Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-08-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3375, 13-01157

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-08-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3375, 13-01157

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 augustus 2014
Datum publicatie
22 september 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:3375
Zaaknummer
13-01157

Inhoudsindicatie

Hof Den Bosch acht de Inspecteur heffingsbevoegd ter zake van een door een inwoner van België genoten uitkering.

Belanghebbende, buitenlands belastingplichtige voor de inkomstenbelasting en woonachtig in België, heeft in 2005 een uitkering van € 27.566 ontvangen. Belanghebbende heeft de uitkering niet tot zijn belastbare inkomen uit woning en werk in Nederland gerekend.

In geschil is of de Inspecteur heffingsbevoegd is ter zake van genoemde uitkering en, indien dit het geval is, of de Inspecteur vertrouwen gewekt heeft dat de uitkering in Nederland niet in de heffing zal worden betrokken.

Het Hof oordeelt dat de uitkering zowel voor toepassing van het Nederlandse nationale recht als voor toepassing van het Verdrag met België te beschouwen is als een pensioenuitkering en niet, zoals belanghebbende heeft betoogd, als een lijfrente-uitkering. Er van uitgaande dat de uitkering vanuit Nederlands perspectief heeft te gelden als een pensioenuitkering, is het Hof van oordeel dat voldaan is aan het bepaalde in artikel 18, paragraaf 2, van het Verdrag met België, zodat Nederland ter zake heffingsbevoegd is.

Voor wat betreft het opgewekt vertrouwen is het Hof van oordeel dat de Inspecteur geen uitlatingen heeft gedaan dan wel gedragingen heeft vertoond, welke kunnen worden opgevat als een bewuste en weloverwogen standpuntbepaling door de Inspecteur dat de uitkering in Nederland niet in de heffing zal worden betrokken.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/01157

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats] (België),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 september 2013, nummer AWB 12/4530, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor [vestigingsplaats],

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te melden aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: aanslag IB/PH 2005) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.032, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank, alwaar hij tevens verzocht heeft om een vergoeding van immateriële schade. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 19 juni 2014 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, de heer [A]. Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

1.5.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit, is woonachtig in België en is buitenlands belastingplichtig voor de Nederlandse inkomstenbelasting.

2.2.

Voor het jaar 2005 heeft belanghebbende de volgende inkomsten genoten:

AOW-uitkering € 8.066 (ingehouden loonheffing: € 1.181)

Loon [B] BV € 16.466 (ingehouden loonheffing: € 501)

Uitkering Reaal € 27.566 (ingehouden loonheffing: € 3.964)

Totaal van de inkomsten € 52.098

2.3.

Belanghebbende heeft over het jaar 2005 aangifte IB/PH gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.532, bestaande uit de AOW-uitkering en het loon van [B] BV. De Inspecteur heeft het aangegeven belastbaar inkomen gecorrigeerd tot € 44.032 door het te verhogen met de uitkering van Reaal en de AOW-uitkering buiten beschouwing te laten. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van de Wet van 12 december 2002 tot goedkeuring van het op 5 juni 2001 tot stand gekomen Belastingverdrag Nederland-België (hierna: het Verdrag) is over de uitkering van Reaal maximaal 25 % inkomstenbelasting geheven.

De Inspecteur heeft de uitkering van Reaal beschouwd als een pensioenuitkering.

2.4.

Gedagtekend 6 november 2008 is door belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de aanslag IB/PH 2005.

2.5.

Gedagtekend 14 november 2008 heeft de Inspecteur zijn zienswijze nader uiteengezet en aangegeven voornemens te zijn niet aan het bezwaar van belanghebbende tegemoet te komen en belanghebbende uitgenodigd vóór 5 december 2008 zijn bezwaar nader te motiveren. De Inspecteur heeft voorts aangegeven dat hij het bezwaar zonder nadere mededeling zal afdoen en handhaven indien niet voor de gestelde termijn een motivering volgt.

2.6.

Gedagtekend 29 april 2009 geeft de Inspecteur, op een reactie van belanghebbende van 12 januari 2009, van welke reactie geen afschrift tot de stukken van het geding behoort, wederom aan niet voornemens te zijn aan het bezwaar van belanghebbende tegemoet te komen. Belanghebbende wordt uitgenodigd vóór 20 mei 2009 schriftelijk te reageren. Tevens wordt wederom aangegeven dat indien niet voor de gestelde termijn wordt gereageerd het bezwaar zonder verdere mededeling wordt afgedaan.

2.7.

Gedagtekend 24 juni 2009 verwijst de Inspecteur belanghebbende naar vertegenwoordigers van de Belgische fiscus, die werkzaam zijn bij het callcenter Grensoverschrijdend Werk en Ondernemen (hierna: GWO) te [vestigingsplaats]. De Inspecteur geeft belanghebbende een termijn van drie weken om te reageren en kondigt aan het bezwaar zonder nadere mededeling af te doen indien belanghebbende niet binnen de gestelde termijn reageert.

2.8.

In een reactie van 13 augustus 2009 op een namens belanghebbende door zijn gemachtigde verzonden brief van 14 juli 2009 verwijst de Inspecteur naar het Verdrag en nogmaals naar het GWO en geeft verder aan dat meer documentatie niet voorhanden is en derhalve ook niet verstrekt kan worden. Tevens deelt hij mede dat het bezwaar is afgedaan en gehandhaafd.

2.9.

Als reactie op het intrekken van het verleende uitstel van betaling van de aanslag IB/PH 2005 heeft belanghebbende bij schrijven van 29 mei 2012 verzocht om de uitspraak op bezwaar toe te zenden en, voor het geval geen uitspraak op bezwaar is gedaan, alsnog uitspraak op bezwaar te doen. In zijn reactie van 17 juli 2012 stelt de Inspecteur dat hij weliswaar geen handhavingsbeschikking heeft gestuurd, maar dat uit de gevoerde correspondentie blijkt dat hij wel uitspraak op bezwaar heeft gedaan.

2.10.

Gedagtekend 11 april 2011 verzoekt belanghebbende de aanslagen IB/PH 2005, 2006 en 2007 van belanghebbende ambtshalve te verminderen, omdat de AOW-uitkering ten onrechte niet vrij is gesteld van Nederlandse belastingheffing. De Inspecteur heeft het verzoek voor wat betreft de jaren 2006 en 2007 gehonoreerd.

2.11.

De aanslag IB/PH 2008 is vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte over dat jaar. Voor de jaren 2009 en 2010 is bezwaar gemaakt tegen de opgelegde voorlopige aanslagen IB/PH. Voor deze jaren zijn, gedagtekend respectievelijk 2 november 2011 en 10 november 2011, zonder nadere correspondentie definitieve aanslagen opgelegd overeenkomstig de ingediende aangiften. Ook voor de jaren 2011 en 2012 zijn de aanslagen IB/PH opgelegd overeenkomstig de ingediende aangiften over die jaren.

2.12.

Belanghebbende doet tevens aangifte in België. Uit de aanslag personenbelasting en aanvullende belastingen over het aangiftejaar 2006 (inkomsten 2005), welke door de Belgische belastingadministratie op 22 mei 2007 is vastgesteld, blijkt dat de door belanghebbende ontvangen uitkering van Reaal van € 27.566 in België belast is naar een (forfaitair) bedrag van € 13.260,94, tegen een tarief van 15% (te verhogen met 6,9% gemeentelijke opcentiemen).

Belanghebbende heeft de uitkering van Reaal naar de Belgische fiscus gepresenteerd als inkomsten van lijfrenten of tijdelijke renten.

2.13.

De uitkering van Reaal wordt genoten krachtens een bij Reaal afgesloten lijfrenteverzekering, polisnummer [nummer 1]. In de polis wordt als ‘begindatum’ van de verzekering vermeld 1 mei 1998 en als ‘einddatum’: levenslang. Begunstigden en verzekerden zijn belanghebbende en zijn echtgenote [D]. Als voortzettingsclausule is in de polis opgenomen:

‘Deze verzekering is een voortzetting van de verzekeringen, gesloten onder polisnummers [nummer 2] en [nummer 3] van [E], totaal uitgekeerd kapitaal E 442,162,63 en gesloten als bedoeld in artikel 2, vierde lid van de Pensioen- en spaarfondsenwet.’

2.14.

Tot de stukken van het geding behoort een door Reaal afgegeven verklaring, gedagtekend 31 augustus 2012 (niet ondertekend), luidende, voor zover te dezen van belang:

Product lijfrenteverzekering

De verzekering betreft een zuivere pensioenpolis die oorspronkelijk bij Zurich is afgesloten. Wij begrijpen dat de naam van ons product voor verwarring kan zorgen ten aanzien van de fiscale kwalificatie van het product. Een lijfrenteverzekering kan een fiscale kwalificatie zijn. In dit geval is de benaming lijfrenteverzekering een verzekeringstechnische kwalificatie: Er wordt een rente uitkering gedaan zolang het verzekerde lijf in leven is.’

