Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-11-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4686, 13-00299

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-11-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4686, 13-00299

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 november 2014
Datum publicatie
4 december 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:4686
Formele relaties
Zaaknummer
13-00299
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 52a, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 52

Inhoudsindicatie

Art. 8 AWR. Art. 52a AWR. Art. 52 AWR. De Inspecteur geeft een informatiebeschikking, waarin hij vaststelt dat belanghebbende voor 2008 tot en met 2010 niet aan zijn aangifteverplichting (art. 8 AWR) en zijn administratieplicht (art. 52 AWR) heeft voldaan. Omdat de Inspecteur voor het geven van de informatiebeschikking ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting over 2009 heeft opgelegd vernietigt de Rechtbank de informatiebeschikking voor 2009 en handhaaft de informatiebeschikking voor 2008 en 2010. Het Hof beslist, dat in de informatiebeschikking niet kan worden vastgesteld dat belanghebbende niet aan zijn aangifteverplichting heeft voldaan en dat reeds daarom de uitspraak van de Rechtbank moet worden vernietigd. Voorts oordeelt het Hof dat de ambtshalve aanslag inkomstenbelasting over 2009 niet in de weg staat aan de vaststelling in de informatiebeschikking voor de heffing van omzetbelasting dat voor 2009 niet is voldaan aan de administratieplicht en dat in zoverre de Rechtbank een onjuiste beslissing heeft genomen. Omdat de Inspecteur geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld kan deze onjuistheid in hoger beroep niet worden gerepareerd. Voor het overige laat het Hof de informatiebeschikking in stand.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00299

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 23 januari 2013, kenmerk AWB 12/1831 inzake het geding tussen:

belanghebbende,

en

de directeur van het onderdeel Belastingregio Belastingdienst/Oost-Brabant van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen informatiebeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 4 november 2011, onder nummer [nummer], op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een voor bezwaar vatbare beschikking afgegeven, waarin de Inspecteur vaststelt dat belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2010 niet heeft voldaan aan de in artikel 52 van de AWR bedoelde administratieplicht (hierna: informatiebeschikking). Deze beschikking is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. Bij uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard voor zover de informatiebeschikking betrekking heeft op het jaar 2009, de uitspraak op bezwaar in zoverre vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, belanghebbende een termijn van zes weken gesteld, te rekenen vanaf de dag na de dag waarop de uitspraak van de Rechtbank is verzonden, om alsnog voor de jaren 2008 en 2010 aan de in de informatiebeschikking genoemde verplichting te voldoen, alsmede vergoeding van proceskosten en griffierecht gelast.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 23 mei 2014 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [A], alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B].

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak vanuit zijn woning een onderneming onder de naam [C]. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de in- en verkoop van horloges, goud en (af en toe) auto’s.

2.2.

Op 18 april 2011 heeft de Inspecteur bij brief een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd met betrekking tot de aangiften omzetbelasting over de jaren 2009 tot en met 2011 en inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2009 en 2010. Deze brief luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:

‘Hierbij bevestig ik de op 18 april 2011 telefonisch met u gemaakte afspraak om een boekenonderzoek bij u in te stellen.

In samenspraak met uw adviseur is de afspraak gepland op dinsdag 03 mei 2011, deze datum is op verzoek van uw adviseur omdat deze dan nog tijd had om de jaarstukken op te maken en gegevens te verwerken die relevant zijn voor het boekenonderzoek.

(…)

Het doel van het onderzoek is de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting van 2009 tot en met 2010.

Voor de omzetbelasting wordt ook het jaar 2011 in het onderzoek betrokken.

Om het onderzoek te bespoedigen is het nodig dat ik over de volledige administratie kan beschikken. Ik verzoek u dan ook ervoor te zorgen dat de hele administratie van de jaren 2009 tot en met 2011 op het controle-adres aanwezig is. In het bijzonder vestig ik uw aandacht op de bescheiden die in de bijlage bij deze brief zijn opgesomd.

Het onderzoek kan meer dagen in beslag nemen.

(...)

Boeken en bescheiden en overige gegevensdragers die voor het onderzoek nodig zijn:

- de jaarstukken met bijlagen;

- de debiteuren-, crediteuren- en voorraadlijsten, afschrijvingsstaten;

- bank- en girobescheiden;

- kasadministratie;

- agenda's, afsprakenboeken;

- de gegevens van de aangiften inkomstenbelasting en de privé bank- en girorekeningen;

- specificaties van de aangiften omzetbelasting en aansluitingsoverzichten tussen de aangiften en de financiële administratie;’.

2.3.

Bij brief van eveneens 18 april 2011 heeft de Inspecteur aan de (toenmalige) gemachtigde geschreven, voor zover te dezen van belang:

‘De audit-files over de betreffende jaren zou ik graag op voorhand ontvangen.’

2.4.

Vóór 10 oktober 2011 is over het jaar 2009 ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een verzamelinkomen van € 65.000.

2.5.

Van het boekenonderzoek is een rapport opgemaakt op 10 oktober 2011 (hierna: het rapport). In het rapport is de reikwijdte van het onderzoek omschreven als volgt:

‘De reikwijdte van het onderzoek is het beoordelen van de aangiften inkomstenbelasting over de periode 2008 en het vaststellen van het inkomen in de jaren 2009 en 2010 en het beoordelen van de aangiften omzetbelasting over de periode 2008 tot en met 2010.

De aangiften worden beoordeeld op juistheid en volledigheid.’

In het rapport is vermeld, dat belanghebbende niet alle bescheiden van kosten, inkopen en verkopen heeft bewaard. In het rapport is vermeld, dat de ontvangsten en uitgaven werden bijgehouden op kasbladen, maar dat bankstortingen en opnames niet werden geboekt. In het rapport is vermeld dat een reconstructie van de kasstromen leidt tot negatieve kassen, en dat de hoogste negatieve kas in 2008, 2009 en 2010 uitkomt op respectievelijk € 22.007,18, € 99.058,82 en € 117.031,04. Een bedrag aan inkopen van € 57.500 alsmede het daarop betrekking hebbende bedrag van verkopen van € 66.800 zijn niet in de administratie verwerkt. Van een aantal inkopen is de verkoopopbrengst niet in de administratie verwerkt. Van een verkoop is de daarop betrekking hebbende inkoop niet verwerkt. Contante stortingen door belanghebbende bij onder andere [D] en [E] B.V. zijn niet in de administratie verwerkt. Met betrekking tot in de administratie opgenomen inkoopverklaringen is in het rapport, voor zover te dezen van belang, het volgende vermeld:

‘Beoordeling van de inkoopverklaringen:

de regiopolitie Brabant-Noord heeft de heer [F] gehoord in het kader van een aantal inkoopverklaringen die in de administratie van belastingplichtige [belanghebbende] zijn aangetroffen.

Op deze inkoopverklaringen gedagtekend 02-12-2009, 15-04-2010 en 17-04-2010 staat dat [F] verklaart aan [C] goud te hebben verkocht. De heer [F] verklaart dat hij nooit (sloop)goud aan [belanghebbende] heeft verkocht.

De heer [F] is door ons op 06 juli 2011 gehoord inzake de verkopen aan belastingplichtige. De heer [F] verklaarde ook tegenover ons dat hij nooit aan [belanghebbende] heeft geleverd. De heer [F] verklaarde dat hij een vaste afnemer heeft voor zijn goud.

De regiopolitie Brabant-Noord heeft de heer [G], [a-straat] 139 te [H] gehoord onder andere naar aanleiding van een inkoop verklaring in de administratie van [C]. Op deze inkoopverklaring staat dat [J] 81 gram 14k goud aan [C] heeft verkocht. De heer [G] verklaarde nooit goud aan [C] nog aan [belanghebbende] te hebben verkocht.

Door ons zijn nog een aantal cliënten van belastingplichtige gehoord.

Twee daarvan verklaarden inderdaad te hebben geleverd aan belastingplichtige maar wisten niet meer hoeveel en wat exact.

Ter aanvulling deze twee cliënten hebben/hadden een zakelijke relatie met belastingplichtige.

Van een cliënt van belastingplichtige is een deel van de administratie opgevraagd; daaruit blijkt dat maar een deel van zijn verkopen aan [belanghebbende] in administratie zijn geboekt. Later is de adviseur van deze belastingplichtige met een verklaring gekomen dat de resterende verkoop aan [belanghebbende] vanuit privé is gedaan.

Verder is nog een cliënt bezocht en deze bleek noch belastingplichtige noch de handelsnaam [C] van belastingplichtige te kennen.

Het opvallende aan de inkoopverklaringen is dat de op deze verklaringen vermelde namen en adressen vaak niet overeenkomt met de namen en adressen zoals die voorkomt in de administratie van de belastingdienst. De administratie van de belastingdienst is gekoppeld aan de Gemeentelijke Basis Administratie.

Het opvallende aan de verkoopfacturen is dat nooit een naam of adres van de kopende partij wordt vermeld.

Op verzoek van ons is door de belastingdienst in België een onderzoek ingesteld naar leveringen door Belgische ondernemers aan [C] en of [belanghebbende]. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat geen van deze ondernemers ooit aan [C] en of [belanghebbende] hebben geleverd.

Volgens het proces verbaal van politie blijkt dat [belanghebbende] bij diverse ondernemingen contant geld op de bankrekening van die ondernemingen heeft laten storten om vervolgens via een "u bocht constructie" het geld via de bankrekening van de betreffende onderneming op de bankrekening van belastingplichtige over te maken.

Ten aanzien van de inkoop van de [auto] met kenteken [kenteken] zit een inkoopverklaring gedagtekend 02-09-2010 op naam van [K], [b-straat] 840. [K] verklaart de auto te hebben verkocht aan [C] voor € 12.000. Bijzonder aan deze transactie is dat de BPM op 23 augustus 2010 middels een pintransactie door belastingplichtige is betaald. Volgens de collega van de douane is de aangifte gedaan door [belanghebbende] en zou een aankoopbewijs zijn getoond waaruit zou blijken dat € 13.817 voor de auto is betaald.’

2.6.

Belanghebbende heeft geen voorraadadministratie bijgehouden.

2.7.

Op 4 november 2011 geeft de Inspecteur de informatiebeschikking, die, voor zover te dezen van belang, luidt als volgt:

‘Ik heb de afgelopen maanden bij u een boekenonderzoek uitgevoerd naar de juistheid en volledigheid van de door u ingediende aangiften omzetbelasting 2009 en 2010 en de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008 tot en met 2010. Ik stel vast dat u niet heeft voldaan aan uw administratieplicht van artikel 52 AWR. Verder stel ik vast dat u niet heeft voldaan aan uw aangifteverplichting van artikel 8 AWR. Ik zal dit hierna toelichten.

Administratieplicht

Ik stel vast dat de door u gevoerde administratie, althans voor zover deze door u aan mij is verstrekt, onjuist en onvolledig is.

De door u gevoerde inkoopadministratie is onjuist, aangezien hierin inkoopfacturen zijn opgenomen van bijvoorbeeld [L] en [M] BVBA, terwijl deze stelt aan u geen levering te hebben gedaan. Daarnaast vermelden de door u bewaarde inkoopverklaringen in veel gevallen niet de vereiste gegevens van de leveranciers. Verder heeft u van een aantal investeringsgoederen geen aankoopnota's en betaalbewijzen bewaard.

De door u gevoerde verkoopadministratie is onvolledig, aangezien u op de verkoopfacturen niet de namen van de koper vermeldt, ook niet bij bijvoorbeeld zeer dure horloges. Bij leveringen aan ondernemers bent u per definitie verplicht de naam van de afnemer te vermelden.

U heeft geen voorraadadministratie bijgehouden. Ook heeft u geen kasadministratie bijgehouden. De door mij achteraf opgemaakte kasadministratie laat forse negatieve kassaldi zien. Ik leid hieruit af dat u inkomende kasstromen (verkopen) niet heeft geboekt.

Vereiste aangifte

U maakt in de door u ingediende aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen geen melding van enig inkomen uit uw activiteiten inzake de kweek en verkoop van hennep. Uit het proces-verbaal van [N] blijkt dat u deze activiteiten wel degelijk had.

U maakt in de door u ingediende aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen melding van substantiële looninkomsten uit [D], alsmede van ingehouden loonheffing hierop, terwijl u in werkelijkheid geen salaris heeft genoten van [D]. U claimt daardoor ten onrechte verrekening van de hiervoor genoemde voorheffing en verzwijgt daarnaast de werkelijke herkomst van de gelden.

Informatiebeschikking

Ik stel concluderend vast dat u niet heeft voldaan aan uw administratie- en aangifteverplichting. Daarom ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking, conform artikel 52a AWR.

U kunt naar aanleiding van deze informatiebeschikking mij de gevraagde informatie alsnog verstrekken. In dat geval verzoek ik u contact met mij op te nemen om daarvoor een termijn af te spreken.

Indien u het niet eens bent met deze beschikking, kunt u hiertegen bezwaar maken. Uw bezwaarschrift moet ik binnen zes weken na dagtekening van deze informatiebeschikking hebben ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig als u het voor het einde van de zesweekstermijn heeft gepost en ik het niet later dan een week na afloop van de zesweekstermijn heb ontvangen.

Als u niet aan uw informatieverplichting voldoet en niet of niet tijdig bezwaar maakt tegen deze informatiebeschikking, wordt deze informatiebeschikking onherroepelijk. Dat betekent dat u zich dan in een nadelige bewijspositie manoeuvreert in de beroepsfase tegen de aanslagen / bezwaren waarop de informatieverzoeken zien. U dient dan namelijk te doen blijken dat die belastingaanslagen onjuist zijn, de zogeheten omkering en verzwaring van de bewijslast.

Een bijkomend gevolg van deze beschikking is dat de termijn waarbinnen deze aanslagen kunnen worden opgelegd, wordt verlengd met de termijn die verstrijkt tussen de bekendmaking van de informatiebeschikking die met de desbetreffende belastingaanslagen samenhangt, en het moment waarop deze informatiebeschikking onherroepelijk komt vast te staan.’

2.8.

Bij uitspraak op bezwaar van 13 maart 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar geheel afgewezen en heeft hij de informatiebeschikking gehandhaafd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:

Is de informatiebeschikking terecht en over de juiste periode gegeven?

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De Inspecteur beantwoordt deze vraag aldus dat hij van oordeel is dat de informatiebeschikking terecht is gegeven en dat de Rechtbank de informatiebeschikking terecht heeft vernietigd voor zover deze betrekking heeft op het jaar 2009.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt en op hetgeen zij tijdens het onderzoek ter zitting hebben aangevoerd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing