Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2551, 12-00834

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2551, 12-00834

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 juli 2014
Datum publicatie
6 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:2551
Formele relaties
Zaaknummer
12-00834

Inhoudsindicatie

Belanghebbende exploiteerde in de tijdvakken 1 mei 2005 tot en met 30 juni 2008 kansspelautomaten (verder: speelautomaten) in eigen casino’s, in gokhallen en in horecagelegenheden. Het gaat om speelautomaten die bestemd zijn voor een individuele speler en speelautomaten waarop meerdere spelers tegelijkertijd kunnen spelen, bijvoorbeeld roulette. In geschil is of de met deze kansspelautomaten behaalde omzet is vrijgesteld van omzetbelasting.

Hof: Ten aanzien van de roulettespelen die op zogenoemde multiplayers worden gespeeld heeft de wetgever het fiscale neutraliteitsbeginsel geschonden door deze kansspelen niet vrij te stellen van omzetbelasting, terwijl de in Holland Casino gespeelde roulettespelen wel zijn vrijgesteld omdat deze zijn aangemerkt als een kansspel in de zin van artikel 2 van de Wet op de kansspelbelasting. Ten aanzien van de spelen Blackjack en Poker is het Hof van oordeel dat het fiscale neutraliteitsbeginsel niet wordt geschonden. De interactie tussen spelers en de bank respectievelijk spelers onderling, is dermate verschillend aan een speeltafel zoals bij Holland Casino ten opzichte van een vergelijkbaar spel dat via een kansspelautomaat wordt gespeeld, dat het Hof aannemelijk acht dat dit voor de gemiddelde consument bepalend is voor de keuze waar deze spelen gespeeld gaan worden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00834

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende],

gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 2 november 2012, nummer AWB 11/2748, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor [A],

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna genoemde op aangiften voldane omzetbelasting alsmede de beschikkingen tot teruggaaf van omzetbelasting.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over de tijdvakken 1 mei 2005 tot en met 30 juni 2008 op aangiften omzetbelasting voldaan en teruggaven van omzetbelasting verzocht. Belanghebbende heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze op aangiften voldane omzetbelasting alsmede tegen de beschikkingen tot teruggaaf van omzetbelasting over deze tijdvakken. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken van 6 april 2011 de bezwaren ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 8 januari 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [B], als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door de heren [C], [D], [E] en mevrouw [F], alsmede, namens de Inspecteur, de heren [G] en [H].

1.6.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een achttal foto’s overgelegd.

1.8.

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden, aan welk verzoek zij hebben voldaan.

1.9.

Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 13 juni 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord gemachtigde voornoemd, bijgestaan door de heren [J] en [K], alsmede, namens de Inspecteur, de heren [G] en [L].

1.10.

Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twee bij deze pleitnota van de Inspecteur behorende bijlagen.

1.11.

Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, zeventien foto’s overgelegd.

1.12.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.13.

Van de zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt, die in afschrift aan partijen zijn verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteerde in de tijdvakken 1 mei 2005 tot en met 31 juni 2008 kansspelautomaten (verder: speelautomaten) in eigen casino’s, in gokhallen en in horecagelegenheden. Het gaat om speelautomaten die bestemd zijn voor een individuele speler en speelautomaten waarop meerdere spelers tegelijkertijd kunnen spelen, bijvoorbeeld roulette. Belanghebbende biedt en bood geen gelegenheid tot zogeheten “online kansspelen”.

2.2.

De minimale inzet bij de speelautomaten van belanghebbende bedraagt € 0,20. De maximale inzet bedraagt € 80. Bij Holland Casino (hierna: HC) bedraagt de minimale inzet aan de tafel € 2 en is er geen maximum. Bij HC bestaan er verschillende tafels, waarbij de minimale inzet verschillend is: oplopend van € 2 tot € 100 per fiche.

2.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de door haar op aangiften voldane omzetbelasting en tegen beschikkingen tot teruggaaf van omzetbelasting, een en ander over de tijdvakken 1 mei 2005 tot en met 31 juni 2008.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende omzetbelasting verschuldigd is over de opbrengst behaald met speelautomaten in de tijdvakken vanaf 1 mei 2005 tot en met 31 juni 2008.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zittingen is toegevoegd, wordt verwezen naar de van deze zittingen opgemaakte processen-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, gegrondverklaring van de bezwaren, teruggaaf van de op aangifte voldane omzetbelasting en - voor zover het de teruggaafbeschikkingen betreft - teruggaaf van de op aangifte vermelde omzetbelasting. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing