Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1940, 14-00301
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1940, 14-00301
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 28 mei 2015
- Datum publicatie
- 22 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:1940
- Zaaknummer
- 14-00301
Inhoudsindicatie
Leges terecht geheven? Stukken tardief?
Is sprake van in behandeling nemen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning?
Rechtbank: neen, gelet op de beperkte handelingen ter zake door de gemeente.
Hof: ja, vooral gelet op de inhoud van een aantal weliswaar laat maar niet te laat door de gemeente ingebrachte producties, waaronder een door de gemeente aan belanghebbende gezonden brief dat de gemeente naar aanleiding van door belanghebbende ingezonden aanvullende gegevens de aanvraag inhoudelijk heeft beoordeeld en ter zake nadere besluiten heeft genomen.
Aan dit oordeel doet niet af dat belanghebbende op basis van de resultaten van de beoordeling door de gemeente de aanvraag heeft ingetrokken.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00301
Uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Haaren,
hierna: de Heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant te ‘s-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 10 januari 2014, nummer SHE 13/1717, in het geding tussen
de heer [belanghebbende] te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
en de Heffingsambtenaar,
inzake de hierna te vermelden schriftelijke kennisgeving betreffende gemeentelijke leges.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij schriftelijke kennisgeving van 18 januari 2012 heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een bedrag van € 9.308,78 aan gemeentelijke leges in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van de op 15 december 2010 door belanghebbende ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning betreffende het uitbreiden van een varkensstal van stal 2d aan de [a-straat] 5 in [woonplaats]. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de legesnota gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar alsmede de legesnota vernietigd, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 974 en de Heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van € 44 aan belanghebbende te vergoeden.
Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft geen verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 27 maart 2015 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], advocaat te [B], als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [C].
De Heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een 12-tal producties overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij ter staving van de door de gemeente in reactie op de ingediende aanvraag naar zij stelt verrichte diensten. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij er bezwaar tegen heeft dat al deze producties van de Heffingsambtenaar tot de stukken van het geding worden gerekend. Het Hof zal op deze aangelegenheid hierna nader ingaan (4.1 e.v.).
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaken de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Op 15 december 2010 heeft belanghebbende de in 1.1 bedoelde aanvraag ingediend. Bij brief van 21 december 2010 heeft de gemeente de ontvangst van deze aanvraag bevestigd en bij brief van 18 januari 2011 heeft de gemeente aan belanghebbende bericht dat de aanvraag is geregistreerd onder nummer [nummer 1].
Bij brief van 28 april 2011 bericht de gemeente aan belanghebbende dat de aanvullende gegevens, waar bij brief van 23 februari 2011 om was verzocht, op 22 april 2011 zijn ontvangen en beoordeeld. De gemeente geeft tevens aan dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning aan de geldende voorschriften voldoet en als gevolg daarvan in behandeling kan worden genomen.
Bij brief van 18 juli 2011 bericht de gemeente belanghebbende over de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag.
Bij brief van 17 januari 2012 heeft de gemeente belanghebbende het volgende bericht:
“Op basis van de resultaten van de beoordeling van uw aanvraag heeft u aangegeven de aanvraag te willen intrekken. Wij hebben uw verzoek tot intrekken van de aanvraag op 10 januari 2012 ontvangen. De behandeling van uw aanvraag hebben wij beëindigd.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning bent u leges verschuldigd. U ontvangt voor de verrichte werkzaamheden een aparte factuur.”
Met dagtekening 18 januari 2012 heeft de Heffingsambtenaar voornoemde leges in rekening gebracht. De totale leges bedragen € 9.308,78. Bij de berekening van genoemd bedrag is een teruggaaf van 30 % verdisconteerd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslag leges terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op het antwoord op de vraag of sprake is van “in behandeling nemen van de aanvraag” zoals bedoeld in de tot de Legesverordening behorende tarieventabel.
De Heffingsambtenaar stelt in hoger beroep dat de gemeente de aanvraag omgevingsvergunning wel degelijk in behandeling heeft genomen, ter onderbouwing waarvan hij verwijst naar de in zijn hoger beroepschrift vermelde opsomming van 17 verrichte diensten. Volgens de Heffingsambtenaar stelt de wettelijke norm van “in behandeling nemen” geen bijzondere eis aan welke diensten zijn verricht c.q. het aantal verrichte diensten, maar slechts of er diensten zijn verricht in de zin van artikel 229, lid 1, aanhef en onder letter b, van de Gemeentewet. Volgens de Heffingsambtenaar zijn er in casu meerdere handelingen verricht die de heffing van leges rechtvaardigen.
Belanghebbende, die in hoger beroep geen schriftelijk verweer heeft gevoerd, heeft ter zitting het standpunt van de Heffingsambtenaar weersproken en het standpunt ingenomen dat het hoger beroep van de Heffingsambtenaar ongegrond dient te worden verklaard.
Ter zitting hebben partijen desgevraagd door het Hof ter ondersteuning van hun respectievelijke standpunten nog het volgende aangevoerd, zakelijk weergegeven:
De gemachtigde van belanghebbende:
De Heffingsambtenaar heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank toen desgevraagd verklaard dat slechts sprake was van twee “administratieve werkzaamheden”, terwijl hij nu in hoger beroep ineens stelt dat hij ter zake wel meer werkzaamheden heeft verricht. Dan wil ik daar ook bewijs van zien. De voorzitter loopt samen met mij en de Heffingsambtenaar de door de Heffingsambtenaar thans ter zitting overgelegde 12 producties door. Ik ken die stukken niet en ik heb ze ook nooit van belanghebbende gekregen.
Ik heb er bezwaar tegen dat die alle tot de gedingstukken worden gerekend. En waarom worden die stukken nu pas overgelegd? Mij ontbreekt in veel van de gevallen thans de mogelijkheid om met betrekking tot die stukken een koppeling te maken met de onderwerpelijke aanvraag. Belanghebbende heeft in de afgelopen jaren honderden stukken van de gemeente ontvangen, dus ik zou graag willen weten of deze (12) specifieke stukken ook daadwerkelijk alle door hem zijn ontvangen c.q. of ze op de onderwerpelijke zaak betrekking hebben.
Een belangrijke vraag in dit verband is en blijft in hoeverre het voor belanghebbende kenbaar was dat sprake was van een in behandeling nemen als hiervoor bedoeld.
Ik verzoek het Hof om aanhouding van de zaak teneinde mij de gelegenheid te geven om nader en in overleg met belanghebbende op de thans ingebrachte producties te kunnen reageren.
De Heffingsambtenaar:
Ik wil graag thans, ter adstructie van de in mijn hoger beroepschrift vermelde opsomming van 17 diensten die in casu zijn verricht, de daarop betrekking hebbende brieven e.d. inbrengen met het verzoek die tot de gedingstukken te rekenen. De meeste van de in de opsomming vermelde documenten zijn bekend dan wel kunnen bekend zijn bij belanghebbende c.q. bij zijn toenmalige gemachtigde - [D] BV -, die voor belanghebbende de litigieuze aanvraag heeft verzorgd.
Ik heb op de zitting van de Rechtbank gezegd dat “onder meer” de aanvraag is ingeboekt en dat er brieven zijn gestuurd. De Rechtbank heeft vervolgens alleen deze twee punten in het proces-verbaal opgenomen.
De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.