Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2554, 12-00659

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2554, 12-00659

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 juli 2014
Datum publicatie
24 september 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:2554
Zaaknummer
12-00659
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 52a

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is een jonge man van 21 jaar met een laag inkomen. Hij koopt een Mercedes. De inspecteur stelt dat deze uitgave niet verklaard kan worden uit belanghebbendes inkomen en stelt een aantal vragen. Als die vragen onbevredigend worden beantwoord, geeft de inspecteur een informatiebeschikking af o.g.v. artikel 52a, eerste lid, AWR. Hof: de inspecteur mag vragen stellen die voor de belastingheffing van belang kunnen zijn. De inspecteur draagt de bewijslast dat belanghebbende gegevens of inlichtingen kon verstrekken, maar dat niet gedaan heeft. Daarbij geldt, dat een belastingplichtige niet verplicht kan worden tot het verstrekken van inlichtingen, waarover hij niet beschikt en niet kan beschikken (Hoge Raad 25 januari 2002, nr. 36.063). De vragen van de inspecteur hadden betrekking op de wijze waarop belanghebbende in zijn levensonderhoud had voorzien, de wijze van aflossing van een lening, de afgifte van afschriften van bankrekening en credit card, alsmede de kosten (benzine en verzekering) van de auto. Naar het oordeel van het Hof kan al het gevraagde van belang zijn voor de belastingheffing. De inspecteur heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende met de reeds verstrekte inlichtingen de vragen niet, onvolledig of onjuist heeft beantwoord. De informatiebeschikking wordt in zoverre vernietigd. De gevraagde credit card-afschriften moet belanghebbende echter wel verstrekken, ook over latere jaren.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00659

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (thans Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hierna: de Rechtbank) van 7 september 2012, nummer AWB 12/1181, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[inspecteur],

hierna: de Inspecteur,

met betrekking tot de hierna te noemen informatiebeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft gedagtekend 13 oktober 2011 ten laste van belanghebbende een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) afgegeven met kenmerk [nummer].

1.2.

Belanghebbende heeft tegen deze beschikking regelmatig bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak gedagtekend 7 februari 2012 het bezwaar afgewezen. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 2 mei 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B].

1.5.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6. Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1. Belanghebbende, geboren op [geboortedatum 1], is gehuwd met mevrouw [C], geboren op [geboortedatum 2]. Belanghebbendes echtgenote heeft een groot deel van het jaar 2008 verbleven in een penitentiaire inrichting. In december 2008 heeft de politie beslag gelegd op belanghebbendes auto, merk Mercedes-Benz (hierna: de auto), welk beslag in de loop van het jaar 2009 is opgeheven, doch direct gevolgd is – op 2 maart 2009 - door een beslag door de Belastingdienst op de auto. Dit beslag is in juli 2009 opgeheven.

2.2.

Met dagtekening 2 maart 2009 heeft de Inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2008 voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: de ZVW) opgelegd naar een geschat box I inkomen respectievelijk bijdrage inkomen van € 25.000.

2.3.

Met dagtekening 3 maart 2009 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen die voorlopige aanslagen, stellende dat het door de Inspecteur geschatte inkomen onjuist is en dat hij een dergelijk inkomen niet heeft genoten.

2.4.

Met dagtekening 27 juli 2009 is aan belanghebbende een aangiftebiljet IB/PVV over het jaar 2008 uitgereikt. Belanghebbende heeft de aangifte gedagtekend 9 september 2009 bij de Inspecteur ingediend. Daarin vermeldt belanghebbende enkel een bedrag van € 1.599 aan looninkomsten en een uitkering ingevolge de wet werk en Bijstand van € 5.286.

2.5.

Bij brieven van 22 oktober 2009, 15 en 25 augustus 2011 en 19 september 2011 verzoekt de Inspecteur belanghebbende om informatie in verband met de behandeling van het bezwaar bedoeld onder 2.3. De verzoeken om informatie hebben betrekking op de aankoop van de auto en de wijze, waarop belanghebbende het aankoopbedrag heeft gefinancierd. Voorts verzoekt de Inspecteur belanghebbende om aan te geven waar hij, gelet op zijn lage inkomen, in 2008 van heeft geleefd.

2.6.

In reactie op de vragen van de Inspecteur heeft belanghebbende, voor zover hier van belang, de volgende informatie verstrekt:- de auto is op 13 december 2008 in Duitsland gekocht voor een bedrag van € 6.800;

- de aankoop is gefinancierd met een geldlening van de bevriende heer [D]. Belanghebbende overlegt een handgeschreven overeenkomst van geldlening, waarin staat dat op 1 december 2008 een bedrag van € 7.500 ter leen is verstrekt aan belanghebbende, welk bedrag, vermeerderd met rente van 10% per jaar, binnen twee jaar moet worden terugbetaald;

- de lening is afgelost door deelbetalingen in 2009, 2010 en 2011. Belanghebbende overlegt dienaangaande een verklaring van de heer [D], gedagtekend 3 september 2009, waarin staat dat belanghebbende tot dat moment € 3.500 heeft terugbetaald op de lening en dat hij de tijd krijgt om de rest terug te betalen;

- de kosten van de auto bedragen volgens belanghebbende € 550 per kwartaal (WA- verzekering, motorrijtuigenbelasting);

- belanghebbende stelt dat zijn loon voldoende was om de overige kosten van de auto, zoals de brandstof, te betalen;

-in oktober 2009 heeft met de auto een aanrijding plaatsgevonden, waarna het wrak in dezelfde maand is verkocht. Belanghebbende overlegt dienaangaande stukken van de verzekeraar, volgens welke stukken de waarde van de auto voor de schade € 14.000 bedraagt en de verkoopopbrengst van het wrak € 6.388 is;- belanghebbende heeft tot 1 oktober 2008 levensonderhoud in natura ontvangen van zijn directe familie en vanaf 1 oktober 2009 tot oktober 2010 was hij in loondienst werkzaam;- in 2008, 2009, 2010 en een deel van 2011 woonde belanghebbende bij zijn broer;- belanghebbende heeft afschriften over het jaar 2008 overgelegd van zijn bankrekening bij de Rabobank en van zijn VISA CARD rekening.

2.7.

Met dagtekening 13 oktober 2011 heeft de Inspecteur de informatiebeschikking afgegeven. Hierin staat onder meer het volgende:

“(…) In verband met de door u ingediende bezwaarschriften tegen de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008 (…) heb ik u (…) gevraagd om inlichtingen en/of gegevensdragers die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van (belanghebbende).

U heeft niet geheel aan deze informatieverzoeken voldaan. Het gaat om de volgende vragen en verzoeken: * welke familieleden verleenden financiële steun aan belanghebbende, waaruit bestond deze steun en om wat voor bedragen gaat dit? * Op welke data heeft belanghebbende aflossingen gedaan op de lening van de heer [D] (inclusief de bedragen van de aflossingen)? * Hoeveel geld heeft belanghebbende besteed aan tankbeurten met de (auto)? * de bankafschriften en de afschriften van de Visa card over de jaren na 2008. (…)”. 2.8. Ter zitting van de Rechtbank heeft de Inspecteur verklaard dat hij de bankafschriften en de afschriften van de Visa Card wenst over de periode 1 januari 2009 tot 13 oktober 2011, zijnde de dagtekening van de informatiebeschikking.

2.9.

In hoger beroep stelt belanghebbende dat hij omstreeks oktober 2009 een bedrag van € 7.638,19 heeft ontvangen van de verzekeringsmaatschappij als uitkering ter zake van de schade van de auto. Voorts stelt belanghebbende dat er tot de datum van afgifte van het kentekenbewijs van de auto (7 juli 2009) “vanzelfsprekend” niet met de auto werd gereden. Ook nadien heeft belanghebbende, naar hij stelt, met de auto niet gereden, aangezien hij niet beschikte over een rijbewijs. Aan hem is op 18 augustus 2010 een rijbewijs afgegeven. In de auto werd tot de aanrijding in oktober 2009, waarna het wrak is verkocht, gereden door belanghebbendes vader, de heer [E], op wiens naam de auto was verzekerd en die de kosten van de verzekering, motorrijtuigenbelasting en brandstof voor zijn rekening nam. Vanaf de datum van afgifte kentekenbewijs totdat het wrak is verkocht, was geen sprake van relevante gebruikskosten, zo stelt belanghebbende in zijn hoger beroepschrift.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vragen of (A) de Inspecteur terecht de informatiebeschikking heeft afgegeven; meer in het bijzonder gaat het om de vraag (B) of de Inspecteur een redelijk heffingsbelang had voor het stellen van de in de informatiebeschikking genoemde vragen en (C) of belanghebbende deze vragen al afdoende heeft beantwoord.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt vragen A en B ontkennend, vraag C bevestigend. De Inspecteur verdedigt telkens het tegenovergestelde antwoord.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur en van de informatiebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing