Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-01-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:198, 13-00499

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-01-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:198, 13-00499

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 januari 2014
Datum publicatie
7 maart 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:198
Zaaknummer
13-00499

Inhoudsindicatie

De Inspecteur heeft het door belanghebbende aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning, dat enkel bestond uit belanghebbendes bijstandsuitkering, onder toepassing van omkering bewijslast verhoogd met ruim € 41.000 vanwege niet aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden. Het Hof is met de Inspecteur van oordeel dat aannemelijk is dat belanghebbende in 2009 meer inkomsten heeft genoten dan hij in zijn aangifte heeft vermeld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00499

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

en het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, [inspecteur],

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 februari 2013, nummer AWB 12/4808, in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur,

betreffende na te noemen aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 8 mei 2012 voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.549 (hierna: de aanslag). Tegelijkertijd met de aanslag heeft de Inspecteur aan belanghebbende bij beschikking een bedrag van € 70 aan heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij in een geschrift vervatte uitspraken van 6 augustus 2012 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.122, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 236 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 aan deze vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118 . De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 december 2013 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, mevrouw [A], alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] en mevrouw [C].

1.6.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is op 14 augustus 2010 omstreeks 2.50 uur door de politie aangehouden in verband met de verdenking van overtreding van de Opiumwet. Bij deze aanhouding was belanghebbende onder invloed van alcohol en drugs. Belanghebbende droeg zes doses cocaïne bij zich. In de auto, waarin belanghebbende reed (een Audi A4, ter waarde van ongeveer € 30.000), bevonden zich twee zakken hennep, honderd velletjes papier die op cashetjes lijken en een zakmes.

2.2.

Ruim acht uur na zijn aanhouding heeft belanghebbende, nadat hij gesproken heeft met zijn raadsvrouw, aan de politie verklaard dat hij ondernemer is en ongeveer € 600 per klus verdient met de bouw van veranda’s en dat dit hem € 2.500 netto oplevert. Belanghebbende heeft verklaard dat hij inmiddels al een jaar (Hof: derhalve vanaf augustus 2009) veranda’s bouwt en sindsdien geen bijstandsuitkering meer ontvangt. Verder heeft belanghebbende verklaard dat hij al tien jaar verslaafd is aan cocaïne en wiet en dat de twee zakken hennep in de auto niet van hem waren, maar van een vriend. Ook heeft belanghebbende verklaard dat zich onderdelen van een hennepplantage op zijn zolder bevonden, dat deze hennepplantage van vrienden was en dat hij zelf nooit een hennepplantage heeft gehad. Dit alles is neergelegd in een aantal processen-verbaal.

2.3.

Direct na de aanhouding en het verhoor van belanghebbende heeft de politie zijn woning doorzocht. Daarbij heeft de politie vijf doses cocaïne, een blokje hasj en twee Xtc-pillen aangetroffen. Op de zolder van de woning stonden 23 potten met potgrond en wortelresten van hennepplanten op een zwart zeil. Er lagen ook resten van hennepplanten op de grond. Verder stonden er diverse verhuisdozen met lampen erin. In het plafond van de zolder zaten verschillende haken en gaten.

2.4.

Bij nader onderzoek, op 16 augustus 2010, werden in de woning van belanghebbende nog aangetroffen: vier voorschakel-apparaten, één koolstoffilter met motor, één inbouwventilator met motor, één elektrisch verwarmingselement en één analoge tijdklok.

2.5.

Belanghebbende is, naar aanleiding van deze bevindingen, niet strafrechtelijk vervolgd voor het hebben van een hennepplantage.

2.6.1.

De onder 2.1 genoemde Audi is door belanghebbende gekocht en in maart 2010 door hem vanuit Duitsland geïmporteerd. Daarbij is het tijdelijke kenteken van de Audi op naam van belanghebbende gezet. Later is het kenteken van de Audi op naam van de vader van belanghebbende gezet. De vader heeft vervolgens aangifte voor de belasting op personenauto's en motorrijwielen gedaan.

2.6.2.

Op 16 augustus 2010 heeft belanghebbende tegenover de politie verklaard dat de Audi zijn eigendom was en dat hij deze auto zo snel mogelijk wilde verkopen, omdat hij te veel opviel. Geconstateerd is dat de Audi in de periode mei tot en met juli 2010 regelmatig door belanghebbende is gebruikt. Een en ander is neergelegd in een proces-verbaal van bevindingen.

2.6.3.

Belanghebbende heeft de Audi op 18 augustus 2010 te koop aangeboden op internet (via Marktplaats).

2.6.4.

De Audi is op 20 augustus 2010 door de Belastingdienst in beslag genomen. De vader van belanghebbende is daartegen tevergeefs in rechte opgekomen.

2.7.

Belanghebbende heeft op 16 augustus 2010 voor het jaar 2009 aangifte in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.122. Dit inkomen bestaat uitsluitend uit de door belanghebbende van 1 januari tot en met 22 oktober 2009 genoten bijstandsuitkering.

2.8.

Na ontvangst van de hiervóór bedoelde processen-verbaal heeft de Inspecteur het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning van € 12.122 met € 41.427 verhoogd tot € 53.549 vanwege niet aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden. Vervolgens heeft de Inspecteur met dagtekening 20 augustus 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.549. Tegelijk met deze voorlopige aanslag heeft de Inspecteur aan belanghebbende bij beschikking een bedrag van € 436 aan heffingsrente in rekening gebracht.

2.9.

Vervolgens heeft de Inspecteur de definitieve aanslag vastgesteld overeenkomstig de voorlopige aanslag, behoudens een verlaging van de arbeidskorting met een bedrag van € 946.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of, en zo ja, tot welk bedrag, belanghebbende in 2009 resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de opvatting toegedaan dat belanghebbende in 2009 tot een bedrag van € 41.427 resultaat uit overige werkzaamheden heeft behaald.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij daaraan het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

3.3.1.

Belanghebbende stelt dat de Inspecteur geen bewijs heeft voor de inkomsten uit de teelt van hennep. Belanghebbende is strafrechtelijk niet vervolgd voor het hebben van een hennepplantage. Nu er geen verder feitelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, berusten de door de Inspecteur veronderstelde inkomsten uit hennepteelt enkel op speculaties.

3.3.2.

Met betrekking tot de inkomsten uit de bouw van veranda’s stelt belanghebbende dat de door hem op 14 augustus 2010 afgelegde verklaring onjuist is, dat hij helemaal geen veranda’s kan bouwen en dat hij in 2009 geen onderneming in de verandabouw heeft gehad. Belanghebbende heeft, volgens hem, op 14 augustus 2010 tegenover de politie anders verklaard, omdat hij onder invloed van verdovende middelen was en hij van het politiebureau weg wilde. Nu de Inspecteur enkel is afgegaan op de onjuiste verklaring van belanghebbende over de onderneming en daar geen nader onderzoek naar heeft gedaan, heeft de Inspecteur geen bewijs geleverd dat belanghebbende in 2009 een onderneming had.

3.3.3.

Belanghebbende betwist, gezien het voorgaande, dat hij in 2009 naast zijn bijstandsuitkering andere inkomsten – hetzij uit hennepteelt, hetzij uit verandabouw – heeft gehad. Belanghebbende stelt daarmee over 2009 de vereiste aangifte te hebben gedaan en acht derhalve geen redenen aanwezig voor een omkering en verzwaring van de bewijslast.

De Inspecteur

3.4.1.

De Inspecteur stelt dat er wel degelijk een strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar de hennepteelt van belanghebbende en dat de resultaten daarvan zijn neergelegd in de onder 2.2 bedoelde processen-verbaal. Belanghebbende was reeds vóór zijn aanhouding bij de politie bekend als dealer in verdovende middelen. Op respectievelijk 14 en 16 augustus 2010 zijn in de kleding van belanghebbende, in zijn auto en in zijn woning verschillende soorten drugs en hulpmiddelen voor het telen van hennep aangetroffen. Na onderzoek heeft de politie geconcludeerd dat er sprake was van beroepsmatige hennepteelt; de aangetroffen kwekerij was professioneel opgezet, er was sprake van kunstlicht met tijdschakelaars voor de plantengroei, er was isolatie aanwezig voor daglicht/temperatuur en er was afzuiging van lucht/geur naar buiten. Om die reden acht de Inspecteur aannemelijk dat belanghebbende in 2009 inkomsten uit de kweek en handel in verdovende middelen heeft gehad. Belanghebbende heeft deze inkomsten niet in zijn aangifte vermeld en heeft daarmee niet de vereiste aangifte gedaan. Dit leidt tot een omkering en verzwaring van de bewijslast. Het is aan belanghebbende om te doen blijken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.

3.4.2.

De Inspecteur acht het redelijk om van inkomsten uit de hennepteelt van € 29.000 uit te gaan. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op het rapport van Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (hierna: BOOM), waarin standaardberekeningen en normen zijn opgenomen ter bepaling van de opbrengst van een hennepkwekerij. Bij de berekening van de inkomsten is de Inspecteur enkel uitgegaan van inkomsten uit de hennepkwekerij en niet van inkomsten uit de handel in andere verdovende middelen. Verder heeft de Inspecteur het aantal vierkante meters van de kwekerij op zolder voorzichtig ingeschat en is hij uitgegaan van slechts één oogst in 2009.

3.4.3.

Ten aanzien van de verandabouw stelt de Inspecteur dat belanghebbende daarmee in 2009 een bedrag van € 12.500 aan inkomsten heeft gegenereerd (5 maal € 2.500). Ook deze inkomsten heeft belanghebbende niet aangegeven, zodat op grond daarvan eveneens niet de vereiste aangifte is gedaan

3.4.4.

De Inspecteur voert verder aan dat belanghebbende in 2009 inkomsten moet hebben gehad naast zijn bijstandsuitkering omdat zijn uitgaven (met name vóór augustus 2009) groter waren dan zijn inkomsten. Belanghebbende moest immers niet alleen in zijn levensonderhoud voorzien, maar diende ook zijn dure verslaving te bekostigen. Verder beschikte belanghebbende over een auto die het budget van zijn uitkering ruimschoots overschreed.

3.4.5.

Ten aanzien van de bij de definitieve aanslag berekende arbeidskorting stelt de Inspecteur dat deze moet worden verhoogd met € 946 en de aanslag derhalve moet worden verminderd met dit bedrag. Als gevolg daarvan vervalt de heffingsrente van € 70 die in de definitieve aanslag is opgenomen.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de Inspecteur en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.122. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, handhaving van de aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.549, doch met vermindering van het op aanslag te betalen bedrag met een bedrag van € 946 vanwege de verhoging van de arbeidskorting, en tot vernietiging van de beschikking heffingsrente.

4 Gronden

5 Beslissing