Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-09-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3714, 14/00801

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-09-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3714, 14/00801

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 september 2015
Datum publicatie
16 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:3714
Zaaknummer
14/00801

Inhoudsindicatie

NiNbi-beschikking. De Inspecteur is bevoegd gegevens aan het College voor zorgverzekeringen te verstrekken. Belanghebbende vecht tevergeefs de weg waarlangs aan Nederland de bevoegdheid om vervangende bijdragen Zorgverzekeringswet in te houden, is toegekend ter dekking van de kosten voor het recht op prestaties ter zake van ziekte conform de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, aan.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00801

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] , Schotland, Verenigd Koninkrijk,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 1 juli 2014, nummer AWB 13/5847, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Buitenland,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 met dagtekening 31 mei 2013 een beschikking ‘Niet in Nederland belastbaar inkomen’ (hierna: het NiNbi, respectievelijk de NiNbi-beschikking) afgegeven waarbij het wereldinkomen is vastgesteld op € 29.764, het verzamelinkomen in Nederland op € 29.081 en het NiNbi op € 683.

Bij uitspraak op bezwaar van 12 september 2013 is het bij de Inspecteur op 10 juli 2013 binnengekomen bezwaar niet-ontvankelijk verklaard “wegens indiening buiten de bezwaartermijn”. In hetzelfde geschrift heeft de Inspecteur bij ambtshalve genomen beschikking het NiNbi vastgesteld op nihil.

Bij (tweede) uitspraak op bezwaar van 22 april 2014 heeft de Inspecteur tijdens de beroepsfase, nader van oordeel zijnde dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, het bezwaar wel ontvankelijk geacht en de beschikking verminderd tot één naar een wereldinkomen, tevens verzamelinkomen in Nederland, van € 29.081 en een NiNbi van nihil.

1.2.

Belanghebbende is van de uitspraak op bezwaar van 12 september 2013 in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de beschikking gehandhaafd zoals die luidt na ambtshalve genomen beschikking van 22 april 2014 en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 aan hem te vergoeden.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 26 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur de heer [A] , tot bijstand vergezeld van de heer [B] . Belanghebbende heeft bij e-mail-bericht van 13 mei 2015 het Hof laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] 1948, heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is met ingang van 1 januari 2012 in de gemeentelijke basisadministratie afgemeld als inwoner van Nederland. Hij woonde het gehele onderhavige jaar (2012) in het Verenigd Koninkrijk.

2.2.

Belanghebbende ontving in 2012 uit Nederland een WAO-uitkering van het UWV en uitkeringen van Achmea. Volgens de jaaropgaven van het UWV en Achmea was het fiscaal loon respectievelijk € 27.381 en € 1.700. Belanghebbende genoot in 2012 in het Verenigd Koninkrijk enkel een bedrag aan rente-inkomsten op een spaarrekening.

2.3.

Op de uitkeringen van het UWV en Achmea zijn vervangende bijdragen Zorgverzekeringswet (Zvw) en AWBZ (samen verder: bijdragen sv) ingehouden. De totale inhouding was € 3.069 (€ 2.971 door het UWV en € 98 door Achmea).

2.4.

Aan belanghebbende is op 21 maart 2013 een formulier Opgaaf wereldinkomen (hierna: het formulier) toegezonden. Op basis van dit formulier wordt het NiNbi bij beschikking vastgesteld. Belanghebbende heeft het formulier ondertekend en ingevuld teruggestuurd naar de Inspecteur, die het formulier op 18 april 2013 heeft ontvangen. Daarop heeft de Inspecteur het wereldinkomen van belanghebbende vastgesteld op € 29.764, het verzamelinkomen in Nederland op € 29.081 en het NiNbi op € 683. Naar aanleiding van belanghebbendes bezwaar is het wereldinkomen, tevens verzamelinkomen in Nederland, vastgesteld op € 29.081 en het NiNbi op nihil.

2.5.

In de definitieve jaarafrekening 2012 van het College voor Zorgverzekeringen (hierna: CvZ), met dagtekening 13 september 2013, is uitgaande van een verzamelinkomen in Nederland van € 29.081, berekend dat belanghebbende nog € 983,37 aan bijdragen sv moest bijbetalen.

2.6.

In zijn brief van 18 november 2013 heeft het CvZ belanghebbende - voor zover hier van belang - meegedeeld:

‘Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft bericht ontvangen dat u in uw woonland verplicht tegen ziektekosten bent verzekerd. Hieronder leest u wat dat voor u betekent.

Einde inhouding verdragsbijdrage Vanaf 15.11.2013 hebt u geen recht of geen recht meer op medische zorg voor rekening van Nederland. Dit betekent dat u de verdragsbijdrage (ook wel Zvw-bijdrage) niet of niet langer aan het CVZ verschuldigd bent. Wij hebben de instantie die uw Nederlandse pensioen of uitkering uitkeert, verzocht de inhouding van deze verdragsbijdrage te stoppen.’

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft, naar het Hof verstaat, het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht de NiNbi-beschikking over het jaar 2012 heeft opgelegd.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting zijn hier geen argumenten aan toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de NiNbi-beschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing