Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2123, 14-00450

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2123, 14-00450

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 juni 2015
Datum publicatie
16 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:2123
Zaaknummer
14-00450

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting. Boete.

Handelsvoorraad-auto wordt voor proefrit gebruikt zonder gebruik handelaarskenteken. Boete terecht opgelegd, geen afwezigheid van alle schuld. De boete is gericht op de overtreding, het ten onrechte niet gebruiken van het handelaarskenteken voor een auto die tot een bedrijfsvoorraad behoort. De periode waarin het motorrijtuig tot de handelsvoorraad behoort is – anders dan waarvan de Rechtbank kennelijk is uitgegaan – in dit kader niet relevant en vormt dan ook geen reden om de boete te matigen.

Inspecteur heeft overigens in voldoende mate rekening gehouden met de verzachtende omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden. Hof acht de boete van € 208 in dit geval passend en geboden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00450

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie,

hierna: de Inspecteur

en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 februari 2014, nummer AWB 13/4523 in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en boetebeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over het tijdvak 24 januari 2012 tot en met 23 januari 2013 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 416 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 416.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot een bedrag van € 208.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar voor zover het de boete betreft vernietigd, de boete verminderd tot een bedrag van € 125, het beroep voor het overige ongegrond verklaard en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 te vergoeden.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 29 april 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, de heer [A].

Namens belanghebbende is niemand verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 9 maart 2015, met nummer [nummer], aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en hetgeen ter zitting geloofwaardig is verklaard, zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende maakte gebruik van de bij en krachtens artikel 1, tweede lid, hoofdstuk VII van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet MRB) getroffen regeling (hierna: de handelaarsregeling).

2.2.

Op 23 januari 2013 is geconstateerd dat met een motorrijtuig van het merk [B], kenteken [kenteken] (hierna: het motorrijtuig), gebruik is gemaakt van de openbare weg op de [a-straat] te [C], zonder dat dit motorrijtuig was voorzien van een handelaarskenteken. Het motorrijtuig behoorde van 5 oktober 2012 tot en met 19 maart 2013 tot de bedrijfsvoorraad van belanghebbende.

2.3.

Op grond van het vorenstaande heeft de Inspecteur over het tijdvak 24 januari 2012 tot en met 23 januari 2013 een naheffingsaanslag van € 416 opgelegd en daarbij bij beschikking een verzuimboete vastgesteld van eveneens € 416. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 208.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht zijn opgelegd (incidenteel hoger beroep) en welke boete passend en geboden is (principaal hoger beroep).

Belanghebbende is van mening dat het gebruik van de weg met het motorrijtuig hem niet valt aan te rekenen en dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking ten onrechte zijn opgelegd. De Inspecteur is de opvatting toegedaan, dat de Rechtbank ten onrechte rekening heeft gehouden met de periode waarin het motorrijtuig tot de bedrijfsvoorraad heeft behoord in het kader van de vraag welke boete passend en geboden is.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting heeft de Inspecteur hieraan het volgende toegevoegd:

Ik heb het hoger beroepschrift ingediend omdat ik van mening ben dat de Rechtbank ten onrechte een relatie heeft gelegd tussen de hoogte van de boete en de duur van de periode waarin het motorrijtuig in de bedrijfsvoorraad van belanghebbende was opgenomen. Dit staat echter los van elkaar. De boete is in de bezwaarfase gematigd omdat tussen belanghebbende en de klant sprake was van een miscommunicatie.

De omvang van het bedrijf van belanghebbende is mij niet bekend. Ik weet niet of belanghebbende vaak te maken heeft met een situatie als deze. Belanghebbende is wel op de hoogte van de toepasselijke wet- en regelgeving, want het is hem bekend dat de kentekenpapieren overhandigd moeten worden. Ook is het relevante formulier ingevuld. Het is mij niet duidelijk waarom belanghebbende meteen de sleutels heeft overhandigd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur en vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep tegen de uitspraken.

4 Gronden

5 Beslissing