Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-03-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:730, 13-00244

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-03-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:730, 13-00244

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 maart 2014
Datum publicatie
20 maart 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:730
Zaaknummer
13-00244

Inhoudsindicatie

De Nederlandse rendementsheffing (Box III) is niet in strijd met het Europees recht noch met door Nederland gesloten internationale verdragen. De rechter mag niet toetsen aan de grondwet. De uitsluiting van verliesverrekening tussen de boxen houdt geen discriminatie naar nationaliteit in (vgl. Hoge Raad BNB 2008/34)

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00244

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende],

wonende te [woonplaats] (België),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda, thans Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 21 december 2012, nummer AWB 11/5674, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[inspecteur],

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen aanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 26.880, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 984. Voorts is bij beschikking € 305 aan heffingsrente in rekening gebracht.Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van €20.853, de boetebeschikking verminderd tot € 226 en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 110.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 29 januari 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] en de heer [B].

1.5.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende, woonachtig in België, is eigenaar van een woning gelegen aan de [a-straat], [postcode] Den Haag. Belanghebbende heeft nimmer in de woning gewoond. Het stond hem ook niet ter beschikking: de woning werd aangehouden voor verhuur. De woning is, naar belanghebbende stelt, in 2008 gedurende twee maanden verhuurd geweest aan derden voor in totaal € 4.000. De resterende tien maanden van dat jaar stond de woning te huur.

2.2.

De WOZ-waarde van de woning is voor 2008 vastgesteld op € 672.000.

2.3.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 28 februari 2009 uitgenodigd tot het doen van aangifte voor de inkomstenbelasting 2008 (hierna: de IB 2008). Op 4 januari 2010 is aan belanghebbende een herinnering gestuurd en op 10 maart 2010 is een aanmaning gestuurd. Daarin is aangekondigd dat bij het uitblijven van een reactie voor 31 maart 2010 aan belanghebbende een boete zal worden opgelegd.

2.4.

Nadat belanghebbende geen aangifte IB 2008 heeft ingediend, heeft de Inspecteur op 20 juli 2011 een ambtshalve aanslag IB 2008 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 26.880, gebaseerd op een rendementsgrondslag van € 672.000, alsmede een verzuimboete van € 984. Voorts is € 305 aan heffingsrente in rekening gebracht.

2.5.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur alsnog rekening gehouden met een heffingsvrij vermogen van € 20.315, de rendementsgrondslag verminderd met € 130.339 in verband met een op de woning rustende hypothecaire schuld, en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 20.853 (4% van (€ 672.000 -/- € 130.339 -/- € 20.315)). De verzuimboete is verminderd tot € 226.

2.6. Belanghebbende verdiende in 2008 zijn inkomen uit arbeid nagenoeg geheel (90%) in België, alwaar hij ook aangifte voor de inkomstenbelasting heeft gedaan.

2.7.

Blijkens de aanslag inkomstenbelasting 2007 had belanghebbende per 31 december 2007 nog een bedrag aan verrekenbare verliezen van € 39.840 openstaan.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is de Nederlandse rendementsheffing, gebaseerd op een forfaitair vastgesteld inkomen, eigenlijk een vermogensbelasting en in strijd met de Grondwet, met het Europees recht en met de door Nederland gesloten internationale verdragen?2. Heeft de Inspecteur de verrekenbare verliezen van € 39.840 terecht niet verrekend met de aanslag? 3. Is de verzuimboete terecht opgelegd?

4. Is terecht en tot een juiste hoogte heffingsrente in rekening gebracht?

Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord en de overige vragen ontkennend.De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, tot verlaging van de aanslag tot nihil, vernietiging van de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Gronden

5. Beslissing