Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3217, 14-00913

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3217, 14-00913

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 augustus 2015
Datum publicatie
24 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:3217
Formele relaties
Zaaknummer
14-00913
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67c

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft in 2006 een beschikking ‘Verklaring geen privé gebruik auto’ afgegeven. Naar aanleiding van een controle is de inspecteur van mening dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarde om een sluitende rittenadministratie bij te houden en legt een naheffingsaanslag loonheffingen, met een verzuimboete, op.

De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer privé is gebruikt en verklaart het beroep ongegrond.

Het Hof is het eens met de Rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Daarmee staat vast dat het in artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde betalingsverzuim zich heeft voorgedaan. Daarvoor is niet vereist dat sprake is van ‘opzet’ of ‘grove schuld’ aan de zijde van belanghebbende. De Inspecteur heeft een verzuimboete opgelegd van € 2.847, maar heeft in hoger beroep nader een verzuimboete van € 2.073 bepleit.

Het Hof is van oordeel dat sprake is van een marginaal verzuim en vermindert de boete tot 10%.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00913

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 6 augustus 2014, nummer AWB 14/2107, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum Auto

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag loonheffingen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd ten bedrage van € 8.295 aan belasting en € 137 aan inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, alsmede is bij gelijktijdig gegeven beschikkingen een verzuimboete van € 2.847 en een bedrag aan heffingsrente van € 268 vastgesteld.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslag en de beschikkingen gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier geen griffierecht geheven.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 26 juni 2014 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, zijn gemachtigde de heer [A] , zijn echtgenote mevrouw [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] en [D] . De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.5.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende was in het onderhavige tijdvak in dienstbetrekking werkzaam bij [E] BV te [woonplaats] (hierna: de werkgever). De werkgever heeft hem in het kader van de dienstbetrekking gedurende de maand januari een personenauto van het merk [F] met een cataloguswaarde van € 95.382 (kenteken [kenteken 1] ) en van 1 februari tot en met 22 november eveneens een personenauto van het merk [F] met een cataloguswaarde van € 69.948 (kenteken [kenteken 2] ) ter beschikking gesteld (hierna: de auto). Ter zake van de auto heeft de werkgever de forfaitaire bijtelling wegens het privé gebruik auto niet toegepast.

2.2.

Gedagtekend 20 januari 2006 heeft belanghebbende door middel van het daarvoor bestemde formulier ‘Verzoek Loonheffingen Verklaring geen privé gebruik auto’ bij de Inspecteur een verklaring aangevraagd waardoor geen bijtelling op het loon plaatsvindt van het voordeel van het privé gebruik van een hem door zijn werkgever ter beschikking gestelde auto. Op het formulier staat onder het kopje ‘Bewijslast’ het volgende

‘U moet overtuigend kunnen bewijzen dat u de auto van uw werkgever voor niet meer dan 500 kilometer op kalenderjaarbasis voor privé-doeleinden gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van een sluitende rittenregistratie. Het is raadzaam om onder andere uw rittenregistratie te bewaren. De Belastingdienst kan om het bewijs vragen.’.

Onder het kopje ‘ondertekening’ staat

‘Ik verklaar dit formulier naar waarheid te hebben ingevuld en verklaar ook dat ik gedurende de looptijd van deze verklaring overtuigend kan bewijzen dat ik de aan mij ter beschikking gestelde auto niet meer dan 500 kilometer op kalenderjaarbasis voor privé-doeleinden gebruik.’.

2.3.

De Inspecteur heeft met dagtekening 31 januari 2006 een beschikking ‘Verklaring geen privé-gebruik auto’ aan belanghebbende afgegeven. De verklaring geldt voor onbepaalde duur. In deze beschikking heeft de Inspecteur belanghebbende erop gewezen dat hij gedurende de looptijd overtuigend moet kunnen bewijzen dat hij niet meer dan 500 kilometer privé op kalenderjaarbasis rijdt, dat hij het bewijs kan leveren door dagelijks een sluitende rittenregistratie bij te houden en dat het daarom raadzaam is om onder andere zijn rittenadministratie te bewaren.

2.4.

De Inspecteur heeft op 7 november 2012 aan belanghebbende een vragenformulier gestuurd in verband met het privé-gebruik van de auto, omdat hij wilde vaststellen of belanghebbende vanaf 1 januari 2011 tot en met 7 november 2012 aan de voorwaarde voor het achterwege blijven van de forfaitaire bijtelling heeft voldaan.

2.5.

Gedagtekend 22 november 2012 heeft belanghebbende het door hem ingevulde vragenformulier, een rittenregistratie en een kopie van de loonstrook over november 2012 naar de Inspecteur gestuurd.

2.6.

In zijn brief van 5 september 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende laten weten dat de door belanghebbende ingezonden rittenregistratie en de aanvullende informatie hem er niet van heeft overtuigd dat hij de aan hem ter beschikking gestelde auto in 2011 en 2012 voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt en heeft hij belanghebbende in de gelegenheid gesteld overtuigend aan te tonen en dat de door hem ingestuurde rittenregistratie juist is. De Inspecteur had informatie ontvangen die aannemelijk maakte dat de door belanghebbende bijgehouden rittenregistratie inhoudelijk onjuist was. Het betrof de volgende informatie:

de auto met kenteken [kenteken 1] is gesignaleerd op:

- 12-06-2011 op de A16 ter hoogte van hectometerpaal 69.9

- 02-10-2011 op de A16 ter hoogte van hectometerpaal 69.9

- 23-10-2011 op de A16 ter hoogte van hectometerpaal 68.5

De auto met kenteken [kenteken 2] is gesignaleerd op:

- 18-04-2012 op de A16 ter hoogte van hectometerpaal 68.5

- 18-04-2012 op de A16 ter hoogte van hectometerpaal 69.9

- 31-07-2012 op de A16 ter hoogte van hectometerpaal 68.5

- 01-08-2012 op de A4 ter hoogte van hectometerpaal 14.7

Volgens belanghebbendes rittenregistratie heeft hij die dagen echter elders of in het geheel niet met de auto gereden.

2.7.

In een brief van 13 september 2013 heeft belanghebbende de Inspecteur laten weten:

‘(…)

De ritten gemaakt in 2011 met kenteken [kenteken 1] op zondag 12 juni, 2 oktober en 23 oktober zijn wellicht gereden. Mogelijk in privé sfeer met een bezoek aan de bakker in [G] . Maar wat ook aannemelijk is wij doen veel zaken met PostNL en hebben daarbij ook veel (spoed) bestellingen welke via Koeriersbedrijf [H] worden verzorgd en deze dienen dan z.s.m. afgeleverd te worden. Of de chauffeur van [H] Koeriersbedrijf haalt het in [woonplaats] op en soms spreken we af bij [J] om de pakbon of nabestelling persoonlijk te overhandigen, daar het om beveiligd drukwerk gaat. Waarschijnlijk zijn we in alle hectiek deze ritten helaas vergeten te noteren op de kilometerstaten.

De ritten in 2012 met kenteken [kenteken 2] van woensdag 18 april en dinsdag 31 juli, betreft hetzelfde als hierboven vermeld n.l. overhandiging van beveiligd drukwerk aan de chauffeur van Koeriersbedrijf [H] .

Woensdag 1 augustus, ben ik met een klant en zijn zoontje naar de open dag van Ajax landskampioen - georganiseerd door Ajax en de supportersvereniging - geweest in Amsterdam Arena. Normaliter had ik gebruik gemaakt van de auto van mijn echtgenote omdat ik dit soort rit discutabel acht. Maar helaas deze was in de garage voor een onderhoudsbeurt en deze rit ben ik vergeten op te schrijven.

(…)’

In de rittenadministratie heeft belanghebbende onder meer de volgende ritten genoteerd:

13 juni 2012 [woonplaats] – [K] (D) 661 kilometer bezoekadres [L]

14 juni 2012 [K] (D) – [woonplaats] 665 kilometer terugreis [L]

In hoger beroep heeft de Inspecteur betoogd dat volgens www.google.nl [L] gevestigd is aan de [a-strasse] 1A te [nummer] [K] ( [M] ) en dat de afstand ongeveer 454 kilometer bedraagt. De door belanghebbende overgelegde route betreft een andere [K] , namelijk die in [N] , aldus de Inspecteur.

Belanghebbende heeft desgevraagd verklaard dat er twee plaatsen met de naam [K] zijn en dat hetgeen de Inspecteur heeft betoogd, juist is.

2.8.

Omdat belanghebbende volgens de Inspecteur niet het gevraagde bewijs heeft geleverd van het feit dat hij de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt, heeft de Inspecteur de in geschil zijnde naheffingsaanslag met dagtekening 24 januari 2014 opgelegd.

2.9.

Het bedrag van de naheffingsaanslag als zodanig is niet in geschil.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I Heeft belanghebbende doen blijken dat hij de auto voor niet meer dan 500 kilometer in privé heeft gebruikt?

II Is de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?

Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hetgeen hij heeft opgemerkt over de aanwezigheid op de zitting bij de Rechtbank, slechts als toelichting dient voor zijn afwezigheid en niet als een klacht in hoger beroep moet worden opgevat. Voorts heeft belanghebbende zijn stelling dat sprake is van discriminatie ter zitting laten varen.

Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij hier geen andere argumenten aan toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar, van de naheffingsaanslag en van de beschikking. De Inspecteur concludeert nader tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank doch enkel voor wat betreft de boetebeschikking.

4 Gronden