Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1175, 13-01149

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1175, 13-01149

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 april 2015
Datum publicatie
13 april 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:1175
Formele relaties
Zaaknummer
13-01149

Inhoudsindicatie

Experimentenwet BI-zones, gemeente [woonplaats].

De Heffingsambtenaar is niet ter zitting verschenen. Volgens de gegevens van Track&Trace is de aangetekend verzonden uitnodiging voor de zitting afgehaald bij een afhaallocatie, dat geen bij het Hof bekend adres van de Heffingsambtenaar is. Na navraag door de griffie heeft PostNL medegedeeld dat de Heffingsambtenaar gebruik van dit adres heeft opgegeven aan PostNL. Het Hof acht de uitnodiging voor de zitting op regelmatige wijze tijdig op het adres van de Heffingsambtenaar te zijn uitgereikt. Van het uitstel voor het doen van de uitspraak heeft het Hof partijen, aan hun bij het Hof bekende adressen, mededeling gedaan. Daarop heeft de Heffingsambtenaar niet gereageerd. Hierin vindt het Hof een bevestiging dat de Heffingsambtenaar ermee bekend is dat een zitting heeft plaatsgevonden.

Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende door de ondernemersvereniging niet was geïnformeerd over het instellen van een BI-zone. De Heffingsambtenaar slaagt niet in de op hem rustende last te bewijzen dat belanghebbende het stembiljet voor de draagvlakmeting heeft ontvangen. Daardoor heeft belanghebbende geen invloed kunnen uitoefenen op het instellen van de BI-zone en het opleggen van de BIZ-heffing. Uit de wetsgeschiedenis leidt het Hof af dat schending van de draagvlakmeting maakt dat de Verordening jegens belanghebbende onverbindend is. Hieraan doet niet af dat belanghebbende de Verordening en de BIZ-heffing niet had kunnen tegenhouden door tegen te stemmen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/01149

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant (hierna: BWB), gevestigd te Etten-Leur,

hierna: de Heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 7 oktober 2013, nummer AWB 12/5747, in het geding tussen

de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn, verenigd op één aanslagbiljet met dagtekening 31 maart 2012 onder biljetnummer [nummer 1], aanslagen Bijdrage bedrijfsinvesteringszone [A] voor het jaar 2012 opgelegd ter zake van de onroerende zaak plaatselijk bekend [a-straat] 30 te [woonplaats] (hierna: de aanslag) ten bedrage van € 1.103 en ter zake van de onroerende zaak plaatselijk bekend [b-straat] 118J te [woonplaats] ten bedrage van € 1.103 (hierna: aanslag II). Na daartegen gemaakt bezwaar, is bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Heffingsambtenaar van 19 oktober 2012 aanslag II vernietigd en de aanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. Bij uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de aanslag vernietigd en vergoeding van griffierecht gelast.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 13 november 2014 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord belanghebbende, ter bijstand vergezeld van mevrouw [B] en de heer [C].

1.5.

De Heffingsambtenaar is niet verschenen.

1.6.

De griffier heeft de Heffingsambtenaar bij op 21 oktober 2014 aangetekend, met nummer [nummer 2], naar het door de Heffingsambtenaar zelf opgegeven postbusadres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Tot de gedingstukken behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende Detailpagina zending van Track&Trace van PostNL. Uit de gegevens van deze detailpagina volgt dat de uitnodiging op 22 oktober 2014 is afgehaald op de afhaallocatie.

Vanwege de omstandigheid, dat de Heffingsambtenaar niet is verschenen, heeft het Hof de zitting geschorst om de griffier hieromtrent telefonisch navraag te laten doen bij (het kantoor van) de Heffingsambtenaar. Daarbij bleek dat het in de stukken van de Heffingsambtenaar vermelde telefoonnummer een algemeen telefoonnummer was, waarmee de griffier wel verbinding kreeg met bedoeld kantoor, maar dat contact met (een medewerker van) de Heffingsambtenaar, ook na meerdere minuten wachttijd, niet kon worden gemaakt.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is ondernemer. Zijn onderneming is gevestigd op zijn woonadres. Belanghebbende is eigenaar van een garagebox (hierna: de unit), gevestigd in een verzamelgebouw van in totaal zeventien vergelijkbare units, gelegen op het bedrijventerrein [A] te [woonplaats] (hierna: [A]). Belanghebbende gebruikt de unit als opslagruimte voor zijn onderneming.

2.2.

Na de invoering van de Experimentenwet bedrijven investeringszones, wet van 19 maart 2009, 31 430, Stb. 2009, nr. 165 (hierna: de Wet BIZ) heeft een aantal ondernemers gevestigd op [A] de ondernemersvereniging BIZ [A] [woonplaats] (hierna: de Vereniging) opgericht. Op 23 november 2010 heeft de Vereniging een Algemene ledenvergadering gehouden om onder de ondernemers te onderzoeken of er voldoende steun is voor het op [A] instellen van een bedrijfsinvesteringszone (hierna: BI-zone). Vervolgens heeft de gemeente [woonplaats] op initiatief van de Verenging besloten mee te werken aan het instellen van [A] als BI-zone. Op 10 november 2011 is daartoe door de raad van de gemeente [woonplaats] de Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone [A] 2012 (hierna: de Verordening) vastgesteld en op 23 november 2011 is de Verordening bekendgemaakt.

2.3.

De Verordening kan pas in werking treden bij voldoende draagvlak onder de bijdrageplichtigen (zie artikel 4, eerste lid, van de Wet BIZ). Hiertoe dient een zogenoemde draagvlakmeting te worden verricht (zie artikel 4, tweede lid, van de Wet BIZ), waarbij het college van burgemeesters en wethouders iedere bij de gemeente bekende bijdrageplichtige in de gelegenheid stelt zich schriftelijk voor of tegen inwerkintreding van de Verordening uit te spreken.

Op 15 december 2011 heeft notaris [D] een proces-verbaal opgemaakt waarin is vastgelegd (kort weergegeven) dat de gemeente [woonplaats] hem achtenzestig getekende stemkaarten en/of stemformulieren inzake de draagvlakmeting ter beschikking heeft gesteld om een telling daarvan tot stand te brengen en dat het resultaat van de telling is: vierenzestig voorstemmers, drie tegenstemmers en één voorstemmer met een voorbehoud. Hiermee werd, aldus de Heffingsambtenaar, voldaan aan de wettelijke eis (zie artikel 5 van de Wet BIZ) van minimaal 50% van de uitgebrachte stemmen waarvan tenminste 2/3 deel akkoord gaat en kon met ingang van 1 januari 2012 de Verordening in werking treden.

2.4.

De unit van belanghebbende is gelegen in de BI-zone waarbinnen op grond van de Verordening een BIZ-bijdrage wordt geheven. Belanghebbende heeft geen stembiljet ingezonden.

2.5.

De WOZ-waarde van de unit bedraagt € 110.000 en daarbij geldt een BIZ-bijdrage van € 1.103. De berekening van de aanslag is niet in geschil.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht een aanslag BIZ-bijdrage is opgelegd in die zin of de Verordening jegens belanghebbende verbindend is.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft belanghebbende zijn standpunten nader toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep.

4 Gronden

5 Beslissing.