Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1938, 13-01076

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1938, 13-01076

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 mei 2015
Datum publicatie
22 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:1938
Zaaknummer
13-01076

Inhoudsindicatie

De Heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van een vrijstaande woning vastgesteld en daarbij vanwege grondwateroverlast een correctie aangebracht van € 20.000 en een lagere m3 prijs gehanteerd. Het Hof oordeelt dat hiermee voldoende rekening is gehouden met de grondwateroverlast. Het over een eerder tijdvak bereikte compromis heeft geen invloed op de waarde voor het onderhavige tijdvak.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk 13/01076

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 13 september 2013, nummer AWB 11/2214 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar van stadsregio Parkstad Limburg,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen WOZ beschikking en aanslag OZB.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 januari 2010 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 94 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2009 (hierna: de waardepeildatum), voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 vastgesteld op € 261.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2010 (hierna: de aanslag OZB) bekend gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 16 november 2011 heeft de Heffingsambtenaar de WOZ beschikking en de aanslag OZB gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is tegen deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 2 maart 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote mevrouw [A], alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [B] en de heer [C].

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden, als door de ene partij gesteld en door de andere niet dan wel onvoldoende weersproken, voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een in het jaar 1966 gebouwde vrijstaande woning met aanbouw, kelder, carport, berging en ondergrond. De inhoud van het hoofdgebouw bedraagt 510 m3, van de aanbouw 94 m3, van de kelder 122 m3 en van de berging 46 m3. De oppervlakte van het perceel is 602 m2.

2.2.

Uit het door de Heffingsambtenaar bij de Rechtbank ingezonden rapport “Aanpak van de grondwateroverlast in [woonplaats]” van 14 juni 2004 blijkt dat in grote delen van de gemeente [woonplaats] de grondwaterstand hoger is dan de vloerhoogte van kelders en kruipruimtes. Dit geldt ook voor de onroerende zaak. Om te voorkomen dat grondwater in de kelder komt, wordt het grondwater door belanghebbende sinds 2001/2002 ter hoogte van de gevel van de woning opgevangen in een convectorput en vervolgens door aanvankelijk één en later twee pompen weggepompt naar het riool.

Op een normale droge dag slaat één pomp om de 20 minuten aan om de put leeg te pompen. De tweede pomp slaat pas aan als de eerste pomp niet functioneert. Elke dag wordt er tussen de 10.000 en 20.000 liter grondwater weggepompt.

2.3.

Ter onderbouwing van de door hem aan de onroerende zaak toegekende waarde van € 261.000, heeft de Heffingsambtenaar verwezen naar een door hem in beroep overgelegd taxatierapport (hierna: het taxatierapport), opgesteld door de heer [C] en de heer [D] (hierna: de taxateurs) op 16 januari 2012. In het taxatierapport is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2009 vastgesteld op € 261.000. Deze waarde is bepaald door middel van vergelijking met zogeheten referentieobjecten, te weten [b-straat] 45, [c-straat] 3 en [d-straat] 43, alle gelegen te [woonplaats]. Onder meer vanwege het verschil in grondwateroverlast hebben de taxateurs bij hun taxatie van de onroerende zaak gerekend met een prijs per m3 voor de hoofdbouw van € 285 en bij de referentieobjecten [b-straat] 45, [c-straat] 3 en [d-straat] 43 met een prijs per m3 van respectievelijk € 400, € 375 en € 510. Daarnaast hebben de taxateurs op de door hen getaxeerde waarde van de onroerende zaak van € 281.000 nog een afzonderlijke correctie toegepast vanwege de overmatige grondwateroverlast van € 20.000.In het taxatierapport zijn gegevens en foto’s van de onroerende zaak en van de referentieobjecten opgenomen. Ook bevat het rapport een zogeheten matrix van de onroerende zaak en van de referentieobjecten.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de voor de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2009 vastgestelde waarde van € 261.000 te hoog is. Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Heffingsambtenaar en tot vermindering van de waarde van de onroerende zaak tot een waarde van € 231.000.

De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing