Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4401, 13-01068
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4401, 13-01068
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 oktober 2014
- Datum publicatie
- 4 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2014:4401
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:758
- Zaaknummer
- 13-01068
Inhoudsindicatie
In verband met een ongeval is aan belanghebbende een schadevergoeding toegekend. Deze schadevergoeding behoort tot de grondslag van box 3. Niet van belang is dat de schadevergoeding betrekking heeft op een periode voorafgaand aan de peildatum 1 januari 2011. Voor schadevergoedingen als de onderhavige is geen vrijstelling in de Wet IB opgenomen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/01068
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 13 september 2013, nummer AWB 12/5969, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] en met dagtekening 24 augustus 2012 voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.952 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.541 (hierna: de aanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak met dagtekening 1 oktober 2012 de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.952 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.440, en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 aan deze te vergoeden.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd. De Inspecteur heeft afgezien van het indienen van een conclusie van dupliek.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 10 september 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, mevrouw [A], alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [B] en de heer [C].
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Aan het slot van deze zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de andere niet, althans onvoldoende, weersproken.
Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] en gehuwd met mevrouw [A] (hierna: de echtgenote).
In verband met een ongeval is aan belanghebbende een schadevergoeding toegekend. Het bedrag van de schadevergoeding is in een vaststellingsovereenkomst tussen belanghebbende en [D] (hierna: de verzekeraar) vastgesteld op, in totaal, € 150.500. De slotuitkering van deze schadevergoeding, groot € 135.000, is door belanghebbende in 2008 ontvangen.
Volgens een namens de verzekeraar aan belanghebbende verzonden e-mailbericht bestaat het voornoemde schadevergoedingsbedrag uit de volgende elementen:
- -
-
vergoeding voor verminderd arbeidsvermogen: € 106.586;
- -
-
smartengeld: € 10.000;
- -
-
compensatie verlies auto van de zaak en verlies pensioenopbouw: € 33.600.
Het totaal van bank- en spaartegoeden van belanghebbende en de echtgenote bedroeg op 1 januari 2011 € 183.854. Dit bedrag is door belanghebbende in de aangifte in de IB/PVV voor het onderhavige jaar verantwoord. Van de grondslag sparen en beleggen, die voor het onderhavige jaar € 142.284 bedraagt, is € 3.745 bij die aangifte aan de echtgenote toegerekend.
De aanslag is overeenkomstig de aangifte opgelegd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het in de aanslag begrepen belastbare inkomen uit sparen en beleggen moet worden verminderd met het geheel of een gedeelte van de aan belanghebbende toegekende schadevergoeding.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.