Loonheffing

Wij hebben op de zuivere pensioenpolis geen loonheffing ingehouden omdat wij in 1998 een verklaring van de Belastingdienst hebben ontvangen dat wij geen loonheffing hoeven in te houden op de uitkeringen.’

2.15.

Eveneens tot de stukken van het geding behoort de verklaring van de Inspecteur, gedagtekend 3 maart 1998, luidende, voor zover te dezen van belang:

‘Gelet op artikel 27, lid 7 van de Wet Loonbelasting 1964;

VERKLAAR IK (Hof: [F], inspecteur van Belastingdienst/Ondernemingen [vestigingsplaats]), mede onder voorbehoud van wets- en verdragswijzigingen,

dat de Zurich leven, (…) met ingang van 1 januari 1998 mag afzien van inhouding van loonbelasting op de door haar uit te betalen termijnen ingevolge een pensioenverzekering, onder voorwaarde dat, en zolang belanghebbende ingevolge de wetgeving van België, aldaar aan belastingplicht is onderworpen op grond van haar woon- of verblijfplaats, of enige andere soortgelijke omstandigheid, alsmede onder voorwaarde van juistheid van de verstrekte informatie over de periode(n) dat arbeid in Nederland cq. in het buitenland is verricht.’

2.16.

In tegenstelling tot hetgeen in de verklaring van 31 augustus 2012 staat vermeld (zie 2.14) is op de uitkering van Reaal wel loonheffing, te weten € 3.964, ingehouden.

2.17.

Bij schrijven van 10 december 2012 heeft de Inspecteur verzocht om inlichtingen bij Federale Overheidsdienst FINANCIËN, Controlecentrum Tongeren-Genk te Tongeren in België (hierna: FOD). Voor zover te dezen van belang luidt dit verzoek:

‘Volgens de Nederlandse levensverzekeringsmaatschappij Reaal heeft [belanghebbende] in 2005 een uitkering genoten van € 27.566, waarop een loonheffing is ingehouden van € 3.694.

Het is niet geheel duidelijk of dit een pensioen betreft of een lijfrente.

Mijn collega heeft enkele algemene vragen omtrent de belastbaarheid in België:

- Hoe wordt een pensioen belast in België ? Wat is de afwijking t.o.v. het normale tarief ?

- Hoe wordt een lijfrente belast in België ? Wat is de afwijking t.o.v. het normale tarief ?

- Wordt een pensioen-uitkering dan wel een lijfrente-uitkering maar voor een deel belast in België en zo ja

welke percentage wordt dan belast ?

- Wat is het reguliere personenbelasting-tarief in België ?

2.18.

Gedagtekend 20 maart 2013 ontvangt de Inspecteur van de FOD, voor zover te dezen van belang, de volgende informatie:

‘Wat de aangegeven inkomsten van de Heer [belanghebbende] betreft kan ik u het volgende mededelen:

a. Inkomsten van kapitalen en roerende goederen :

Aangegeven als opbrengst uit overeenkomst gesloten vanaf 1.03.1990 :

Afzonderlijk belastbaar in België tegen een tarief van 15 % (te verhogen met 6,9 % Gemeentebelasting).

Deze inkomstenrubriek betreft de inkomsten die begrepen zijn in lijfrenten (*) of tijdelijke renten (**) (met uitzondering van pensioenen) die (vanaf 1/01/1962) onder bezwarende titel zijn aangelegd ten laste van een Belgische of buitenlandse onderneming of rechtspersoon. Bij lijfrenten of tijdelijke renten waarbij het kapitaal wordt prijsgegeven, vormt de rente gedeeltelijk een terugbetaling van kapitaal en gedeeltelijk van interest. De jaarlijks als roerend inkomen (***) aan te geven interest is in dit geval forfaitair bepaald op 3 % van het prijsgegeven kapitaal.

Oorsprong en datum van aanvang belastbaarheid zijn in deze niet meer na te gaan maar het betreft hierbij blijkbaar een vrijgave van kapitaal ten bedrage van 442.031 euro.

(…).

(*) Lijfrenten : worden uitbetaald zolang de rentetrekker leeft

(**) Tijdelijke renten : worden betaald gedurende een contractueel vastgelegde duur

(***) Als roerend inkomen belastbaar indien ze :

a. fiscaal gezien niet de aard hebben van een pensioen met beroepskarakter maar ontvangen uit individuele levensverzekeringen waarvoor de betaalde premies nooit fiscaal in mindering werden gebracht door de genieter

b. onder bezwarende titel zijn aangelegd (door o.a. storting van een kapitaal of afstand van een onroerend goed). Is het afgestane kapitaal een onroerend goed dan is de waarde van het prijsgegeven kapitaal gelijk aan de waarde van het prijsgegeven kapitaal gelijk aan de waarde waarop het registratierecht werd geheven.

c. zijn aangelegd ten laste van een rechtspersoon of ten laste van een in België of in het buitenland gevestigde onderneming (nijverheids, handels- of landbouwbedrijf) onder leiding van een natuurlijke persoon.’

Voor het aangiftejaar 2006, betreffende de inkomsten 2005 heeft de FOD de volgende informatie betreffende de door België gehanteerde belastingtarieven aan de Inspecteur verstrekt:

Aj. 2006

hoger dan 24.800 €

hoger dan 30.840 €

11.671,50 € + 50 % boven 30.840 €

Inkomen

Basisbedragen

Geïndexeerde bedragen

Belasting

tot 5.705 €

tot 7.100 €

25 %

5.705 tot 8.120 €

7.100 tot 10.100 €

1.775 € + 30 % boven 7.100 €

8.120 tot 13.530 €

10.100 tot 16.830 €

2.675 € + 40 % boven 10.100 €

13.530 tot 24.800 €

16.830 tot 30.840 €

5.367 € + 45 % boven 16.830 €

2.19.

Bij schrijven van 5 februari 2014 heeft de Inspecteur nogmaals verzocht om inlichtingen bij FOD. Voor zover te dezen van belang luidt dit verzoek:

‘Dit verzoek is een vervolg op mijn verzoek dd. 10-12-2012 (…), dat door uw collega (…) op 20-03-2013 (…) werd beantwootd.

Uit bijgevoegde stukken valt op te maken dat belastingplichtige een lijfrente/pensioen van Reaal ontvangt dat in België als lijfrente in aanmerking is genomen en belast. Dit betekent dat de uitkering voor minder dan 90% in de Belgische heffing is betrokken en ook dat de heffing tegen een niet regulier tarief van 15% heeft plaatsgevonden. Omdat de opbouw (van het kapitaal) in Nederland is gefacilieerd (hetgeen de belastingplichtige heeft bevestigd) heb ik geconcludeerd dat Nederland heffingsbevoegd is ten aanzien van deze uitkering op grond van artikel 18 van het verdrag Nederland-België.

In hoger beroep geeft de belastingplichtige nu aan dat in België foutief is geheven: er had belasting moeten worden geheven als ware de uitkering een pensioen. De bijgevoegde verklaring van Reaal van 31 augustus 2012 laat immers geen andere conclusie toe dan dat er sprake is van een pensioenuitkering.

Zodoende heeft mijn collega nu de volgende vragen:

1. Is deze uitkering volgens de Belgische nationale wetgeving aan te merken als een pensioen of als een lijfrente?

2. In het verlengde van vraag 1: is de heffing zoals deze in België heeft plaatsgevonden juist of niet juist?

3. Uit welk Belgisch wetsartikel valt op te maken of deze uitkering een pensioen of een lijfrente is en wat is het onderscheidend criterium?

3. In geval er sprake is of zou zijn (ook al is er dus sprake van een lijfrente) van een pensioen: op welke wijze vindt de heffing dan plaats in België?

4. In welk Belgisch wetsartikel is de heffing over pensioenen geregeld?’

2.20.

Bij e-mail van 7 februari 2014 reageert mevrouw [G] van FOD, voor zover te dezen van belang, als volgt:

‘Op de vraag of de uitkering uit de bijgevoegde polis volgens de Belgische interne wetgeving aan merken is als een pensioeninkomen of een lijfrenteinkomen, kan ik u melden dat dit afhankelijk is van het gegeven of betrokkene in België een fiscaal voordeel heeft genoten voor de gestorte premie van het levensverzekeringscontract.

Doordat de polis individueel werd afgesloten door de betrokkene zelf, waarbij hij verzekerde en begunstigde is, heeft de polis – naar Belgisch recht – het karakter van een individuele levensverzekering.

(…)

Uit de tekst (Hof: niet opgenomen) van toepassing voor het aanslagjaar 1999 (inkomsten 1998) blijkt dat een in het buitenland betaalde premie mbt een levensverzekeringscontract GEEN aanspraak kon maken op de belastingvermindering lange termijnsparen. Aangezien er geen mogelijkheid tot aftrek was, is er dus over de in het jaar 1998 betaalde premie geen belastingvoordeel verleend, waardoor de periodieke uitkering – conform de Belgische wetgeving – niet als een belastbaar pensioen kan worden beschouwd. Bij de beoordeling of het inkomen het karakter van beroepsinkomen, dan wel roerend inkomen heeft en of het in België als belastbaar inkomen moet worden beschouwd, is enkel de Belgische wetgeving relevant. Hoe het inkomen door Nederland in aanmerking wordt genomen, is voor de Belgische wetgeving niet van belang.

