Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3285, 14-00774
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3285, 14-00774
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 augustus 2015
- Datum publicatie
- 4 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:3285
- Zaaknummer
- 14-00774
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft in het voorgaande jaar aan algemeen nut beogende instellingen giften betaald tot een hoger bedrag dat het in artikel 6.39 van de Wet IB 2001 gestelde maximum van 10% van het verzamelinkomen. Zij wenst het bedrag zij vanwege het maximum van 10% in het vorige jaar niet in aanmerking kon nemen in het onderhavige jaar in aftrek te brengen. Het Hof beslist dat het bedrag van de betaalde giften dat het maximum van 10% van het verzamelinkomen te boven gaat, niet behoort tot de persoonsgebonden aftrek als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet IB 2001 en daarom niet in het onderhavige jaar in aftrek kan worden gebracht.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00774
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 5 juni 2014, nummer AWB 12/4431 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Roermond
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te melden aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.482, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 26 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [B] en de heer [C] .
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende en haar fiscale partner hebben in het jaar 2007 een bedrag van in totaal € 7.624,11 geschonken aan door de Belastingdienst erkende Algemeen nut beogende instellingen (hierna: Anbi). Omdat de aftrek van giften op grond van artikel 6.39 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) is gemaximeerd op 10% van het gezamenlijke bedrag van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek van belanghebbende en haar fiscale partner, heeft belanghebbende van het bedrag van € 7.624,11 een bedrag van € 2.567 in haar aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007 vermeld. Een bedrag van € 5.822 is door belanghebbende niet in haar aangifte vermeld.
Het in 2007 niet in aanmerking genomen bedrag van € 5.822 is door belanghebbende in haar aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008 als persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen, onder vermelding van ‘restant persoonsgebonden aftrek’. De Inspecteur heeft de aanslag vastgesteld zonder rekening te houden met het bedrag van € 5.822 dat in 2007 niet in aanmerking kon worden genomen.
Belanghebbende stelt in hoger beroep voor het eerst dat haar fiscale partner in 2008 een bedrag van € 275 heeft geschonken aan de Parochie [D] te [woonplaats] (hierna: de Parochie) en een bedrag van € 2.688 heeft geschonken aan de Vereniging [E] (hierna: de Vereniging). Zowel de Parochie als de Vereniging zijn erkend als Anbi. Tussen partijen is niet in geschil dat ter zake van deze schenkingen na toepassing van de drempel een aftrek in aanmerking dient te worden genomen van € 2.534.
De Inspecteur heeft de aanslag op 26 februari 2015 ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.948.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het onder 2.2 vermelde bedrag van € 5.822 in het onderhavige jaar als persoonsgebonden aftrek in aanmerking mag worden genomen.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Partijen hebben hieraan ter zitting het volgende toegevoegd:
Belanghebbende
In de parlementaire geschiedenis, kamerstuk 26.727, nummer 7, pagina 369 tot en met 371, regel 16 tot en met 27, verklaren de staatssecretaris en de minister dat carry forward mogelijk is onder twee voorwaarden:
-
In het jaar waarin carry forward mogelijk is, lijdt de belastingplichtige of partner een verlies, en
-
het restant wordt in een ander jaar in dezelfde box in aanmerking genomen.
Ik ben van mening dat aan beide voorwaarden is voldaan, zodat carry forward van het restant persoonsgebonden aftrek kan worden toegepast. De drempel van 10% mag doorbroken worden naar mijn mening. Ik vind het redelijk dat, nu het hoger beroep gegrond is, de Inspecteur mijn reiskosten vergoedt.
Inspecteur:
Belanghebbende geeft aan dat er sprake is van een verlies, dat betreft het inkomen van de fiscale partner van belanghebbende. Het verzamelinkomen van beide partners was echter positief en voldoende om de aftrek van giften in aanmerking te kunnen nemen, maar het bedrag van de giften overstijgt het maximum van 10%. Er is geen reden om het restant alsnog in aanmerking te nemen. Ik heb de door belanghebbende geciteerde passage uit de wetsgeschiedenis niet paraat, maar het gaat hier naar mijn mening om het gezamenlijke verlies, niet om verlies van een van beide partners. Ik ben van mening dat de reiskosten van de gemachtigde niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat belanghebbende de aftrek van giften voor het jaar 2008 in hoger beroep voor het eerst aan de orde heeft gesteld.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van het verzamelinkomen tot € 32.126. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en handhaving van de aanslag zoals deze luidt na ambtshalve vermindering op 26 februari 2015.