Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4403, 13-01163 en 13-01164

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4403, 13-01163 en 13-01164

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 oktober 2014
Datum publicatie
7 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:4403
Zaaknummer
13-01163 en 13-01164

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond omdat nota griffierecht, verzonden naar het in de hoger beroepschriften vermelde kantooradres van de gemachtigde, niet is betaald. De door belanghebbende als “misverstand” gekenschetste communicatiefout tussen hem en zijn boekhouder ligt geheel in de risicosfeer van belanghebbende.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/01163 en 13/01164

Schriftelijke uitspraak op het verzet van

de heer [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van het Hof als bedoeld in artikel 8:54, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van 20 juni 2014 (hierna: de uitspraak) op het hoger beroep van belanghebbende tegen de mondelinge uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda van 3 oktober 2013, nummers AWB 13/1637 en AWB 13/1638, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Oss,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009, de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2007, de gelijktijdig bij beschikking opgelegde vergrijpboeten en de in rekening gebracht heffingsrente.

Er heeft geen onderzoek ter zitting plaatsgevonden.

Belanghebbende heeft niet gevraagd in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord.

De gronden

1. Bij uitspraak van 20 juni 2014 is belanghebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard op grond van de overweging dat het door belanghebbende verschuldigde griffierecht niet betaald is binnen de daarvoor door de wet gestelde termijn.

2. Belanghebbende is tegen deze uitspraak tijdig in verzet gekomen.

3. Op grond van artikel 8:41, lid 1 van de Awb, in samenhang met het bepaalde in artikelen 8:108, lid 1 en 8:109, lid 1, letter a van de Awb, wordt van de indiener natuurlijk persoon van het hoger beroepschrift door de griffier van het Hof voor de zaak met kenmerk 13/01163 een griffierecht geheven van € 239 en in de zaak met kenmerk 13/01164 een griffierecht van € 118.

Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, leden 4 tot en met 6, van de Awb, wijst de griffier de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van het Hof, dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4. De hoger beroepschriften waren ingediend door de gemachtigde van belanghebbende, de heer [A] .

De nota’s griffierecht zijn op 28 november 2013 verzonden naar het in de hoger beroepschriften vermelde kantooradres van de gemachtigde.

5. De aanmaningen, gedateerd 30 december 2013,waarin belanghebbendes gemachtigde is verzocht de (nog) verschuldigde griffierechten binnen vier weken na dagtekening van de aanmaningen over te maken op de bankrekening van het gerecht, zijn eveneens verzonden naar het in de hoger beroepschriften vermelde kantooradres ter attentie van [A] . Een afschrift van de aanmaningen bevindt zich in de dossiers van belanghebbende. Tot de stukken van het geding behoren schermprinten van een “Detailpagina zending” van PostNL, waarin is vermeld dat de zendingen met nummers [nummer 1] en [nummer 2] op 2 januari 2014 zijn afgeleverd; voor ontvangst hiervan is getekend.

6. Belanghebbendes gemachtigde heeft de griffierechten niet voldaan.

Niet-ontvankelijkheidverklaring kan dan nog slechts achterwege blijven, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld, dat belanghebbende in verzuim is geweest.

7. Belanghebbendes gemachtigde heeft het Hof bij schrijven van 10 april 2014 bericht dat hij vanaf die datum niet meer als gemachtigde optreedt in de procedures.

Belanghebbende heeft in het verzetschrift gesteld, dat hij van het betalen van griffierecht niets heeft vernomen en dat in verband met een misverstand tussen de boekhouder en hem geen griffierechten zijn betaald.

8. De griffier van het Hof heeft belanghebbende op de wettelijk voorgeschreven wijze op de verschuldigdheid van de griffierechten gewezen.

Belanghebbende heeft de griffierechten niet betaald, ook niet na de aangetekend verzonden aanmaningen van 30 december 2013.

9. Hetgeen belanghebbende in het verzetschrift heeft aangevoerd, vormt geen grond voor het oordeel dat hij niet in verzuim is geweest.

De aldus door belanghebbende als “misverstand” gekenschetste communicatiefout tussen hem en zijn boekhouder ligt geheel in de risicosfeer van belanghebbende.

De machtiging van de heer [A] was niet beëindigd, toen de aanmaningen werden verzonden en ook de termijn voor de betaling van de griffierechten was op dat moment niet verstreken.

10. Gelet op het hiervoor overwogene is belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard in de hoger beroepen, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard.

De proceskosten

11. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

De beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gedaan op 23 oktober 2014 door J. Swinkels, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. een dagtekening;

  3. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

  4. e gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.