Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1993, 14/00231
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1993, 14/00231
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 7 mei 2015
- Datum publicatie
- 25 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:1993
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2727
- Zaaknummer
- 14/00231
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is eigenaar van een vrijstaande woning met garage, paardenstal en carport (de onroerende zaak). Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben vastgesteld dat ten aanzien van belanghebbendes perceel sprake is van ernstige verontreiniging van grond en grondwater, zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet bodembescherming. Tevens is vastgesteld dat sanering van deze verontreiniging niet spoedeisend is als bedoeld in artikel 37 van de Wet bodembescherming. Vooralsnog bestaat de sanering enkel uit het uitvoeren van een monitoring van het grondwater en het oppervlaktewater om te bevestigen dat sprake is van een stabiele eindsituatie.
Vast staat dat belanghebbende niet de veroorzaker van de verontreiniging is en niet aansprakelijk is voor de met een eventuele sanering gepaard gaande kosten.
Belanghebbende is van oordeel dat de waarde van de onroerende zaak op de peildatum nihil bedraagt vanwege de onzekerheid of sanering van de grondwaterverontreiniging moet plaatsvinden, en dat deze onzekerheid de onroerende zaak onverkoopbaar maakt. De Heffingsambtenaar heeft rekening gehouden met de (geringe) kans dat sanering dient plaats te vinden en de mogelijke waardevermindering die dat tot gevolg zou kunnen hebben. Hij heeft daartoe een correctie van € 48.964 aangebracht, en de waarde bepaald op € 378.000.
Naar het oordeel van het Hof is niet aannemelijk dat de onroerende zaak vanwege de onzekerheid betreffende het al dan niet saneren onverkoopbaar is. Voor zover de kans van een mogelijk sanering, hoe gering dan ook, tot een zekere waardevermindering van de onroerende zaak kan leiden, heeft de Heffingsambtenaar met de correctie van € 48.964 daarmee voldoende rekening gehouden.
Het Hof is van oordeel dat de Heffingsambtenaar de door hem verdedigde waarde voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00231
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te Woonplaats,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 2 januari 2014, nummer AWB 13/3982 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Bernheze,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) aan belanghebbende gezonden beschikkingen waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [e-straat] 30 te Woonplaats (hierna: de onroerende zaak), per de waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011 is vastgesteld voor de respectievelijke tijdvakken 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012, alsmede de tegelijkertijd aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak opgelegde aanslagen in de onroerende zaakbelasting voor de jaren 2011 en 2012.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft belanghebbende met dagtekening 31 december 2012, in één geschrift verenigd, beschikkingen gezonden, waarbij de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2010 voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 op € 378.000 en per de waardepeildatum 1 januari 2011 voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 op € 367.000 is vastgesteld. Tegelijkertijd met deze beschikkingen zijn aan belanghebbende ter zake van deze onroerende zaak aanslagen in de onroerendezaakbelasting over het jaar 2011 en 2012 opgelegd. Belanghebbende heeft tegen de beschikkingen en de aanslagen bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 3 juli 2013 heeft de Heffingsambtenaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 3 maart 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en haar gemachtigde, haar echtgenoot de heer [B], vergezeld door hun dochter, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [C] en mevrouw [D], gediplomeerd WOZ-taxateur, werkzaam bij [E] BV.
Het Hof heeft aan het slot van deze zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [e-straat] 30 te Woonplaats. De woning is een vrijstaande woning met garage, paardenstal en carport. De woning dateert uit 1969. De inhoud van de woning bedraagt 736 m³, de paardenstal 243 m³ en de garage 378 m³. De carport heeft een oppervlakte van 30 m². De kadastrale oppervlakte van het gehele perceel bedraagt 21.633 m², waarvan ongeveer 13.500 m² in gebruik is bij de firma [F]. Van de totale oppervlakte van 21.633 m² heeft de Heffingsambtenaar 7.967 m² in de waardebepaling betrokken.
Bij beschikkingen van 23 juni 2009 en van 25 januari 2010 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant met betrekking tot de [f-straat] 22 en 30 te Woonplaats vastgesteld dat er sprake is van ernstige verontreiniging van grond en grondwater, zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet bodembescherming. Tevens is vastgesteld dat sanering van deze verontreiniging niet spoedeisend is als bedoeld in artikel 37 van de Wet bodembescherming. In de beschikking van 23 juni 2009 is onder andere bepaald dat binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de beschikking gestart dient te worden met de sanering.
De in de in 2.2 genoemde beschikkingen hebben ook betrekking op belanghebbendes perceel. Voor dit perceel geldt een gebruiksbeperking, in die zin dat het onttrekken van grondwater alleen is toegestaan met goedkeuring van het bureau Bodem van de provincie Noord-Brabant.
Belanghebbende is niet de veroorzaker van de in 2.2 bedoelde verontreiniging en is evenmin aansprakelijk voor de met een eventuele sanering gepaard gaande kosten. De sanering zal op overheidskosten geschieden.
Op 22 augustus 2013 heeft Gedeputeerde Staten ingestemd met het deelsaneringsplan grondwater locatie: voormalig vatenopslagterrein aan de [f-straat] 22, en voormalig MOB-complex aan de [f-straat] 30 te Woonplaats, gemeente Bernheze (hierna: de 2013-beschikking). Vastgesteld is dat het met inachtneming van de op dat moment geldende wet- en regelgeving niet noodzakelijk is om alle verontreiniging weg te nemen en sanering vooral te richten op het wegnemen van de aanwezige risico’s of deze zoveel mogelijk te beperken. De doelstelling is het bereiken van een stabiele eindsituatie waar geen sprake is van onaanvaardbare risico’s voor mens, verspreiding en ecosysteem en dat deze ook niet ontstaan als gevolg van natuurlijke lozing op het oppervlaktewater. De sanering zal enkel bestaan uit het uitvoeren van een monitoring van het grondwater en het oppervlaktewater om te bevestigen dat sprake is van een stabiele eindsituatie. Indien tijdens de uit te voeren monitoring blijkt dat er geen sprake is van een stabiele eindsituatie zal mogelijk toch worden overgegaan tot een actieve sanering.
Ten tijde van het nemen van de 2013-beschikking kon Gedeputeerde Staten geen garantie geven dat ook in de toekomst geen fysieke sanering onder de percelen en eigendommen van belanghebbende zal moeten plaatsvinden. Indien een fysieke sanering onder de percelen van belanghebbende nodig mocht zijn, betekent dat niet dat er ook werkzaamheden op de percelen van belanghebbende moeten worden uitgevoerd.
De [e-straat] betreft een met puingranulaat semi-verharde weg. Het gebruik van de weg leidt tot kuilen. Door de gemeente Bernheze wordt – mede op aandringen van omwonenden - éénmaal per jaar de weg geëgaliseerd. Na onderzoek is gebleken dat er asbestdeeltjes in het granulaat aanwezig zijn.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011 juist heeft vastgesteld.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord en bepleit een waarde van nihil op beide waardepeildata. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan en acht de door hem vastgestelde waarde op beide waardepeildata juist.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de vastgestelde waarde per de waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011 tot nihil en tot vermindering van de aanslagen tot nihil.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.