hekwerk met spijlen en het laten plaatsen van dit hekwerk aan de ingang van het portiek van het monumentenpand. In het portiek werd regelmatig geplast waardoor het houtwerk ernstig achteruit ging en telkens opnieuw diende te worden geschilderd. Het hekwerk bevindt zich vòòr de toegangsdeuren naar de winkel en de bovenwoning. Tevoren was in het portiek geen hekwerk aanwezig. Het hekwerk is op voorschrift van de brandweer niet voorzien van een normaal slot, doch slechts van een zogeheten paniekslot.

2.4.

Vanuit de straatkant bezien bevinden de scharnieren van het hekwerk zich aan de rechterkant. Overdag staat het hekwerk open. Voor het plaatsen van het hekwerk was een vergunning nodig van Monumentenzorg. In het kader van de aanvraag van deze vergunning heeft belanghebbende een ontwerptekening van het hek ter goedkeuring aan de gemeente voor moeten leggen.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Zijn de kosten van het aanschaffen en laten plaatsen van het hekwerk aan te merken als onderhoudskosten als bedoeld in artikel 6.31, derde lid, van de Wet IB 2001?

II. Zo ja, dient een deel van deze kosten te worden toegerekend aan het verhuurde deel van het monumentenpand?

Belanghebbende is van mening dat de onder I vermelde vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is van oordeel dat de onderhavige kosten zijn aan te merken als kosten van verbetering en dat vraag I derhalve ontkennend moet worden beantwoord.

Met betrekking tot de onder II vermelde vraag is belanghebbende van mening dat niets dient te worden toegerekend aan het verhuurde deel, met name omdat uitsluitend achterin het portiek, waar de toegangsdeur naar de bovenwoning is gelegen, werd geplast en niet bij de meer voorin het portiek gelegen toegangsdeur naar de winkel.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de helft van vorenvermeld bedrag van € 3.474 ofwel € 1.737 is toe te rekenen aan het verhuurde deel, dat dit bedrag echter lager is dan de desbetreffende drempel en dat dit bedrag derhalve ook dan niet als onderhoudskosten in aftrek kan komen.

3.2.

Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens het onderzoek ter zitting hebben zij hier geen andere argumenten aan toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.112, met handhaving van de overige elementen. De Inspecteur concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.849, eveneens met handhaving van de overige elementen.

4 Gronden

5 Beslissing