Bij de beoordeling van de heffingsrechten gaat elk land in principe eerst uit van de aard van het inkomen volgens zijn eigen wetgeving om te beoordelen welk land heffingsrechten heeft.

Het gegeven dat het inkomen door België niet als beroepspinkomen wordt beschouwd is, staat niet in de weg dat het door de Nederlandse administratie als beroepsinkomen kan worden beschouwd.

(…)

Uit de polis Reaal [nummer 1] blijkt dat de verzekeringsnemer de heer [belanghebbende] is, hij eveneens verzekerde en begunstigde. (…). Deze in uw vraag bijgevoegde polis werd niet eerder aan de Belgische administratie ter beschikking gesteld.

(…)

In casus wordt er een periodieke uitkering, een levenslange uitkering, voorzien. Voor het jaar 1998 was er in de Belgische wetgeving geen mogelijkheid voorzien om de buitenlandse premies in aftrek te nemen. Betrokkene zal wellicht nooit enig fiscaal voordeel verkregen in België (mbt de premie van de vorige polissen en de polis afgesloten in 1998) (tenzij er een foutieve aangifte werd ingediend) zodat het hier geen pensioen betreft (…). Derhalve is sprake van roerend inkomen begrepen in rente (…). Bedrag afgestane kapitaal is bedrag afkoopsom vorig polissen waarmee huidige polis werd gefinancierd (442.162,63 euro) (voorzover sprake is van onmiddellijk ingaande uitkeringen).

In geval er sprake is van onmiddellijk ingaande lijfrente, is het aan te geven bedrag roerend inkomen: 442.162,63 x 3% = 13.264,88 euro. Bij het vestigen van de aanslag aanslagjaar 2006, inkomsten 2005 (welke bij uw vraag werd gevoegd) werd een inkomen vermeld van 13.260,94 euro. De aanslag werd gevestigd conform de aangifte, er waren en zijn geen gegevens over de onderliggende polis in het dossier aanwezig aan de hand waarvan het bedrag toen kon worden gecontroleerd. Er vond dus geen controle plaats van het aangegeven bedrag. Het aangegeven bedrag blijkt nu iets te laag te zijn.

Aanvullende opmerking met betrekking tot de toepassing van artikel 18 DBV Be-NL:

Zou er sprake zijn geweest van een naar – Belgisch recht – belastbaar pensioen dan zou de heffing dezelfde zijn geweest als die van een inkomen uit loondienst.

Er is echter sprake van een roerend inkomen. Aangezien een roerend inkomen afzonderlijk belast wordt, tegen een vast tarief, is er sprake van een afwijkende heffing tav een inkomen uit loondienst.

Doordat er geen enkel document werd voorgelegd (en er geen documenten uit het fiscaal dossier beschikbaar zijn) waaruit bleek dat de daadwerkelijk uit Nederland ontvangen uitkering hoger is dan 25.000,00 euro, kon er onmogelijk een beoordeling gebeuren in het kader van de heffingsrechten, in het kader van de toepassing van artikel 18 DBV Be-Nl en meer bepaald de toepassing artikel 18, §2 DBV Be-Nl.

Met betrekking tot de beoordeling van de heffingsrechten, kan er uit de door u ter beschikking gestelde documenten vastgesteld worden, dat de voorwaarden van artikel 18, §2 DBV Be-Nl vervuld zijn, waardoor de heffing vanaf 1998 aan Nederland toekomt. (…).’

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is Nederland heffingsbevoegd ter zake van de uitkering van Reaal?

II. Indien vraag I bevestigend wordt beantwoord: heeft de Inspecteur vertrouwen gewekt dat de uitkering van Reaal in Nederland niet in de heffing wordt betrokken?

Belanghebbende is van mening, dat vraag I ontkennend moet worden beantwoord en vraag II bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en van vermindering van de aanslag IB/PH 2005 voor zover deze betrekking heeft op de heffing van de uitkering van Reaal. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank (primair en meer subsidiair), niet-ontvankelijkheid van belanghebbende (subsidiair) en terugwijzing naar de Inspecteur om alsnog uitspraak te doen op bezwaar (meer meer subsidiair).

4 Gronden

5 Beslissing