Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5203, 13-00805
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5203, 13-00805
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 4 december 2014
- Datum publicatie
- 8 januari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2014:5203
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1350
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1968, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 13-00805
Inhoudsindicatie
Hof acht de verschuldigde rente ter zake van een lening op grond van artikel 10a, lid 2, onderdeel b, Wet Vpb niet-aftrekbaar
Belanghebbende is een Nederlandse houdstermaatschappij van een groot internationaal concern, dat in meerdere landen een beursnotering heeft. De tophoudstermaatschappij van het concern heeft besloten de aandelen van een dochtermaatschappij van de Italiaanse beurs te halen. De aandelen van die dochtermaatschappij zijn voor ruim 71 % in handen van de tophoudstermaatschappij en voor ruim 28 % in handen van het publiek. Bij het verwerven van de aandelen die in handen van het publiek zijn wordt een route gekozen die is ingegeven door fiscale motieven. Op instigatie van belanghebbende richt een derde vennootschap T op met een aandelenkapitaal van € 10.000. Enkele dagen nadien geeft vennootschap T aandelen uit aan belanghebbende met een nominale waarde van € 110.000 waarop door belanghebbende een ‘premium’ van ruim € 237.000.000 wordt gestort. Op diezelfde dag verwerft belanghebbende de aandelen van de derde voor € 10.000. Belanghebbende heeft de kapitaalstorting in vennootschap T gefinancierd met een lening van een verbonden lichaam. Ter zake van de lening is belanghebbende in 2004 rente verschuldigd ten bedrage van ruim € 6.500.000.
In geschil is het antwoord op de vraag of de renteaftrekbeperking van artikel 10a, lid 2, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is op de rente ter zake van de verbonden lening. Het Hof overweegt dat een wijziging van het uiteindelijke belang in de groepsmaatschappij door belanghebbende niet aannemelijk is gemaakt, dat geen sprake is van strijd met doel en strekking van de wet, dat niet is voldaan aan de zakelijkheidstoets en voorts dat het bestaan van een compenserende heffing evenmin aannemelijk is gemaakt. Het Hof wijst het verzoek van belanghebbende strekkende tot het stellen van prejudiciële vragen af en overweegt tot slot dat geen sprake is van strijd met de vrijheid van vestiging en/of de vrijheid van kapitaalverkeer.
Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/00805
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 17 mei 2013, nummer AWB 12/73 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslag en beschikking heffingsrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 24 december 2010 en onder aanslagnummer [aanslagnummer] over het jaar 2004 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 9.270.187, alsmede is haar bij gelijktijdige beschikking een bedrag van € 560.812 aan heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij, in één geschrift vervatte, uitspraken van 30 november 2011 de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 478. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 6 juni 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vertegenwoordigd door de heer [A] en mevrouw [B], en haar gemachtigden, de heer [C] en mevrouw [D], verbonden aan [E] te [F], alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw[G] en de heren [H], [J] en [K].
De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is een Nederlandse houdstermaatschappij van het Zweedse [L-concern]. Als houderstermaatschappij van circa veertig buitenlandse deelnemingen vervult belanghebbende een belangrijke internationale houdersterfunctie binnen het concern. Daarnaast verricht belanghebbende als moedermaatschappij van een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet Vpb) met de met haar gevoegde dochtermaatschappijen operationele activiteiten.
Het [L-concern] is een internationaal opererend concern. De topholding van het concern, [M] (hierna: [M]), is feitelijk gevestigd in Zweden. Haar aandelen zijn genoteerd aan de beurzen van [JJ] en [DD] alsmede aan de NASDAQ in de Verenigde Staten van Amerika. De treasury-activiteiten van het [L-concern] worden, voor rekening en risico van [M], centraal uitgeoefend door [N] (hierna: [N]). Tot 2005 opereerde [N] als aparte rechtspersoon, vanaf 2005 maakt zij juridisch deel uit van [M] nadat haar activa en passiva aan [M] zijn overgedragen. Belanghebbende is in 2004 zowel met [M] als met [N] verbonden in de zin van artikel 10a, lid 4, van de Wet Vpb.
Op 26 april 2004 is namens het [L-concern] een persbericht uitgegeven, waarin het voornemen werd geuit om de Italiaanse concernvennootschap [O] (hierna: [O]) van de Italiaanse beurs te halen. Op dat moment was 28,81 % van de aandelen in [O] (7.416.000 aandelen) in handen van het Italiaanse publiek en de rest (71,19 %) in bezit van [M]. In voormeld persbericht staat vermeld, voor zover van belang:
“[L] will, through a newly formed Italian company, offer EUR 32.00 in cash for each [O] share.”
In aanvulling op het persbericht is in een bericht van eveneens 26 april 2004, gericht aan de Commissione Nazionale per le Società e la Borsa (de Italiaanse authoriteit op het gebied van financiële markten, afgekort: CONSOB) opgenomen, voor zover van belang:
“[M] ([M]) announces the intention to launch, through an Italian special purpose vehicle wholly controlled by it ([P] or the Offeror), a voluntary tender offer (…) on all the ordinary shares issued by [O] (…) not already owned by [M] and representing all the floating shares of [O]
(…)
[P] will be a company duly incorporated and existing under the laws of Italy, wholly controlled, directly or indirectly, by [M].
(…)
The offer shall be financed entirely through financial resources provided by the [M] Group.”
Uitgaande van genoemde 7.416.000 aandelen en een prijs per aandeel van € 32, was in totaal een bedrag van € 237.312.000 nodig voor het verwerven van alle zich in handen van het publiek bevindende aandelen.
Op 29 april 2004 heeft de heer [Q], adviseur van belanghebbende en wonende in [R], Italië (hierna: [Q]), de Italiaanse vennootschap [S] opgericht met een aandelenkapitaal van € 10.000.
Aan het van de beurs halen van de aandelen [O] is een uitgebreid adviestraject voorafgegaan. Tot het procesdossier behoren enkele documenten waaruit het intern en extern gevoerde overleg ten aanzien van de diverse rechtshandelingen blijkt.
Op 27 april 2004 is door belanghebbende per bank een bedrag van € 120.000 overgemaakt in verband met de acquisitie van [T] (op 3 mei 2004 is [S] omgezet in [T]; zie 2.6.1). De omschrijving op het betreffende bankafschrift luidt, voor zover van belang:
“BETAALD EUR 120.000,00
/[nummer 1]
[V] E [Q]
[W]”
Gedagtekend 30 april 2004 ontving belanghebbende van [X] (welke afkorting staat voor [V] en [Q]) een factuur betreffende de onder 2.5.2 vermelde acquisitie luidende, voor zover van belang:
“Fattura N. : 24 del 30/04/2004
Cessione azioni rappresentanti il 100% del Capitale Sociale della società 120.000,00
[T] società di diritto italiano, constituita con atto notaio [Y]
.”
Op 28 april 2004 heeft [Z] (hierna: [Z]) een e-mail (afzender: [emailadres].it) met als onderwerp ‘TINA project’ naar diverse betrokkenen gestuurd. In deze mail is het stappenplan uiteengezet. De tekst van de e-mail luidt, voor zover van belang:
“We inform you also that we have planned with the Notary public the following steps:
* 29.04.04: incorporation of the [P]:
- -
-
[S] (in order to avoid any kind of confusion that can cause the refuse the incorporation of a [P] with the same name of [T], we suggest to adopte a new name very similar to the original one)
- -
-
Capital stock.: € 10.000,00;
- -
-
Legal status: s.r.l.
- -
-
Sole Shareholder: [Q];
- -
-
Sole Director: [Q];
In order to speed up the incorporation procedure, the by-law will be, at the moment, a standard by law.
* 30.04.04: registration at the Italian Companies register;
* 03.05.04:
- transformation of [P] from s.r.l. to s.p.a.;
- consequent capital increase of [P] from € 10.000 to € 120.000 with share premium of € 237,192,000 and at the same time adoption of the by law agreed with you;
Please consider that the entire amount of € 237,302,000 (capital increase of 110,000 plus share premium of € 237,192,000 must be paid in the same day of the shareholders meeting called for the above mentioned transformation.
* 04.05.04:
- purchase of no. 10.000 shares from [Q] for the total consideration of € 10,000;
- launch of the tender offer.
Please confirm us this evening if you agree with the above agenda: for this reason do not esitate to contact Mr. [Q] to his mobile number (…).”
Op 29 april 2004 heeft de heer [C], belastingadviseur bij [E] (zie ook onder 1.5) in een e-mail aan enkele betrokkenen van het [L-concern] en diverse externe adviseurs geschreven, voor zover van belang:
“We saw the proposed steps prepared by [Q]. We understand that no suitable shelf company has been found, so the second best plan discussed yesterday will be executed, as set out in the covering mail by [Z]. The procedure then becomes slightly different from the one in the powerpoint presentation, in that [Q] will initially be the sole shareholder and director of [P]. As discussed yesterday, this will give a stronger position in the Netherlands than the original set up, because at the moment [belanghebbende] [Hof: belanghebbende] makes its 237 mio investment, [P] is not held by [L], so that we can argue that there is a genuine change in the beneficial interest in [P]. It has been noted that the argument is not 100% conclusive, as the Netherlands revenue may argue that the transfer of the initial shares held by [Q] was pre-arranged, so that the beneficial interest in [P] rested with [belanghebbende] from day one. Nevertheless, I think we now all agree that the steps set out by Giuseppe are the best that can be achieved in the limited time available.
As regards the follow up steps, just a few remarks.
1. (…)
2. We could leave up to 237 mio of equity in the Italian company and continue to deduct the interest at the Netherlands level. I think from a group point of view this would be preferable as the external acquisition of the 28 % in Tina represents a rare opportunity to do something about the high tax base in the Netherlands, which is otherwise difficult to realise.
3. (…)
Finally, we have been asked to further explore the possibility to put a double dip type structure in place – which seems an obvious line of thinking given the high tax base in both Italy and the Netherlands. Therefore, [Q], perhaps you could let us have your thoughts of the permanent establishment structure, so that we can try to fine tune that idea together in the cuorse of next week. Of course, if you have any alternative ideas, we would be happy to study those as well. (We did consider at some point a similar structure using an Italian law limited partnership instead of the permanent establishment, but abandoned the idea, because it seemed very difficult to make such a vehicle transparent for Netherlands tax purposes).”
Op 3 mei 2004 is, conform het advies daartoe, tijdens een algemene vergadering van aandeelhouders van [S] besloten de rechtsvorm van [S] om te zetten van een Srl in een SpA: [T] (hierna: [T]). Laatstgenoemde vennootschap heeft aandelen uitgegeven aan belanghebbende met een nominale waarde van € 110.000. Op die aandelen is door belanghebbende een zogeheten ‘premium’ gestort van € 237.192.000. Het totale kapitaal van [T] bedroeg na deze storting derhalve € 237.312.000.
Tijdens voornoemde vergadering van aandeelhouders heeft [Q], vertegenwoordigd door [Z], verklaard niet te willen inschrijven op bovengenoemde kapitaalsuitbreiding. Voorts is besloten dat [Q] terugtreedt als directeur van [T] en de Zweed [AA] tot directeur wordt benoemd voor een periode van drie jaar. Blijkens de notulen heeft genoemde vergadering van 15.00 uur tot 16.00 uur geduurd.
Volgens een ‘call option agreement’ van 3 mei 2004, waarin als partijen zijn vermeld: [Q] en belanghebbende (aangeduid als: [belanghebbende]), zal [Q] zijn aandelen op verzoek overdragen aan belanghebbende voor € 10.000. In deze overeenkomst is, onder meer, vermeld dat belanghebbende reeds € 237.302.000 heeft gestort:
“WHEREAS
-
[S], an Italian Company with registered office in [R], [adres], 17, tax code and VAT number [nummer 2], in May 3rd 2004 has resolved for a capital increase up to Euro 120,000.00 plus a share premium of Euro 237,192,000.00 and the adoption of a new legal status of S.P.A. (hereinafter “[T]”);
-
[belanghebbende] has subscribed and paid in the above mentioned capital increase.”
Uit het tot de gedingstukken behorende afschrift van de overeenkomst blijkt dat enkel [Q] heeft getekend. Een handtekening namens belanghebbende ontbreekt.
Op 3 mei 2004 om 18.00 uur zijn blijkens een overeenkomst van ‘sale of equity interests’ de aandelen in [T] door [Q] overgedragen aan belanghebbende voor een bedrag van € 10.000. Ingevolge artikel 3 van deze overeenkomst komt het resultaat van [T] belanghebbende vanaf het begin van het boekjaar, zijnde het tijdstip van oprichting, toe:
“ARTICLE 3
By virtue of the present sale the buyer party is vested with al rights pertaining to the vendor party vis-à-vis the company and therefore, in particular, with the right to participate in earnings, effective as from the current financial year.”
Belanghebbende is sinds het moment van de overdracht van de aandelen [T] door [Q] enig aandeelhouder van [T].
De keuze om belanghebbende als houdstermaatschappij van [T] te laten fungeren, en niet een van de andere houdstermaatschappijen, is louter ingegeven door fiscale motieven (zie onder andere het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank).
Op 17 mei 2004 heeft de heer [BB], controller van belanghebbende, in een e-mail aan zijn fiscale adviseurs en een collega bij het [L-concern], onder meer geschreven:
“1) advance payment
[belanghebbende] [Hof: belanghebbende] heeft een betaling ad EUR 10.000 aan [T] verricht met als omschrijving “advance payment”. Ik heb uit de mailwisselingen begrepen dat e.e.a. bedoeld was om [CC-bank] te kunnen laten verklaren dat er EUR 10.000 in de bank account van [T] zat. (een betaling ten laste van een Italiaanse accountant zou 3 dagen duren ??). Dit zou een requirement zijn om notariel [S] te laten omvormen tot [T] S.p.A. Het lijkt me verstandig dat we een schriftelijke confirmation vragen van [Q] waarin deze verklaard (sic) dat deze “advance payment” uitsluitend voor deze reden bedoeld is. Deze actie an sich maakt m.i. onze positie niet sterker als het gaat over de discussie of [belanghebbende] nu geparticipeerd heeft in een door een derde gehouden vennootschap cq dat EH vanaf het eerste moment de volledige “control en zeggenschap” over [T] S.p.A. heeft gehad.
2) volgorde van betalingen
Bovengenoemde advance payment ad EUR 10.000 heeft met boek- en valutadatum 4 mei plaatsgevonden, terwijl [belanghebbende] de “subscription for new shares in [T]” heeft verricht op 3 mei.
Als dit de juiste weergave van de feiten is betekent dit dat [belanghebbende] materieel heeft geparticipeerd in [S], daar de storting van MEUR 237 heeft plaatsgevonden voordat de conversie van SRL naar SpA heeft plaatsgevonden.
3. (…)
Ik hoop dat de documentatie van de Italiaanse notaris/advocaten de juiste volgorde van de transactie’s weergeeft, daar ik niet geheel comfortabel ben met bovenstaande constateringen.”
Eveneens op 17 mei 2004 heeft de heer [BB] aan een collega bij het [L-concern] geschreven, voor zover van belang:
“Zoals onderstaand blijkt lijkt Thies [Hof: [C]] er geen probleem mee te hebben dat [belanghebbende] [Hof: belanghebbende] EUR 10.000 voorgeschoten heeft voor [Q] om [CC-bank] te kunnen laten verklaren dat er EUR 10.000 in de account van [T] S.p.A. zat, voordat [belanghebbende] het bedrag van EUR 237 mio overmaakte voor de “subscription of new shares”. Ik stel voor dat [T] S.p.A. bevestigt dat betreffende EUR 10.000 uitsluitend bestemd is voor de formele oprichting van [T] S.p.A.”
Op 18 mei 2004 heeft de heer [BB] in een e-mail aan enkele betrokkenen van het [L-concern] geschreven, voor zover van belang:
“As you remember, [belanghebbende] [Hof: belanghebbende] invested EUR 120.000 in the Italian based company [T] before the setup of [T] was decided. So today we have a dormant Italian enitiy (sic) in our books. To reduce the risk of a discussion with the Dutch Revenue, we have a strong preference to sell the shares in said company or liquidate it.
From a Dutch point of view, we would prefer a setup whereby [T] (...) would acquire the company. It is probably also an option if we sell it to an Italian bank or law firm, because the company is clean from the beginning
If these alternatives would not work, I propose to liquidate the company.”
Belanghebbende heeft de kapitaalstorting in [T] gefinancierd met een concernlening. Op 30 april 2004 heeft belanghebbende een zogeheten ‘Bridge Loan Facility’ ter grootte van € 237.302.000 verkregen van [N]. In de overeenkomst van lening is onder meer opgenomen:
“The Borrower has requested a bridge loan facility from the lender for the purpose of subscription of new shares in the Italian based company [T] S.p.A”
De ‘Bridge Loan Facility’ ter grootte van € 237.302.000 is op 2 juni 2004 omgezet in een zogeheten ‘Credit Facility Agreement’.
De verwerving van de aandelen [O], die in handen zijn van het publiek, is als volgt verlopen.
[T] heeft twee openbare biedingen gedaan, in 2004 en 2005. Bij de bieding in 2004 is voor een bedrag van € 135.262.208 aan aandelen [O] gekocht, bij de bieding in 2005 voor een bedrag van € 51.455.150. Het totaalbedrag van de aankoop door [T] bedraagt derhalve € 186.717.358.
Het overige deel van de desbetreffende aandelen [O] is rechtstreeks door belanghebbende gekocht, deels in 2004 (voor een bedrag van € 37.596.979) en deels in 2005 (voor een bedrag van € 13.284.299). Het totaalbedrag waarvoor belanghebbende rechtstreeks aandelen [O] heeft gekocht, bedraagt derhalve € 50.881.278. Het rechtstreeks aankopen vindt plaats vanaf 4 mei 2004, dat is de dag waarop belanghebbende met [CC-bank] Bank NV, [DD] branch, een ‘Mandate for the purchase of ordinary shares in [O]’ is overeengekomen.
Belanghebbende heeft de rechtstreekse aankoop van de desbetreffende aandelen [O] gefinancierd met een tweede ‘Credit Facility Agreement’ bij [N] ter grootte van € 100.000.000, afgesloten op 24 juni 2004.
Voor de verwerving van alle aandelen [O] die zich onder het publiek bevonden is in totaal € 237.598.636 betaald.
Na afronding van voornoemde transacties had [O] drie aandeelhouders, te weten belanghebbende, [M] en [T].
Op 22 december 2005 heeft belanghebbende haar aandelen [O] door middel van een kapitaalstorting overgedragen aan [T].
Eind 2005 heeft [M] haar aandelen [O] tegen schuldigerkenning van € 350.000.000 overgedragen aan [T]. Vervolgens is [T] omgezet in [L] Srl.
In 2007 is [L] Srl gefuseerd met [O].
De in 2004 verschuldigd geworden rente ter zake van de door [N] aan belanghebbende verstrekte geldlening ad € 237.302.000 bedraagt € 6.503.261. Deze rente is door belanghebbende in de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2004 in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft deze rente niet in aftrek toegelaten en heeft dienovereenkomstig een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 9.270.187. De rente met betrekking tot de lening van € 100.000.000 is in aftrek toegestaan en is niet in geschil.
Als centrale treasury van de groep waren de voornaamste taken van [N] het financieren van groepsmaatschappijen en afnemers, het aantrekken van externe financieringen voor de groep, het beheren van liquiditeiten en het beheersen, verzekeren en afdekken van zakelijke en financiële risico’s. Hiertoe had [N] de beschikking over enkele tientallen personeelsleden. Deze stonden onder leiding van de treasurer van het concern, die op zijn beurt weer verantwoording schuldig was aan de chief financial officer van de raad van bestuur.
Het resultaat van [N] werd in 2004 in Zweden fiscaal behandeld als resultaat van [M].
[N] beschikt in 2004 over een verhoudingsgewijs zeer gering eigen vermogen, namelijk minder dan 0,0002 % van het balanstotaal.
In 2004 beschikken [M] en [N] niet over eigen compensabele verliezen. In 2004 zijn er binnen het [L-concern] wel andere Zweedse groepsvennootschappen met aanzienlijke, te verrekenen verliezen en bronheffingen. Via het mechanisme van de zogenaamde concernbijdragen kan [M] van jaar tot jaar fiscale winsten overhevelen naar die groepsvennootschappen zodat zij hun verliezen en bronheffingen kunnen verrekenen.
Het tarief van de ‘corporate income tax’ waaraan [M] in Zweden in 2004 is onderworpen, bedraagt 28 %. In 2004 heeft [M] geen ‘corporate income tax’ betaald.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of de renteaftrekbeperking van artikel 10a, lid 2, aanhef en onderdeel b, van de Wet Vpb (tekst 2004) van toepassing is op de rente ter zake van de lening van € 237.302.000 (hierna: de lening). Meer specifiek is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
-
Is sprake van een wijziging in het uiteindelijke belang als bedoeld in artikel 10a, lid 2, onderdeel b, van de Wet Vpb?
-
Zo nee, is het niet in aftrek toestaan van de rente in strijd met doel en strekking van artikel 10a, lid 2, onderdeel b, van de Wet Vpb?
-
Zo nee, is voldaan aan de zakelijkheidstoets van artikel 10a, lid 3, onderdeel a, van de Wet Vpb?
-
Zo nee, is sprake van compenserende heffing zoals bedoeld in artikel 10a, lid 3, onderdeel b, van de Wet Vpb?
-
Zo nee, is het niet in aftrek toestaan van de rente in strijd met de vrijheid van vestiging en/of de vrijheid van kapitaalverkeer?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, van de navorderingsaanslag en van de beschikking heffingsrente en voorts tot veroordeling van de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende. Belanghebbende heeft het Hof voorts verzocht het Hof van Justitie EU prejudiciële vragen te stellen.
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.