Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-11-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4993, 13-01106

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-11-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4993, 13-01106

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 november 2014
Datum publicatie
18 december 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:4993
Formele relaties
Zaaknummer
13-01106

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft ten onrechte in haar aangifte de bijdrage Zorgverzekeringswet opgeteld bij de ingehouden loonheffing. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel treft geen doel. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/01106

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 11 september 2013, nummer AWB 11/6551, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur van de Belastingdienst Oost-Brabant,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna nader aan te duiden aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2009 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Naar aanleiding van deze aangifte is aan belanghebbende voor het jaar 2009 een voorlopige aanslag opgelegd naar een bedrag van € 969 negatief, bestaande uit een voorlopige teruggave van € 945 en € 24 aan heffingsrente. De definitieve aanslag is vastgesteld op een bedrag van € 1.002 positief, bestaande uit de correctie van de teruggave van € 945 vermeerderd met € 57 aan heffingsrente. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank aan belanghebbende een nota griffierecht gestuurd van € 41. Vervolgens heeft de Rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard - bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) - omdat belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet zou hebben betaald. De Rechtbank heeft het verzet van belanghebbende tegen deze uitspraak gegrond verklaard en heeft vervolgens het onderzoek voortgezet in de stand waarin dit zich bevond ten tijde van de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb. Bij mondelinge uitspraak van 11 september 2013 heeft de Rechtbank het beroep van belanghebbende daarna ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Awb heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Een afschrift van deze stukken is aan de Inspecteur verzonden.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 16 oktober 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar is toen de heer [A] namens de Inspecteur verschenen en gehoord. Belanghebbende is niet ter zitting verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 22 september 2014, met nummer [nummer], aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie. Hieruit volgt dat de uitnodiging op 23 september 2014 op het door belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende ontving in 2009 een bijstandsuitkering van de gemeente [woonplaats]. In haar jaaropgaaf over 2009 is onder “loon” (uitkering) een bedrag opgenomen van € 14.647, onder “ingehouden loonbelasting / premie volksverzekeringen” een bedrag van € 2.899 en onder “bijdrage Zvw” (Zorgverzekeringswet) een bedrag van € 945.

2.2.

In haar aangifte heeft belanghebbende de bijdrage Zvw opgeteld bij de ingehouden loonheffing.

2.3.

In de toelichting bij het aangifteformulier voor het jaar 2009 is onder 3 (onder meer) het volgende vermeld: “Had u AOW, pensioen of een andere uitkering? Dan kreeg u van de uitkeringsinstantie een jaaropgaaf. Hierop staan de bedragen die u moet invullen in uw aangifte”.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Valt de “bijdrage Zvw”, zoals vermeld op de jaaropgaaf van belanghebbende, onder de categorie “ingehouden loonheffing”?

II. Zo nee, had belanghebbende aan de toelichting op de aangifte, zoals opgenomen onder 2.3. van deze uitspraak, het vertrouwen mogen ontlenen dat dit wel het geval was?

3.2.

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting heeft de Inspecteur hieraan toegevoegd dat hij de onder 1.4. genoemde nadere stukken niet heeft ontvangen, maar dat hij er toch mee instemt dat ze tot de stukken van het geding gerekend worden. Verder heeft de Inspecteur aan het Hof medegedeeld dat door de Ontvanger inmiddels uitstel van betaling aan belanghebbende is verleend.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep en vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en van de definitieve aanslag. Belanghebbende concludeert dat de bedragen aan belastingteruggave en heffingsrente zoals opgenomen in de voorlopige aanslag juist zijn. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing