Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-03-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1087, 14-00336 en 14-00337

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-03-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1087, 14-00336 en 14-00337

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 maart 2015
Datum publicatie
27 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:1087
Formele relaties
Zaaknummer
14-00336 en 14-00337
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13bis

Inhoudsindicatie

Artikel 13bis Wet LB 1964; artikel 8 EVRM

Gebruik van foto’s van KLPD-camera’s boven snelwegen voor controle privégebruik van zakelijke auto’s vormt geen ongeoorloofde inbreuk van het recht op privacy.

Belanghebbende stelt minder dan 500 kilometer privé te rijden met de auto van zijn werkgever. De inspecteur heeft de rittenadministratie gecontroleerd, mede aan de hand van foto’s van de camera’s van de KLPD boven de snelwegen en concludeert daaruit dat de rittenadministratie niet volledig is en dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij minder dan 500 kilometer privé heeft gereden.

Het Hof is van oordeel dat door het gebruik door de Belastingdienst van deze foto’s in beginsel wel een inmenging van het privé leven plaatsvindt, maar dat hier sprake is van een geoorloofde inbreuk op het recht op privacy. Deze inbreuk is bij wet geregeld en is noodzakelijk in het belang van het economische welzijn van het land. Het Hof is voorts van oordeel dat het niet belasten van privégebruik van de auto wegens gering privégebruik een substantiële verlichting van de belastingdruk voor belanghebbende betekent. Controle daarop is gerechtvaardigd en gelet op het grote aantal gevallen past het om deze controle zo efficiënt mogelijk in te richten. Informatievergaring op basis van de ANPR-technologie is proportioneel bezien in het licht van het doel, te weten, de richtige belastingheffing. Andere wijzen van controle zouden evenzeer een forse inbreuk op de privacy inhouden en meer belastend zijn voor burgers. De verwerkte camera-gegevens worden aan de hand van een aantal fiscale controledoelen geselecteerd. De niet-relevante gegevens worden direct vernietigd. De bewaringstermijn van zeven jaar voor de wel relevante gegevens levert niet een strijdigheid met artikel 8 EVRM op.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00336 en 14/00337

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 1],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 6 februari 2014, in de beroepen met kenmerken AWB 13/3574 en AWB 13/3575, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Landelijk Coördinatiecentrum Auto te Doetinchem,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslagen alsmede de daarbij bij beschikking vastgestelde boetes en de beschikkingen heffingsrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Het geding betreft de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting en premie volksverzekeringen en zorgverzekeringswet (LB) 2011 voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, aanslagnummer [aanslagnummer 1] (hierna: de naheffingsaanslag 2011) en de naheffingsaanslag in de LB 2012 voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 oktober 2012, aanslagnummer [aanslagnummer 2] (hierna: de naheffingsaanslag 2012). Tevens is ter zake van de naheffingsaanslag 2011 bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht van € 204. Tegelijkertijd, in één geschrift verenigd met de naheffingsaanslagen, is bij beschikking voor 2011 een vergrijpboete opgelegd van € 8.348 en voor 2012 een verzuimboete van € 2.711.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, gedagtekend 22 mei 2013, de naheffingsaanslag 2011 gehandhaafd en de daarbij opgelegde boete nader vastgesteld op € 2.087, de naheffingsaanslag 2012 verminderd tot een bedrag aan belasting van € 2.464, de opgelegde boete nader vastgesteld op € 616 en aan belanghebbende een vergoeding van de kosten van bezwaar toegekend van € 235.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44 in de zaak met kenmerk 13/3574. In de zaak met kenmerk 13/3575 heeft de Rechtbank geen griffierecht geheven.

1.4.

De Rechtbank heeft de beroepen in één uitspraak gegrond verklaard voor zover het de vergoeding van de kosten van bezwaar betreft, de uitspraken op bezwaar in zoverre vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 851,25 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 44 aan belanghebbende te vergoeden.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118 in de zaak met kenmerk 14/00336. In de zaak met kenmerk 14/00337 heeft het Hof geen griffierecht geheven.

1.6.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De (hierna te noemen) gemachtigde van belanghebbende heeft voorafgaande aan de zitting bij brief van 3 september 2014 aan het Hof bericht dat het standpunt van belanghebbende reeds uitvoerig is uiteengezet en onderbouwd, dat daarop door belanghebbende niets is aan te vullen en dat (namens) belanghebbende niemand ter zitting zal verschijnen. Bij brief van 17 oktober 2014 heeft bedoelde gemachtigde van belanghebbende nogmaals bevestigd niet naar de zitting te zullen komen. Bij brieven van 22 oktober 2014 respectievelijk 5 november 2014, telkens met bijlagen, heeft belanghebbende op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

De Inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota (met een bijlage) toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van de Inspecteur wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 november 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heer [A], werkzaam bij de Belastingdienst/Landelijk Coördinatiecentrum Auto te Doetinchem, de heer [B], procesdeskundige, werkzaam bij de Belastingdienst/Grote Ondernemingen en de heer [E], werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale Administratie, afdeling Inning en Verstrekking Gegevens. De gemachtigde van belanghebbenden, de heer [F] te [plaats 2], heeft het Hof schriftelijk bericht dat er namens belanghebbende niemand ter zitting zal verschijnen.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt.

2.1.1. Belanghebbende was in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 oktober 2012 in dienst van [bedrijf] B.V. te [plaats 1] (hierna: de werkgever). De werkgever heeft aan belanghebbende in de periode 1 januari 2011 tot en met 8 februari 2011 een personenauto, Mercedes ML, met kenteken [kenteken 1], ter beschikking gesteld en in de periode 9 februari 2011 tot en met 10 april 2012 een personenauto, Mercedes SLK, met kenteken [kenteken 2]. Belanghebbende beschikte vanaf het jaar 2006 over een Verklaring geen privégebruik auto (hierna: de Verklaring). Belanghebbende heeft op verzoek van de Inspecteur zijn zakagenda overgelegd met daarin de rittenadministratie over de periode 1 januari 2011 tot en met 15 april 2012.

2.1.2. De Inspecteur heeft de rittenadministratie vergeleken met (foto)camerabeelden afkomstig van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) met behulp van ANPR-technologie. De Inspecteur heeft aan de hand van de informatie van het KLPD geconstateerd dat de auto met kenteken [kenteken 2] in de periode van 29 mei 2011 tot en met 5 februari 2012 dertien maal is gesignaleerd op de A2 ter hoogte van hectometerpaal 176.4 op dagen waarop belanghebbende volgens zijn rittenadministratie elders of niet heeft gereden in deze auto. Verder heeft de Inspecteur geconstateerd dat de beginkilometerstand op 6 oktober 2011 50 kilometer lager is dan de eindkilometerstand op 5 oktober 2011.

2.1.3. Met dagtekening van 27 december 2012 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de naheffingsaanslag 2011 opgelegd van € 8.348. Gelijktijdig is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht van € 204 en is bij beschikking een vergrijpboete van € 8.348 opgelegd. Het belastingbedrag betreft de bijtelling van door belanghebbende volgens de Inspecteur voor meer dan 500 kilometer op jaarbasis in privé gebruikte auto’s, welke door zijn werkgever aan hem ter beschikking werden gesteld. De naheffingsaanslag 2011 is gebaseerd op een jaarsalaris van € 39.840, een cataloguswaarde van € 120.687 voor de auto met kenteken [kenteken 1] in de periode van 1 januari 2011 tot en met 8 februari 2011 en een cataloguswaarde van € 68.255 voor de auto met kenteken [kenteken 2] in de periode van 9 februari 2011 tot en met 31 december 2011 met voor beide auto’s een bijtellingspercentage van 25%.

2.1.4. Met dagtekening 27 december 2012 heeft de Inspecteur aan belanghebbende tevens de naheffingsaanslag 2012 van € 7.394 opgelegd. Gelijktijdig is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.711. De naheffingsaanslag 2012 is gebaseerd op een maandsalaris van € 4.500, een cataloguswaarde van € 68.255 voor de auto met kenteken [kenteken 2] in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 oktober 2012 met een bijtellingspercentage van 25%. De boete is berekend over de periode 1 januari 2012 tot en met 20 april 2012.

2.1.5. Belanghebbende heeft op 23 december 2012 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag 2011 en de naheffingsaanslag 2012. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag 2011 en de beschikking heffingsrente gehandhaafd, doch de boete verminderd tot € 2.087. De naheffingsaanslag 2012 is verminderd tot € 2.464 in verband met de verkoop van de auto op 11 april 2012. De boete is dienovereenkomstig verminderd tot € 616.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft, naar het Hof uit de van partijen afkomstige stukken afleidt, in hoger beroep de volgende vragen:

I. was de Inspecteur bevoegd de onderhavige naheffingsaanslagen op te leggen?;

II. heeft belanghebbende met de door hem overgelegde rittenadministratie overtuigend aangetoond dat minder dan 500 kilometer op kalenderjaarbasis met de auto privé is gereden?;

III. heeft de Inspecteur door gebruik te maken van de (Automatic Number Plate Recognition) ANPR-gegevens, gehandeld in strijd met de Wet Bescherming Persoonsgegevens (hierna: Wbp), de richtlijnen van het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna: het College), artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) dan wel met artikel 441B van het Wetboek van Strafrecht?;

IV. zijn de boetes terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?

De cijfermatige berekening van de naheffingsaanslagen is niet in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan van de zijde van de Inspecteur ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert, naar het Hof hem verstaat, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en van de beide naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing