Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3332, 12-00795
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3332, 12-00795
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 27 augustus 2015
- Datum publicatie
- 14 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:3332
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1203, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 12-00795
Inhoudsindicatie
WOZ-zaak waarbij Hof waarde in goede justitie vaststelt. Wegens overschrijding van de redelijke termijn, wordt een immateriële schadevergoeding aan belanghebbende toegekend.
De totale redelijke termijn voor de behandeling van bezwaar, beroep en hoger beroep is met 18 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.500. Aangezien de overschrijding deels toerekenbaar is aan de bezwaarfase en deels toerekenbaar is aan de beroeps- en hoger beroepsfase, rekent het Hof de vergoeding naar evenredigheid toe en worden de Heffingsambtenaar en de Staat evenredig veroordeeld tot het vergoeden van de immateriële schade aan belanghebbende.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00795
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 16 oktober 2012 met nummer AWB 11/842 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 27 februari 2010 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 74 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2009, voor het belastingjaar 2010, vastgesteld op € 543.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2010 bekend gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak de waarde verminderd tot € 495.000 en de aanslag onroerende zaakbelasting dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft het beroep deels gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor wat betreft de kosten van het bezwaar, bepaald dat het griffierecht door de Heffingsambtenaar aan belanghebbende wordt vergoed en de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.429.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 122. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 19 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, de heer [A] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] , advocaat, en mevrouw [C]
Aan het einde van de zitting heeft het Hof vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
De onroerende zaak, bouwjaar 1960, bestaat uit een op een perceel grond van 665 m2 gelegen vrijstaande woning met een praktijkruimte en een garage. De inhoud van het woongedeelte inclusief aanbouw bedraagt in totaal 607 m3, de inhoud van het praktijkgedeelte bedraagt 84 m3 en de inhoud van de garage bedraagt 165 m3.
Bij de voor het belastingjaar 2010 opgelegde WOZ-beschikking is aan de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2009 een waarde in het economische verkeer toegekend van € 543.000. Bij de uitspraak op bezwaar tegen de beschikking is voormelde waarde verlaagd tot € 495.000.
De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde in de bezwaarfase een taxatierapport (hierna: het taxatierapport van de Heffingsambtenaar) met matrix ingebracht, opgesteld door [D] , gediplomeerd WOZ-taxateur. In de procedure bij de Rechtbank is voornoemd taxatierapport ingebracht voorzien van een door de heer [E] , gediplomeerd WOZ-taxateur, gewijzigde matrix. In de procedure bij het Hof is een nader herziene matrix ingediend. Uit het taxatierapport en de drie matrices volgt een waarde van de onroerende zaak in het economische verkeer per waardepeildatum 1 januari 2009 van € 495.000. Bij de waardebepaling zijn de gegevens van een drietal rond de waardepeildatum verkochte objecten in de beoordeling betrokken (hierna: de referentieobjecten van de Heffingsambtenaar): [b-straat] 4a te [woonplaats] (een vrijstaande woning met aanbouw en garage uit 1962, op 3 februari 2009 verkocht voor € 422.000), [c-straat] 54 te [woonplaats] (een vrijstaande woning met schuur en garage uit 1961, op 17 november 2008 verkocht voor € 400.000) en [d-straat] 14 te [woonplaats] (een vrijstaande woning met garage uit 1970, op 2 februari 2009 verkocht voor € 455.000).
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde in de procedure bij de Rechtbank een taxatierapport (hierna: het taxatierapport van belanghebbende) ingebracht, opgesteld door de heer [F] , gediplomeerd WOZ-taxateur. Uit het taxatierapport volgt een waarde van de onroerende zaak in het economische verkeer per waardepeildatum 1 januari 2009 van € 445.000. Bij de waardebepaling zijn de gegevens van een drietal rond de waardepeildatum verkochte objecten in de beoordeling betrokken (hierna: de referentieobjecten van belanghebbende): de [a-straat] 28 te [woonplaats] (een twee-onder-een-kapwoning uit 1958, op 7 oktober 2010 verkocht voor € 280.500), [e-straat] 147 te [woonplaats] (een vrijstaande woning uit 1900, op 6 november 2008 verkocht voor € 365.000) en [e-straat] 152 te [woonplaats] (een vrijstaande woning uit 1848, op 4 juni 2009 verkocht voor € 383.500).
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de waarde van de onroerende zaak voor het juiste bedrag vastgesteld?
2. Is de kostenvergoeding voor het taxatierapport in de bezwaarfase op het juiste bedrag vastgesteld?
3. Komt belanghebbende in aanmerking voor een immateriële schadevergoeding van in totaal € 1.500?
Belanghebbende beantwoordt de eerste twee vragen ontkennend en de derde vraag bevestigend. De Heffingsambtenaar beantwoordt de eerste twee vragen bevestigend en stelt zich ten aanzien van de derde vraag op het standpunt dat indien belanghebbende in aanmerking komt voor een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn, deze niet ten laste van de gemeente Waalwijk dient te komen, aangezien de gemeente alle wettelijke termijnen van de Wet WOZ heeft nageleefd.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte en aan de partijen toegezonden proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, in zoverre het de vaststelling van de waarde op € 495.000 en de omvang van de kostenvergoeding voor het taxatierapport van € 119 betreft, tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige, tot vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar, tot vermindering van de waarde van de onroerende zaak tot € 445.000, tot het toekennen van een totale vergoeding voor het taxatierapport van € 238 en toe het toekennen van een immateriële schadevergoeding van € 1.500. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.