Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-10-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4280, 13-00942
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-10-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4280, 13-00942
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2014
- Datum publicatie
- 24 november 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2014:4280
- Zaaknummer
- 13-00942
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft de aangifte Vpb 2010, na daartoe te zijn aangemaand, niet ingediend. De Inspecteur legt daarom een aanslag Vpb op met een geschatte belastbare winst. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460.
Het geschil betreft uitsluitend de bestuurlijke boete. De Rechtbank heeft die boete verminderd tot een bedrag van € 1.230.
De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld en concludeert tot handhaving van de boetebeschikking. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en stelt dat de boete moet worden vastgesteld op € 246 dan wel € 500.
Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en bevestigt de uitspraak van de Inspecteur, waarbij de boetebeschikking is gehandhaafd. Het incidentele hoger beroep is ongegrond verklaard.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/00942
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant,
hierna: de Inspecteur,
en het incidenteel hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 18 juli 2013, nummer AWB 13/159 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur,
betreffende de aan belanghebbende bij beschikking van 1 september 2012 opgelegde verzuimboete van € 2.460.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft, ook na daartoe te zijn aangemaand, de aangifte vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) voor het jaar 2010 niet ingediend. De Inspecteur heeft met dagtekening 1 september 2012 een aanslag Vpb 2010 opgelegd, waarbij hij de belastbare winst heeft geschat. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 310.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de boete verminderd tot € 1.230 en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
De zitting heeft plaatsgehad op 21 juli 2014 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], enig aandeelhouder en bestuurder van [B] B.V., namens belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] en de heer [D].
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is opgericht bij notariële akte van 31 mei 2007. De aandelen van belanghebbende worden alle gehouden door [B] B.V. Deze B.V. is tevens alleen de zelfstandige bestuurder van belanghebbende. De aandelen van [B] B.V. worden gehouden door de heer [A], die tevens bestuurder van die B.V. is.
De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende worden verricht vanuit het adres [a-straat] 21 te [E], zijnde het vestigingsadres van de aandeelhouder, tevens bestuurder. Belanghebbende heeft geen personeelsleden in dienst. De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit het verlenen van accountancy- en belastingadvies.
Belanghebbende, die vanaf de oprichting binnenlands belastingplichtig is voor de Vpb, heeft voor de jaren 2007, 2008 en 2009 verzuimd haar aangiften Vpb binnen de gestelde termijn in te dienen. Belanghebbende is op de voorgeschreven wijze uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb 2010. De aangifte moest vóór 1 juni 2011 zijn gedaan. De termijn voor het doen van aangifte is op verzoek van de Maatschap [F] op grond van de zogenoemde BECON-regeling verlengd tot 1 mei 2012.
Nadat op 1 mei 2012 geen aangifte was gedaan, heeft de Inspecteur bij brief van 31 mei 2012 een herinnering gezonden aan belanghebbende. Hierin is vermeld dat belanghebbende tot 1 mei 2012 uitstel was verleend en dat nog geen aangifte was gedaan. Verder is aangegeven dat de aangifte uiterlijk 14 juni 2012 binnen moest zijn en dat geen uitstel meer kan worden verkregen. Als de aangifte niet voor die datum zou zijn ingestuurd, zo meldt de brief, zal een aanmaning volgen en als niet of te laat op de aanmaning wordt gereageerd dan kan een boete worden opgelegd.
Nadat op 14 juni 2012 geen aangifte bij de Inspecteur was binnengekomen, is belanghebbende bij brief van 4 juli 2012 een aanmaning gezonden. Hierin is vermeld dat van belanghebbende nog geen aangifte was ontvangen en dat de aangifte uiterlijk 18 juli 2012 bij de Inspecteur binnen moest zijn. In de brief is verder aangegeven dat als de aangifte niet op tijd wordt ontvangen de Inspecteur het belastbare bedrag bij wijze van schatting zal vaststellen en dat een boete kan worden opgelegd. Gemeld is dat de boete minimaal € 567 bedraagt en kan oplopen tot € 4.920.
De Inspecteur heeft op basis van artikel 1, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) met dagtekening 1 september 2012 onder nummer [aanslagnummer] over het jaar 2010 een aanslag Vpb opgelegd naar een geschat belastbaar bedrag van € 8.292. Gelijktijdig met het vaststellen van de belastingaanslag is onder nummer [aanslagnummer] bij beschikking een bestuurlijke boete vastgesteld van € 2.460.
Het aangiftebiljet voor de Vpb over het jaar 2010 is door de Inspecteur langs elektronische weg ontvangen op 12 november 2012. Door belanghebbende is aangifte gedaan naar een belastbaar bedrag van € 26.578.
Gedagtekend 8 oktober 2012, ontvangen door de Inspecteur op 10 oktober 2012, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag (bezwaar Vpb 2010). Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld het bezwaar aan te vullen. Belanghebbende heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en heeft in de aanvulling aangegeven ook bezwaar te maken tegen de hoogte van de verzuimboete. Belanghebbende is vervolgens in verband met de behandeling van het bezwaar gehoord. Ter zake is een verslag opgemaakt dat aan belanghebbende is toegezonden. Met dagtekening 18 december 2012 is de uitspraak op bezwaar tegen de boetebeschikking aan belanghebbende toegezonden.
Met de uitspraak van 18 december 2012 van de Inspecteur werd het bezwaar tegen boetebeschikking ongegrond verklaard en werd de boetebeschikking gehandhaafd. De Inspecteur heeft met dagtekening 2 februari 2013 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2010 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 26.578.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
A: hoger beroep Inspecteur
Heeft de Inspecteur de bestuurlijke boete bij beschikking op het juiste bedrag vastgesteld?
B. incidenteel hoger beroep belanghebbende
Heeft de Rechtbank de bestuurlijke boete op het juiste bedrag vastgesteld?
De Inspecteur is van mening dat de vraag A bevestigend en vraag B ontkennend moet worden beantwoord.
Belanghebbende is van mening dat de vragen A en B ontkennend moeten worden beantwoord.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vaststelling van bestuurlijke boete op een bedrag van € 2.460.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en verdere vermindering van de bestuurlijke boete. Belanghebbende stelt dat het bedrag van de bestuurlijke boete moet worden vastgesteld op € 246 dan wel op € 500.