Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1291, 14-00352
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1291, 14-00352
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 april 2015
- Datum publicatie
- 16 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:1291
- Zaaknummer
- 14-00352
Inhoudsindicatie
Aanslagen rioolheffing opgelegd aan belanghebbende als gebruiker van een recreatieterrein. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat een gedeelte van het recreatieterrein in gebruik is bij een ander.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00352
Uitspraak op het hoger beroep van
B.V. [belanghebbende],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 24 februari 2014, nummer SHE 13/4282, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente Reusel-Mierden,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde aanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn, onder aanslagnummers [aanslagnummer 1], [aanslagnummer 2],
[aanslagnummer 3] en [aanslagnummer 4], in één aanslagbiljet vervat, aanslagen in de rioolheffing opgelegd voor het eerste tot en met het vierde kwartaal van het jaar 2012.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de aanslagen gehandhaafd
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 493.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij brief van 19 mei 2014 schriftelijk gerepliceerd en de Heffingsambtenaar heeft bij brief van 10 juni 2014 schriftelijk gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 26 februari 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A] vergezeld van de heer [B], directeur van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [C] en mevrouw [D].
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
[E] B.V. is eigenaresse van het recreatiepark aan de [a-straat] 1a te [F] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak is een recreatieterrein van ruim 41 ha. Op het terrein bevinden zich onder meer een roeivijver, een receptie, een campingwinkel en een restaurant. Belanghebbende is gebruiker van (een gedeelte van) de onroerende zaak krachtens een mondelinge huurovereenkomst met [E] B.V..
Belanghebbende heeft, als bijlage 1 van het hoger beroepschrift, bladzijde 5 van de jaarrekening voor 2012 van [G] B.V. (hierna: [G]) overgelegd waarin het volgende is vermeld:
“ 3.1 Bedrijfsgegevens
Bedrijfsadres (…)
Bedrijfstype De exploitatie van een horecaonderneming
Dossier KvK (…)
Bestuur (…)”
De Heffingsambtenaar heeft belanghebbende bij brieven van 2 juli 2013 en 23 juli 2013 verzocht een kopie van het huurcontract tussen [E] B.V. en [G] over te leggen.
Belanghebbende heeft hierop bij brief van 15 augustus 2013 het volgende geantwoord:
“ Op 2 juli 2013 en 23 juli 2013 verzocht u om een huurcontract tussen [E] b.v. en [G]. Er is geen schriftelijk huurcontract. Wel is er een mondelinge overeenkomst tussen [E] b.v. en [G]. Op grond hiervan huurt [G] in 2012 het restaurantgedeelte om niet van [E] b.v.”
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil in hoger beroep betreft uitsluitend het antwoord op de vraag of belanghebbende in het jaar 2012 gebruiker was van het restaurant.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Heffingsambtenaar en tot vermindering van de aanslagen met een bedrag van € 1.623,77. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.