Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2515, 14-00787

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2515, 14-00787

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 juli 2015
Datum publicatie
12 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:2515
Zaaknummer
14-00787

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft ter zake van de invoer van een gebruikte auto aangifte gedaan met behulp van de koerslijst, verminderd met een bedrag aan schade. De Inspecteur is van mening dat dit niet is toegestaan: belanghebbende dient volgens hem te kiezen uit een waardering van de auto op basis van een fysieke opname óf door gebruikmaking van een koerslijst. Het Hof is van oordeel dat de methode “koerslijst minus schade” wel is toegestaan. Bijzondere vormen van schade, andere dan gebruikssporen die inherent zijn aan de leeftijd van de auto, zullen niet zijn verdisconteerd in de koerslijsten. Noch uit de tekst van de wet en de uitvoeringsregeling, noch uit de toelichting op de uitvoeringsregeling volgt een verbod om een mix te hanteren van een koerslijst en feitelijk getaxeerde schade.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00787

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/ [vestigingsplaats 1] ,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 1 juli 2014, nummer AWB 13/6287, in het geding tussen

[belanghebbende] ,

gevestigd te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag belasting voor personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 1.450 aan belasting.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 160.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 687, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.217 en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 160 aan deze te vergoeden.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hebben partijen voor de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 15 april 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , adviseur te [plaats 2] , als gemachtigde van belanghebbende, ter bijstand vergezeld van de heer [B] , eveneens adviseur te [plaats 2] en van de heer [C] , taxateur bij [D] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [E] en de heer [F] .

1.6.

Zowel belanghebbende als de Inspecteur hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage (factuur van de heer [C] ).

1.7.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft op 19 november 2012 aangifte BPM gedaan ter zake van de registratie van een ingevoerde, gebruikte personenauto van het merk [merk] , met identificatienummer [nummer] (hierna: de auto).

De datum van eerste toelating van de auto in het buitenland is 1 februari 2007.

2.2.

Voor de berekening van de verschuldigde BPM heeft belanghebbende de handelswaarde berekend aan de hand van de koerslijstwaarde van Euroglass’s, verminderd met € 4.357 vanwege schade. Belanghebbende heeft de verschuldigde BPM van € 1.982 als volgt berekend:

Cataloguswaarde

€ 72.885

Koerslijst Euroglass’s

€ 11.837

Schade

€ 4.357

Handelswaarde (koerslijst – schade)

€ 7.480

Afschrijving

€ 65.405

Afschrijvingspercentage

89,7 %

Historische BPM

€ 19.240

Afschrijving

€ 17.258

Verschuldigde BPM (na afronding)

€ 1.982

2.3.

Belanghebbende heeft de auto gekocht voor € 14.000, exclusief BPM, en te koop aangeboden voor € 13.500 met de vermelding dat de auto zich in België bevond.

2.4.

Op 21 november 2012 heeft de Inspecteur aan [bedrijf] BV (hierna: de taxateur) opdracht gegeven de auto te taxeren; de taxatie heeft plaatsgevonden op 22 november 2012. De taxateur heeft schade aan de auto geconstateerd en de herstelkosten daarvan geschat op € 1.550. Ten behoeve van de bepaling van de handelswaarde heeft de taxateur een marktonderzoek ingesteld, doch geen vergelijkbare voertuigen aangetroffen. De handelswaarde van de auto is door de taxateur bepaald op € 13.000.

2.5.

Met inachtneming van de door de taxateur bepaalde handelswaarde van € 13.000 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag als volgt berekend:

Cataloguswaarde

€ 72.885

Taxatie/handelswaarde

€ 13.000

Afschrijving

€ 59.885

Afschrijvingspercentage

82,16 %

Historische BPM

€ 19.240

Afschrijving

€ 15.808

Verschuldigde BPM

€ 3.432

Naheffingsaanslag (€ 3.432 - € 1.982)

€ 1.450

2.6.

Ter zitting bij de Rechtbank hebben partijen geconcludeerd dat de historische BPM bepaald dient te worden op € 17.943 in plaats van € 19.240. De Rechtbank is partijen daarin gevolgd.

2.7.

De Rechtbank heeft de handelswaarde van € 11.837, zoals door belanghebbende aan de hand van de koerslijst van Euroglass’s bepaald, gevolgd en daarop een bedrag van € 1.000 in mindering gebracht vanwege schade. Uitgaande van het saldo van € 10.837 en de gecorrigeerde historische BPM heeft de Rechtbank de verschuldigde BPM van € 2.669 en de naheffingsaanslag van € 687 als volgt berekend:

Cataloguswaarde

€ 72.885

Handelswaarde

€ 10.837

Afschrijving

€ 62.048

Afschrijvingspercentage

85,13 %

Historische BPM

€ 17.943

Afschrijving

€ 15.274

Verschuldigde BPM

€ 2.669

Naheffingsaanslag (€ 2.669 - € 1.982)

€ 687

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Mag de handelswaarde worden bepaald op een wijze die door belanghebbende is toegepast, namelijk door gebruik te maken van een koerslijst en de daaruit resulterende handelswaarde te verminderen met een bedrag aan schade?

II. Heeft de Inspecteur tot het juiste bedrag nageheven?

III. Heeft de Rechtbank bij het bepalen van de proceskostenvergoeding terecht een wegingsfactor van 1 toegepast voor het verschijnen ter zitting van de gemachtigde?

Belanghebbende is van mening dat de vragen I en III bevestigend en vraag II ontkennend dient te worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

In hoger beroep is niet langer het bedrag van de schade aan de auto in geschil. Beide partijen gaan uit van een waardevermindering als gevolg van schade van € 1.000.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben partijen in aanvulling op de van hen afkomstige stukken, samengevat, het volgende toegevoegd:

Inspecteur:

- Ik weet niet hoe de taxateur de waarde van de auto heeft bepaald. Ik vermoed dat gekeken is naar de prijs waarvoor belanghebbende de auto te koop heeft aangeboden, maar ik weet dat niet zeker.

- Een individuele taxatie zegt meer dan een koerslijst. In een koerslijst zitten wel vergelijkbare auto’s, maar het is een veel grovere benadering, omdat niet alles erin zit. De ene auto heeft wel accessoires, de andere niet.

- Voor zover ik in de procedure het standpunt heb ingenomen dat artikel 10, lid 7, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet BPM) in de onderhavige situatie van toepassing is, laat ik dat varen. Die stelling is per abuis ingenomen.

Belanghebbende (bij monde van dhr. [C] ):

Bij het bepalen van de waarde van de auto wil ik mij niet laten beïnvloeden door wat mijn opdrachtgever [Hof: belanghebbende] voor de auto heeft betaald. Ik wil dat niet weten. Er kunnen allerlei afwegingen zijn geweest waarom de opdrachtgever de auto voor een bepaald bedrag heeft aangeschaft. Ik ga uit van mijn eigen kennis.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 1.219. Voorts concludeert de Inspecteur dat hij tot een te hoog bedrag in de proceskosten van belanghebbende is veroordeeld.

4 Gronden

5 Beslissing