Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-09-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3517, 13-00043
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-09-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3517, 13-00043
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 5 september 2014
- Datum publicatie
- 3 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2014:3517
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1776, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 13-00043
Inhoudsindicatie
Heffingsambtenaar neemt als vertrekpunt bij de bepaling van de gecorrigeerde vervangingswaarde (WOZ) van een gasgestookte warmtekrachtcentrale de door belanghebbende aangehouden waarde. Het gaat om de in aanmerking te nemen vermindering van de waarde van het gebouw wegens economische (functionele) veroudering. Belanghebbende baseert de functionele veroudering op het geringer geworden aantal feitelijke draaiuren van de centrale in verband met de verminderde vraag naar stoom en elektriciteit. Hof oordeelt dat het aantal feitelijke draaiuren en rendement geen goede maatstaven zijn voor de economische veroudering van het gebouw, omdat die maatstaven geen betrekking hebben op het gebouw als zodanig. Daarmee komt de grondslag aan het rapport van belanghebbende te ontvallen en daarmee ook de grondslag aan het rapport van de heffingsambtenaar. Het Hof bepaalt de waarde van de onroerende zaak in goede justitie.
Uitspraak
Team Belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/00043
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V, (voorheen [A] B.V. en daarvoor [B] B.V.), gevestigd te [plaats 1],
hierna: belanghebbende,
tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 11 december 2012, nummer AWB 11/357, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1],
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te melden beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 8 en 8a te [plaats 1] (hierna: de onroerende zaak), voor het belastingjaar 2009 per de waardepeildatum 1 januari 2008 vastgesteld op € 2.439.000 (hierna: de beschikking 2009). De beschikking is gedagtekend 31 december 2009. Tegelijkertijd is in één geschrift met de beschikking ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2009 (hierna: de aanslag 2009) bekend gemaakt. Bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet WOZ, gedagtekend 28 februari 2010, is de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2010, per de waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld op € 2.500.000 (hierna: de beschikking 2010). Tegelijkertijd is in één geschrift met de beschikking ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2010 (hierna: de aanslag 2010) bekend gemaakt.
Na bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2009, per de waardepeildatum 1 januari 2008, verminderd tot € 2.222.000. Die uitspraak (hierna: de uitspraak 2009) is gedagtekend 17 december 2010. Tegelijkertijd is in één geschrift met deze uitspraak de aanslag 2009 dienovereenkomstig verlaagd.
De waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2010, per de waardepeildatum 1 januari 2009, is bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 17 december 2010 (hierna: de uitspraak 2010), verminderd tot € 2.236.000. Tegelijkertijd is in één geschrift met deze uitspraak de aanslag 2010 dienovereenkomstig verlaagd.
Belanghebbende is van de uitspraak 2009 en van de uitspraak 2010 bij afzonderlijke geschriften in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft in beide zaken een griffierecht geheven van € 298.
De Rechtbank heeft, in één geschrift verenigd, bij uitspraak van 11 december 2012 het beroep inzake de beschikking 2009/aanslag 2009 en het beroep inzake de beschikking 2010/ aanslag 2010, geadministreerd onder nummer AWB 11/357 respectievelijk nummer AWB 11/358, ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende, in één geschrift, hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft het hoger beroep gesplitst in twee afzonderlijke zaken. De onderhavige zaak, het jaar 2009 betreffende, is geadministreerd onder nummer 13/00043. De zaak het jaar 2010 betreffende, is geadministreerd onder nummer 13/00044. In de onderhavige zaak heeft de griffier van het Hof een griffierecht geheven van € 466. De Heffingsambtenaar heeft voor beide jaren een gecombineerd verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de onderhavige zaak heeft plaatsgehad op 24 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch. Ter zitting is tegelijkertijd behandeld de zaak geadministreerd onder nummer 13/00044. Ter zitting zijn namens belanghebbende verschenen en gehoord de heer [C] en de heer [D], bijgestaan door de heer [E] en de heer [F], beiden taxateur. Namens de Heffingsambtenaar is verschenen en gehoord mevrouw [G], bijgestaan door de heer [H].
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen. Exemplaren van de pleitnota zijn overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij zijn pleitnota één bijlage overgelegd.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende was in onder meer 2009 en 2010 eigenares van een gasgestookte warmtekrachtcentrale (hierna: de centrale), bestaande uit diverse gebouwen met gebouwgebonden installaties, buitenopstellingen (tanks), ondergrond alsmede infrastructurele voorzieningen, waaronder erfverhardingen en hekwerk. Het hoofgebouw (hierna: het hoofdgebouw) omvatte een ketelhuis, een generatorhal, een schakel-, controle- en besturingsruimte, een personele ruimte, een magazijn alsmede een toilet- en kleedruimte. Naast het hoofdgebouw stonden een gasontvangstation en een zogenoemd noodvoedingsgebouw.
De centrale is in 1993 gereed gekomen en in gebruik genomen. Voorafgaande aan de bouw van de centrale, waarmee in 1991 is begonnen, heeft een haalbaarheidsonderzoek plaatsgevonden. De bouw van de centrale was een gezamenlijk initiatief van (destijds) [K] ([K]), een voorganger van belanghebbende, en de, naast de plaats waar de centrale zou verrijzen, gelegen [L] (hierna: [L]).
Na de ingebruikneming van de centrale kwamen de [K] en [L] in een contract overeen dat de [K] (ook de [K] hierna te noemen: belanghebbende) volledig zou voorzien in de stoombehoefte van [L], behoudens gedurende perioden benodigd voor onderhoud/reparatie van de centrale. Het contract had een looptijd van 15 jaar.
De elektriciteit die voor de voorziening in de stoombehoefte van [L] moest worden opgewekt, werd afgezet in een reguliere markt. De liberalisering van de elektriciteitsmarkt met dalende prijzen voor elektriciteit, eind jaren negentig van de vorige eeuw, bracht belanghebbende ertoe met [L] nadere afspraken te willen maken op het punt van de voorziening in de stoombehoefte, ook [L] wilde energiebesparende maatregelen en had behoefte aan afname van geringere hoeveelheden stoom dan in het contract was overeengekomen. Belanghebbende en [L] hebben de bepalingen van het contract tot in 2003 nageleefd. Daarna is overeengekomen dat belanghebbende niet meer op alle momenten stoom behoefde de leveren aan [L]. Zo kwamen gedurende de weekeinden de stoomleveranties aan [L] te vervallen.
Belanghebbende ging zich meer toeleggen op het leveren van elektriciteit aan afnemers gedurende piekuren, waarin de vraag naar elektriciteit meer dan gemiddeld was. Het aantal draaiuren van de centrale werd in overleg met [L] teruggebracht. In 2007 werd het aantal draaiuren teruggebracht tot 1.640. In januari 2008 vond wederom een aanpassing plaats; het aantal draaiuren, jaarlijks, werd teruggebracht tot 1.469. De centrale kon in 2008 technisch maximaal 7.999 uren draaien. Het contract van belanghebbende met [L], dat in maart 2009 zou aflopen, is in 2009 opnieuw gewijzigd. Op 1 januari 2013 is de centrale om bedrijfseconomische redenen, vanwege de hogere gasprijs en de verminderde vraag naar stroom, buiten gebruik gesteld.
Belanghebbende heeft de heer [E], taxateur van onroerende zaken te [plaats 2], in de beroepsfase verzocht de gecorrigeerde vervangingswaarde van vast te stellen per de waardepeildatum 1 januari 2008 en per de waardepeildatum 1 januari 2009, in het kader van de waardering voor de Wet WOZ voor het belastingjaar 2009 respectievelijk het belastingjaar 2010. Deze heeft de gecorrigeerde vervangingswaarde vastgesteld op € 910.0000 respectievelijk op € 1.116.000 De onroerende zaak is opgenomen op 17 februari 2009. De rapporten zijn gedagtekend 28 februari 2011.
In het onder 2.6 vermelde rapport inzake de waardepeildatum 1 januari 2008 is onder meer het volgende vermeld (p. 18):
‘De correctie wegens functioneel-/economische veroudering voor de onderhavige warmtekrachtcentrale wordt bepaald rekening houdende met:
a. Economische veroudering:
Wegens voortschrijdende technologische ontwikkelingen blijft het energetisch rendement dat met de huidige eenheden wordt behaald sterk achter in vergelijking met het rendement dat behaald zouden kunnen worden indien de eenheden op de waardepeildatum door een nieuwe vervangen zouden worden. Dit rechtvaardigt een aftrek op grond van onvoldoende technische lay-out.
State of the art is het nieuwste type gasturbine te weten ‘300MWe’, die volledig geoptimaliseerd een STEG-rendement haalt van 59%. De WKC [plaats 1] haalde een gemiddeld rendement (2007 46,85% en 2008 50,8%) van 48,83%.
Deze omstandigheid geeft aldus aanleiding tot een correctie op de gecorrigeerde vervangingswaarde en technische afschrijving van 17,24%.
c. Belemmering in gebruiksmogelijkheden:
De centrale kan niet vol continu draaien. Bepalend voor het realiseerbare vermogen is het aantal draaiuren van de turbine. Theoretisch maximaal haalbaar is 8.760 uur per jaar.
Geplande voorzienbare stilstand was in de jaren 2007 en 2008 begroot op respectievelijk 1.193 uur en 329 uur. Gemiddeld is dit 761 uur, zodat het aantal draaiuren was gepland op 7.999 uur. De draaiuren hebben bedragen 2007 1.640 uur en 2008 1.469 uur hetgeen een gemiddelde is van 1.555 uur.
Dit betekent een disfunctionaliteit van 7.999 uur — 1.555 uur = 6.444 uur, hetgeen ten opzichte van het geplande aantal draaiuren een onderrendement betekent van 80,57 %.
De aftrek is van toepassing op alle onderdelen van de warmtekrachtcentrale omdat deze in totaliteit minder rendeert en het object als zodanig daardoor een lagere waarde heeft voor de eigenaar.’.
In het onder 2.6 vermelde rapport inzake de waardepeildatum 1 januari 2009 is onder meer het volgende vermeld (p. 18):
‘De correctie wegens functioneel-/economische veroudering voor de onderhavige warmtekrachtcentrale wordt bepaald rekening houdende met:
a. Economische veroudering:
Wegens voortschrijdende technologische ontwikkelingen blijft het energetisch rendement dat met de huidige eenheden wordt behaald sterk achter in vergelijking met het rendement dat behaald zouden kunnen worden indien de eenheden op de waardepeildatum door een nieuwe vervangen zouden worden. Dit rechtvaardigt een aftrek op grond van onvoldoende technische lay-out.
State of the art is het nieuwste type gasturbine te weten ‘300MWe’, die volledig geoptimaliseerd een STEG-rendement haalt van 59%. De WKC [plaats 1] haalde een gemiddeld rendement (2008 50,8% en 2009 54,9%) van 52,85%.
Deze omstandigheid geeft aldus aanleiding tot een correctie op de gecorrigeerde vervangingswaarde ná technische afschrijving van 10,42%.
c. Belemmering in gebruiksmogelijkheden:
De centrale kan niet vol continu draaien.
Bepalend voor het realiseerbare vermogen is het aantal draaiuren van de turbine. Theoretisch maximaal haalbaar is 8.760 uur per jaar.
Geplande voorzienbare stilstand was in de jaren 2008 en 2009 begroot op respectievelijk 329 uur en 196 uur. Gemiddeld is dit 263 uur, zodat het aantal draaiuren was gepland op 8.498 uur. De draaiuren hebben bedragen 2008 1.469 uur en 2009 3.700 uur hetgeen een gemiddelde is van 2.585 uur.
Dit betekent een disfunctionaliteit van 8.498 uur — 2.585 uur = 5.913 uur, hetgeen ten opzichte van het geplande aantal draaiuren een onderrendement betekent van 69,59 %.
De aftrek is van toepassing op alle onderdelen van de warmtekrachtcentrale omdat deze in totaliteit minder rendeert en het object als zodanig daardoor een lagere waarde heeft voor de eigenaar.’.
De Heffingsambtenaar heeft de heer [H] van [H] makelaardij te Bladel in de beroepsfase verzocht de gecorrigeerde vervangingswaarde van vast te stellen per de waardepeildatum 1 januari 2008 en per de waardepeildatum 1 januari 2009, in het kader van de waardering voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het belastingjaar 2009 respectievelijk het belastingjaar 2010. Deze heeft bij taxatierapporten welke zijn gedagtekend 13 april 2011, de gecorrigeerde vervangingswaarde vastgesteld op € 2.546.000 en respectievelijk op € 2.523.000.
In het onder 2.9 vermelde rapport inzake de waardepeildatum 1 januari 2008 is onder meer het volgende vermeld (p. 5):
‘De technische veroudering:
Het bouwjaar van het object betreft 1993. Voor wat betreft de levensduur en restwaarde van het WKC gebouw, gasontvangstation, noodvoedingsgebouw en de tanks is aansluiting gezocht bij [E]. Voor het WKC gebouw, gasontvangstation en noodvoedingsgebouw is uitgegaan van een levensduur van 25 jaar met een restwaarde van 15%. Voor de rvs tanks is een levensduur toegepast van 40 jaar met een restwaarde van 20%. De kunststof tanks zijn afgeschreven in 35 jaar rekening houdende met een restwaarde van 20%.
Voor wat betreft de levensduur en restwaarde van het grind wordt aangesloten met [E] en afgeschreven in 30 jaar met een restwaarde van 20%. De klinkers worden conform de Taxatiewijzer Infrastructuur afgeschreven in 30 jaar met een restwaarde van 30%. Het hekwerk en de poort worden conform de Taxatiewijzer Infrastructuur sneller afgeschreven in 25 jaar met een restwaarde van 20%.
De functionele veroudering:
Wegens voortschrijdende technologische ontwikkelingen van het productieproces heeft een correctie op grond van economische veroudering plaatsgevonden van 10%. Voor een meer specifieke benadering van de economische veroudering is informatie gevraagd aan belanghebbende. De gevraagde informatie is niet verstrekt en een boekeninzage is geweigerd.
De heer [N] van [belanghebbende] gaf tijdens rondleiding op 17 februari 2009 aan dat er zich geen bouwkundige problemen voordoen en dat het gebouw tegenwoordig niet groter of kleiner gebouwd zou worden. Er is daarom geen grond om een correctie als gevolg van belemmering in gebruiksmogelijkheden toe te passen.
De ouderdom van het gebouw brengt extra kosten met zich mee. Hiertoe heeft een correctie van 5% op grond van excessieve gebruikskosten.
De functionele veroudering is daarom bepaald op 0,855. Deze functionele veroudering is toegepast op het WKC gebouw en de tanks. Deze functionele veroudering heeft geen toepassing op het gasontvangstation, noodvoedingsgebouw en de infrastructurele voorzieningen.’.
Na het door belanghebbende ingestelde hoger beroep heeft de heer [H] op verzoek van de Heffingsambtenaar bedoelde waarden nogmaals beoordeeld. Dit heeft niet geleid tot vermindering van de bij voormelde rapporten vastgestelde waarden.
3 Geschil, standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de hoogte van de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2008 en naar de toestand op 1 januari 2009, in het kader van de waardering voor de Wet WOZ voor het belastingjaar 2009.
Belanghebbende bepleit dat die waarde moet worden vastgesteld op € 1.191.000. De Heffingsambtenaar bepleit een waarde van € 2.222.000.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, inzoverre die de zaak met kenmerk 11/357 betreft, gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de bij de beschikking 2009 vastgestelde waarde tot € 1.191.000 met dienovereenkomstige vermindering van de aanslag 2009. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.