Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2524, 14-00061

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2524, 14-00061

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 juli 2015
Datum publicatie
31 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:2524
Zaaknummer
14-00061
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.91

Inhoudsindicatie

Belanghebbende bezit een aantal percelen landbouwgrond, die zijn gelegen in voor toepassing van de ruimte-voor-ruimteregeling aangewezen gebied. Nadat kopers in 2006 hun interesse voor een stuk bouwgrond bij belanghebbende kenbaar hebben gemaakt, worden de percelen gesplitst, overgedragen aan de Ruimte voor Ruimte Limburg C.V. voor een standaardprijs en teruggekocht voor een aanzienlijk hogere prijs. Vervolgens zijn de percelen grond, gedeeltelijk bouwgrond en gedeeltelijk cultuurgrond, verkocht aan de kopers voor een nog hogere prijs. De Inspecteur legt een navorderingsaanslag op en belast daarbij de bij de verkoop van de gronden gerealiseerde winst.

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

Het Hof heeft geoordeeld dat geen sprake is van een nagekomen bedrijfsbate. Het Hof acht aannemelijk dat het voornemen om de gronden te verkopen is opgekomen in 2006, zodat deze gronden na de staking van het agrarisch bedrijf in 2004 niet meer tot het verplichte ondernemingsvermogen behoren.

Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat evenmin sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. Het Hof acht aannemelijk dat het door belanghebbende genoten voordeel voortspruit uit de (marktconforme) prijs die de kopers in 2006 hebben aangegeven te willen betalen voor de gronden in combinatie met het feit dat de Provincie via de C.V. in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling de noodzakelijke bestemmingswijziging tot stand wilde brengen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00061

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 december 2013, nummer AWB 12/7398, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden navorderingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.97 met dagtekening 16 juni 2012 over het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.715 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 29.740. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 20 november 2012 de navorderingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 26 januari 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, de heer [A] , verbonden aan [B] te [plaats 1] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] , [D] , [E] en [H] .

1.5.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende en zijn echtgenote (hierna gezamenlijk: het echtpaar) hebben in de vorm van een maatschap (hierna: de maatschap) een varkenshouderij geëxploiteerd in [woonplaats] .

2.2.

Tot de activa van de maatschap behoorden twee percelen grond aan de [a-straat] te [plaats 2] , namelijk het perceel [nummer 1] , groot 466 m2, en het perceel [nummer 2] , groot 4.825 m2. Op het perceel [nummer 1] stonden twee mestvarkensstallen. Op het perceel [nummer 2] stond een zeugenstal.

2.3.

In april 2004 zijn de in 2.2 bedoelde stallen gesloopt. Belanghebbende heeft van het perceel [nummer 1] en een gedeelte van het perceel [nummer 2] , namelijk dat gedeelte wat later het perceel [nummer 3] wordt, een weiland gemaakt door gras te zaaien, te bemesten en er een hek rond te plaatsen. In het weiland liepen de paarden van de zoon van het echtpaar.

2.4.

Op 31 december 2004 heeft het echtpaar de in de maatschap uitgeoefende onderneming ingebracht in [bedrijf] B.V. (hierna: de B.V.). De twee percelen [nummer 1] en [nummer 2] zijn daarbij niet ingebracht, maar zijn overgegaan naar het privévermogen van het echtpaar voor een (agrarische) waarde van € 56.000.

2.5.

In 2005 heeft het echtpaar de aandelen in de B.V. verkocht aan hun zoon.

2.6.

Het perceel [nummer 2] is gelegen in een voor toepassing van de zogenoemde ruimte-voor-ruimteregeling van de Provincie Limburg (hierna: de regeling) aangewezen gebied. Voor de uitvoering van de regeling hebben de Provincie Limburg en Bouwfonds Ontwikkeling BV de commanditaire vennootschap Ruimte voor Ruimte Limburg C.V. (hierna: de C.V.) opgericht. De taak van de C.V. bestaat in hoofdzaak uit de verwerving van locaties die tot woningbouwkavels kunnen worden ontwikkeld, het verkrijgen van bouwtitels op deze locaties, het bouwrijp maken van deze locaties en de uitgifte van woningbouwkavels. Daarbij verwerft de C.V. grond voor € 4,50 per m2 en verkoopt zij deze als bouwgrond tegen een veel hogere prijs terug, welke prijs (mede) dient ter dekking van de door de overheid verstrekte sloopsubsidies en de kosten van de C.V. zelf.

2.7.

Op 15 juli 2005 heeft belanghebbende opdracht gegeven aan de heer [K] van [L] Makelaars en Taxateurs [plaats 3] B.V. de percelen [nummer 1] en [nummer 2] te taxeren, welke taxatie leidde tot een totale waarde van € 56.000 (WEVAB).

2.8.

Op 31 december 2005 heeft het echtpaar een gedeelte van het perceel [nummer 2] , namelijk het gedeelte dat later is hernummerd tot [nummer 4] (hierna ook: [a-straat] 33/a), voor een bedrag van € 255.000 verkocht aan de heer [M] en mevrouw [N] .

2.9.

Op 1 februari 2006 heeft het echtpaar een gedeelte van het perceel [nummer 2] , namelijk het gedeelte dat later is hernummerd tot [nummer 5] (hierna ook: [a-straat] 35), voor een bedrag van eveneens € 255.000 verkocht aan de heer [O] en mevrouw [P] .

2.10.

Op 1 maart 2006 heeft het echtpaar het perceel [a-straat] 35 geleverd aan de heer [O] en mevrouw [P] .

2.11.

Op 1 mei 2006 heeft het echtpaar het perceel [a-straat] 33/a geleverd aan de heer [M] en mevrouw [N] .

2.12.

Op 3 november 2006 is het perceel [nummer 2] kadastraal gesplitst. Uit dit perceel zijn ontstaan de percelen [nummer 4] en [nummer 5] . Deze percelen zijn ieder ca. 1.900 m2 groot. Het resterende gedeelte van het (oude) perceel [nummer 2] is hernummerd tot perceel [nummer 3] en is ca. 1.000 m2 groot.

2.13.

In de loop van 2006 hebben de heer [Q] (hierna: [Q] ) en mevrouw [R] (hierna: [R] ) het echtpaar benaderd. Zij maakten hun interesse in een stuk bouwgrond aan het echtpaar kenbaar.

2.14.

Op 15 december 2006 is een ontwerp van de leveringsakte opgesteld, inhoudende de verkoop door het echtpaar aan [Q] en [R] van het perceel [nummer 3] en een gedeelte van het perceel [nummer 1] , namelijk het gedeelte dat later is hernummerd tot [nummer 6] , samen groot ca. 1.900 m2 (hierna ook: [a-straat] 33).

2.15.

Op 6 maart 2007 heeft het echtpaar een overeenkomst gesloten met de C.V., inhoudende dat zij de percelen [nummer 3] en [nummer 1] , beide gedeeltelijk en samen groot ca. 2.000 m2, als agrarische grond verkopen aan de C.V. In deze overeenkomst is onder meer het volgende vermeld:

“17. Ontbindende voorwaarden

17.1

Deze overeenkomst kan door koper zonder rechterlijke tussenkomst worden ontbonden indien:

a. niet uiterlijk 18 maanden na ondertekening van deze overeenkomst door het bevoegd gezag een besluit is genomen tot wijziging van de op de onroerende zaak rustende bestemming (…)”.

2.16.

Eveneens op 6 maart 2007 heeft het echtpaar een overeenkomst gesloten met de C.V., inhoudende dat zij de in 2.15 genoemde percelen, beide gedeeltelijk en samen groot ca. 2.000 m2, als bouwgrond terugkopen van de C.V. De koopsom bedraagt € 339.000 (inclusief omzetbelasting). In deze overeenkomst is onder meer het volgende vermeld:

“2. Bestemming

2.2

Verkoper zal zich ervoor inspannen dat vrijstelling ex artikel 19 Wet RO wordt verkregen voor het bouw- en woonrijp maken van het verkochte en voor het gebruik als bouwkavel (…).

2.3

Koper dient zelf, voor eigen rekening, zorg te dragen voor het verkrijgen van vrijstelling en bouwvergunning voor de bouw van de woning (…)

4. Bouwrijp en woonrijp maken

4.1

Het verkochte wordt door en voor rekening van verkoper bouwrijp gemaakt (…).

4.2

Onder bouwrijp maken wordt verstaan: (…).

4.3

Onder woonrijp maken wordt verstaan: (…).

4.4

Onder bouw- en woonrijp maken wordt uitdrukkelijk niet verstaan: het verrichten van de voor de bouw noodzakelijke grondwerken en sonderingsonderzoeken, het aanbrengen van de huisaansluiting voor de DWA riolering, gas, water, elektriciteit, telefoon en c.a.i.: (…)

De huisaansluitingen moeten in opdracht van koper en op diens kosten worden aangelegd. Tevens dient koper zelf en op eigen kosten zorg te dragen voor de vereiste bouwvergunning en eventuele andere benodigde vergunningen.

4.5

Verkoper zal de werkzaamheden verband houdende met het bouw- en woonrijp maken uitvoeren voor zover dit in zijn vermogen ligt en behoudens publiek- en privaatrechtelijke belemmeringen die daarbij mochten optreden. De huisaansluitingen moeten in opdracht van koper en op diens kosten worden aangelegd.

22. Ontbindende voorwaarden

22.1

Deze overeenkomst zal, onverminderd het bepaalde in artikel 17 en mits met inachtneming van het navolgende, uitsluitend door koper ontbonden (kunnen) worden in elk van de volgende gevallen:

a. (…)

b. indien, ondanks een tijdig daartoe door koper ingediend verzoek (…) niet binnen 15 maanden na de in artikel 2.2 bedoelde mededeling door koper een vrijstelling is verkregen voor de bouw van een in het onderhavige plan passende woning dan wel indien een zodanige vrijstelling binnen deze termijn niet onherroepelijk is geworden. (…)

25. Ontbinding

Deze overeenkomst is van rechtswege ontbonden indien de aankoopovereenkomst tussen RvR Limburg CV (als koper) en [belanghebbende] en mevrouw [S] (als verkoper) d.d. 6 maart 2007 ontbonden is. Deze overeenkomst is onlosmakelijk verbonden aan onderhavige overeenkomst.”.

2.17.

Op 27 april 2007 heeft het echtpaar een overeenkomst gesloten met [Q] en [R] tot verkoop van [a-straat] 33. In deze overeenkomst wordt verwezen naar het ontwerp van de leveringsakte van 15 december 2006. De koopprijs bedraagt € 265.000 vrij op naam. In deze overeenkomst is onder meer het volgende vermeld:

“Ontbindende voorwaarden

Artikel 10

a. (…)

b. Verkoper en koper zijn overeengekomen dat de overeenkomst van koop ontbonden wordt als een van de navolgende voorwaarden zich voordoet:1. Het niet verkrijgen van een bouwvergunning waardoor het voorgenomen gebruik door koper als bouwkavel voor een naar zijn wensen te bouwen woning niet kan worden gerealiseerd.2. Het niet verkrijgen van een schone grondverklaring.

c. (…).”.

2.18.

Op 21 juni 2007 is het perceel [nummer 1] , groot 3.700 m2, gesplitst. Uit dit perceel is ontstaan [nummer 6] , groot 872 m2. Het restant van het perceel [nummer 1] is hernummerd tot het perceel [nummer 7] , welk perceel nog steeds eigendom is van het echtpaar.

2.19.

De percelen [nummer 6] en [nummer 3] ( [a-straat] 33) zijn samengevoegd groot 1.897 m2. [a-straat] 33 bestaat uit ca. 1.000 m2 voorgelegen grond, ter zake waarvan bestemmingswijziging heeft plaatsgehad (hierna: de bouwgrond) en uit 897 m2 achtergelegen grond, ter zake waarvan geen bestemmingswijziging heeft plaatsgehad (hierna: de cultuurgrond).

2.20.

Bij akte van 8 januari 2009 heeft het echtpaar aan de C.V. geleverd een gedeelte van de percelen [nummer 3] , [nummer 7] en [nummer 6] , samen groot ca. 2.000 m2 voor een bedrag van € 9.000 (exclusief omzetbelasting).

2.21.

Bij akte van 8 januari 2009 heeft de C.V. aan het echtpaar geleverd een gedeelte van de percelen [nummer 3] en [nummer 6] , samen groot ca. 1.000 m2 voor een bedrag van € 169.500, waarin is begrepen een bedrag aan omzetbelasting ten bedrage van € 27.063,03.

2.22.

Bij akte van 8 januari 2009 heeft het echtpaar [a-straat] 33 geleverd aan [Q] en [R] . De herrekende koopprijs bedraagt € 222.337,47, te vermeerderen met omzetbelasting ten bedrage van € 42.244,12.

2.23.

Bij akte van 17 september 2009 heeft de C.V. aan het echtpaar geleverd een gedeelte van het perceel [nummer 7] , groot ongeveer 1.000 m2 voor een bedrag van € 169.500, waarin is begrepen een bedrag aan omzetbelasting ten bedrage van € 27.063,03.

2.24.

Tot de stukken behoort een afdruk van de website van de C.V., waarin onder meer het volgende is vermeld:

“ (…)

− Het project is bedoeld voor iedereen die Een perceel grond wil verkopen. Een ruime bouwkavel wil kopen. Een perceel grond in eigendom heeft en hierop een bouwbestemming wil laten realiseren.

− Het intekenen voor de sloopregeling is inmiddels een aantal jaren geleden afgesloten. (…) Onze onderneming is in feite een grondbank. We kunnen u van dienst zijn bij het kopen van een bouwkavel, het realiseren van een bouwbestemming of het verkopen van grond.

− De standaardnorm voor eigenaren die een bouwbestemming willen realiseren, is circa 1000 m2.

− (..) (..) er bestaat geen relatie tussen de locaties waar is gesloopt en de locaties waar gebouwd mag worden.

− Bent u grondeigenaar (van landbouwgrond) in het buitengebied zonder bouwtitel, maar wilt u wel uw grond verkopen voor woningbouw, dan kunt u ook gebruik maken van de Ruimte voor Ruimte regeling. Na acceptatie wordt uw perceel rechtstreeks aangekocht door [de CV].”.

2.25.

Het echtpaar heeft de volgende kosten gemaakt:

Notariskosten

[T]

1.675,18

Bodemonderzoek

[U]

520,00

Advocaatkosten

[V] Advocaten

924,00

Notariskosten

[W]

98,50

Milieuadvisering

[X]

131,25

Advisering Ruimtelijke ordening

[X]

542,10

Legeskosten

Gemeente [plaats 2]

26,10

Makelaarskosten

[Y] Makelaars

3.100,00

2.26.

Op 12 oktober 2011 is de aanslag in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over het jaar 2009 opgelegd conform de voor dat jaar ingediende aangifte in de IB/PVV. Deze aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.255 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 29.740.

2.27.

Op 16 juni 2012 is de in geschil zijnde navorderingsaanslag opgelegd. Daarbij is de bij verkoop van [a-straat] 33 gerealiseerde winst belast en als volgt berekend:

Opbrengst

Kosten

Resultaat

Inbreng 897 m2 grond à € 20

17.940

Inbreng 1.000 m2 grond

4.500

Verkoop 1.000 m2 aan de C.V.

4.500

Terugkoop 1.000 m2 van RVR Limburg C.V.

142.460

Verkoop 1.897 m2 aan derden exclusief BTW

222.337

Kosten i.v.m. de Regeling

7.018

Voordeel

226.837

171.918

54.921

Waarvan ieder 50% of

27.459

2.28.

Op 18 november 2013 heeft de heer [Z] , namens de Inspecteur, een taxatierapport opgesteld, waarin onder meer het volgende staat vermeld:

“(…)

Op: 18 november 2013

in opdracht van: [H]

Reden voor taxatie: IB Overgang box 3 naar Box 1

(…)

Gegevens betreffende de onroerende zaak

(…)

Het voorste gedeelte van de twee percelen is de 1000m2 voor de bouwkavel. Het resterende ad. 897 m2 is achterterrein en t.z.t. tuin bij de te bouwen woning. Verzoek waardering van deze 897 m2 in verband met het overbrengen van box 3 naar box 1. Ten tijde van de peildatum is dit voormalig bedrijfsterrein. De waarde van ondergrond van de agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt tussen de € 12,- en € 15,- per m2. De waarde van de 897m2 wordt als verwachtingswaarde van het voor gelegen bouwterrein gesteld op € 50,- per m2.

(…)

Waardebepaling

Bij de waardering is rekening gehouden met alle bekende factoren die op de waarde van invloed kunnen zijn.

De waarde in het economische verkeer is op peildatum 27-4-2007 geschat op:

WEV

897m2 achterterrein € 45.000 (…)”.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is het resultaat dat belanghebbende heeft behaald ter zake van de verkoop van [a-straat] 33 belastbaar als nagekomen bedrijfsbate?

  2. Indien vraag a ontkennend wordt beantwoord: is het resultaat dat belanghebbende heeft behaald door de verkoop van [a-straat] 33 belast als resultaat uit overige werkzaamheden?

  3. Indien vraag b bevestigend wordt beantwoord: is het behaalde resultaat uit overige werkzaamheden negatief?

3.2.

Belanghebbende is van mening dat vraag a ontkennend moet worden beantwoord. Ten aanzien van de vragen b en c is belanghebbende primair van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord en subsidiair dat vraag b ontkennend moet worden beantwoord, waardoor vraag c geen beantwoording behoeft.

3.3.

De Inspecteur is primair van mening dat vraag a bevestigend moet worden beantwoord en subsidiair dat vraag b bevestigend en vraag c ontkennend moet worden beantwoord.

3.4.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank van de uitspraak op bezwaar en primair en subsidiair van de navorderingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing