Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1936, 14-00449
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1936, 14-00449
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 28 mei 2015
- Datum publicatie
- 22 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:1936
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2014:2373, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2078, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 14-00449
Inhoudsindicatie
Naar het oordeel van het Hof is geen sprake van een aan de Inspecteur te wijten onrechtmatigheid, nu de Inspecteur belanghebbende in kennis heeft gesteld van zijn voornemen een naheffingsaanslag op te leggen en hem in de gelegenheid heeft gesteld zijn reactie daarop te geven. Belanghebbende heeft geen recht op vergoeding van de kosten van bezwaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 14/00449
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] C.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 7 april 2014, nummer AWB 13/2044, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen besluit van de Inspecteur op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de kosten van bezwaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 1.638. Belanghebbende heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt en daarbij verzocht om vergoeding van de kosten van bezwaar. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Het verzoek om toekenning van een vergoeding van de kosten van bezwaar heeft de Inspecteur afgewezen.
Belanghebbende is tegen die afwijzing in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 493. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 15 april 2015 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], adviseur te [B], als gemachtigde van belanghebbende, ter bijstand vergezeld van de heer [C] en van de heer [D], alsmede, namens de Inspecteur, de heer [E] en de heer [F].
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en de wederpartij.
De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van het Belgische kentekendocument.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende heeft op 9 maart 2012 aangifte BPM gedaan ter zake van de registratie van de personenauto van het merk [G], type [H], met VIN: [nummer] (hierna: de auto). De aangifte resulteert in een te betalen bedrag van € 12.588. Dit bedrag is gebaseerd op een gecombineerde CO2-uitstoot van 299 gr/km.
Volgens de aan de Inspecteur ter beschikking staande gegevens van de RDW heeft de auto een gecombineerde CO2-uitstoot van 338 gr/km. Bij brief van 19 december 2012 (hierna: de vooraankondiging) heeft de Inspecteur daarom medegedeeld voornemens te zijn een naheffingsaanslag op te leggen. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…) U heeft bij deze aangifte een bedrag aan bpm van € 12.588,00 aangegeven en betaald. Ik ben echter van mening dat u te weinig belasting hebt betaald.
Naheffing BPM
Ik heb het voornemen u een naheffingsaanslag bpm op te leggen omdat het door u aangegeven bedrag aan bpm lager is dan het door mij berekende, verschuldigde bedrag aan bpm. Dit verschil is als volgt te verklaren:
U heeft bij het berekenen van de bpm andere gegevens gebruikt dan de gegevens die door de RDW zijn vastgesteld. De RDW heeft voor het door u aangegeven motorrijtuig 338 gr/km aan CO2-uitstoot vastgesteld in plaats van de door u aangegeven CO2-uitstoot van 299 gr/km. Dit heeft tot gevolg dat er meer bpm verschuldigd is.
Ik heb het verschuldigde bpm-bedrag berekend op € 14.226,00. Het verschil tussen de verschuldigde bpm en de op aangifte betaalde bpm heb ik berekend op € 1.638,00. Voor dit bedrag zal ik op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een naheffingsaanslag bpm opleggen. (…) Bijgevoegd treft u aan de financiële basisgegevens.
Als u het met mijn voornemen om deze naheffingsaanslag niet eens bent stel ik u in de gelegenheid vóór 09 januari 2013 te reageren. Als ik voor deze datum van u geen reactie heb ontvangen zal ik de naheffing opleggen.
Voor de volledigheid wijs ik u er op dat u ook nog bezwaar kunt maken tegen de naheffingsaanslag en de verschuldigde heffingsrente nadat u de naheffingsaanslag hebt ontvangen. (…)
Als u nog vragen hebt over deze brief kunt u mij bereiken onder telefoonnummer (…).”
Uit de bij de vooraankondiging gevoegde berekening blijkt dat de Inspecteur de verschuldigde BPM heeft berekend uitgaande van een CO2-uitstoot van 338 gr/km. De historische nieuwprijs van de auto heeft de Inspecteur ten opzichte van de aangifte niet gewijzigd (€ 140.841).
Belanghebbende heeft niet gereageerd op de vooraankondiging. De Inspecteur heeft vervolgens op 18 januari 2013 de naheffingsaanslag opgelegd, conform de berekening bij de vooraankondiging.
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Daarbij heeft belanghebbende een certificaat van overeenstemming (hierna: CVO) overgelegd, waaruit blijkt dat de auto een gecombineerde CO2-uitstoot van 299 gr/km heeft. In het bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de kosten van bezwaar. De Inspecteur heeft daarop het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag vernietigd, maar belanghebbendes verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar afgewezen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Heeft belanghebbende recht op een vergoeding voor de kosten van bezwaar?
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord; de Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben partijen hier geen nieuwe argumenten aan toegevoegd.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van het besluit van de Inspecteur, en toekenning van een vergoeding van de kosten van bezwaar volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.