Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2211, 14-00543

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2211, 14-00543

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 juni 2015
Datum publicatie
16 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:2211
Zaaknummer
14-00543
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.112

Inhoudsindicatie

Het Hof is van oordeel dat de belastingrechter voor de toepassing van het eigenwoningwaarde gebonden is aan de vastgestelde WOZ-waarde, zoals vastgelegd in artikel 3.112 Wet IB.

De rechter die beslist over de WOZ-beschikking heeft de vrijheid rekening te houden met alle door belanghebbende genoemde omstandigheden. Indien de rechter aan die omstandigheden niet het gewicht of de betekenis toekent die belanghebbende verdedigt, maakt dat de rechterlijke uitspraak niet onrechtmatig.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00543

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 24 april 2014, nummer AWB 13/6128 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur van de Belastingdienst Oost Brabant/ Kantoor Eindhoven

hierna: de Inspecteur,

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd onder nummer [aanslagnummer], welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 7 mei 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], echtgenoot van belanghebbende, optredende als haar gemachtigde, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B].

1.5.

Het Hof heeft het onderzoek gesloten.

1.6.

Van deze zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning [a-straat] 22 b te [woonplaats] (de woning). De woning vormt voor haar een eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).

2.2.

Met dagtekening 23 mei 2002 heeft de gemeente [C] aan gemachtigde een brief gezonden met, voor zover van belang, de volgende inhoud:

“Ten eerste wens ik u, namens de Gemeente [C] excuses aan te bieden voor de incorrecte afhandeling van uw bezwaarschriften in bovenvermelde kwestie.

Uit diverse stukken, alsmede in het persoonlijk gesprek dat u met de heer [D] heeft gehad, is gebleken dat de waardevaststelling van uw object, [a-straat] 22 b te [woonplaats], vanaf 1-1-1989 tot en met heden niet correct is geweest.

Dientengevolge heeft de Gemeente [C], na ampel beraad besloten u het navolgende compromis aan te bieden.

 De WOZ-waarde over het tijdvak 1-1-2001 t/m 31-12-2004 wordt vastgesteld op € 90.756,-- (ƒ 200.000,--).

 De WOZ-waarde over het tijdvak 1-1-1997 t/m 31-12-2000 wordt vastgesteld op € 90.756,-- (ƒ 200.000,--).

(…)”

2.3.

De reden voor het aangeboden compromis was dat belanghebbende en haar echtgenoot veel overlast ondervonden van de aanleg van de A2.

2.4.

Voor de tijdvakken na het jaar 2004 heeft de Heffingsambtenaar van de gemeente [C] niet langer de in het compromis genoemde waarde gehanteerd, maar, naar het Hof begrijpt, de waarde als bedoeld in artikel 17, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) juncto artikel 4 Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken voor woningen: de vergelijkingsmethode.

2.5.

Voor het onderhavige jaar is de waarde aldus vastgesteld op een bedrag van € 442.000. Deze waarde staat onherroepelijk vast. Belanghebbende heeft bij het doen van de aangifte IB/PVV echter de in het compromis vermelde waarde van € 90.756 gehanteerd. De Inspecteur heeft de aangifte op dit punt gecorrigeerd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag terecht de onherroepelijk vastgestelde WOZ-waarde van € 442.000 heeft gehanteerd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur beantwoordt de vraag bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij deze gronden nader toegelicht, maar geen nieuwe gronden aangevoerd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag, waarbij voor de eigen woningregeling een waarde van € 90.756 moet worden gehanteerd. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing