Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4528, 14/00648

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4528, 14/00648

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 november 2015
Datum publicatie
27 november 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:4528
Zaaknummer
14/00648

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in 2006 een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend. Ter zake zijn leges in rekening gebracht. Hij heeft in afwijking van de verleende vergunning gebouwd. Daarom heeft hij in 2009 ter legalisatie van de bestaande bouw opnieuw een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend. De aanvraag is in strijd met het huidige bestemmingplan; derhalve wordt een bestemmingsplan procedure opgestart. Het hof oordeelt dat de aanvraag in behandeling is genomen. Niet het daadwerkelijk verlenen van de vergunning, maar het in behandeling nemen van de aanvraag vormt de “dienst”, zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening. Het Hof oordeelt voorts dat de opbrengstlimiet niet is overschreden, dat geen sprake is van disproportionele heffing en dat een heffing uitsluitend over de meerkosten van het bouwwerk niet mogelijk is.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00648

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 20 mei 2014, nummer SHE 13/4645 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente [woonplaats] ,

hierna: de Heffingsambtenaar,

inzake de hierna te vermelden legesnota.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is bij beschikking van 6 maart 2012 een bedrag van € 54.445,28 in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een reguliere bouwvergunning. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft de uitspraken in de onderhavige zaak en in de zaken van belanghebbende met kenmerk SHE 13/4644 en SHE 13/4646 in één geschrift verenigd. De Rechtbank heeft het beroep in de onderhavige zaak ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep is geen griffierecht geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 30 september 2015 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld door zijn gemachtigde de heer [A] , advocaat te [B] , en de heer [C] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [D] .

1.5.

De zaken van belanghebbende, bij het Hof bekend onder de nummers 14/00647 tot en met 14/00649, zijn gelijktijdig behandeld.

1.6.

Aan het einde van de zitting heeft Hof het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden, als door de ene partij gesteld, en door de andere niet dan wel onvoldoende weersproken, voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

In 2006 heeft belanghebbende een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend voor de bouw van, onder meer, vleesvarkensstallen en sleufsilo’s op het adres [a-straat] 9 te [woonplaats] (identificatienummer [nummer 1] ). De Heffingsambtenaar heeft voor het in behandeling nemen van die aanvraag leges geheven tot een bedrag van € 28.181,31. De bouwvergunning is in 2008 verleend.

2.2.

Omdat belanghebbende in afwijking van de verleende bouwvergunning heeft gebouwd heeft hij op 6 maart 2009 opnieuw een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend (identificatienummer [nummer 2] ). De meerkosten ten opzichte van de oorspronkelijke bouw bedragen volgens belanghebbende € 123.000. De Heffingsambtenaar heeft de ontvangst van de aanvraag bij brief van 17 maart 2009 bevestigd en heeft daarbij aan belanghebbende medegedeeld dat de betreffende aanvraag in het register van de gemeente is ingeschreven onder het in die brief genoemde identificatienummer. In de maanden daarna is door partijen nog gecorrespondeerd over de aanvraag (brieven van de Heffingsambtenaar van 9 april 2009 en 12 mei 2009; brieven van belanghebbende van 27 april 2009 en 22 mei 2009). Over de aanvraag hebben op 20 juli 2011 en 6 maart 2012 gesprekken tussen belanghebbende en de wethouder plaatsgevonden.

2.3.

De Heffingsambtenaar heeft op 6 maart 2012 voor het in behandeling nemen van de aanvraag leges geheven tot een bedrag van € 54.445,28 en is daarbij uitgegaan van de berekende bouwkosten van € 5.264.528,25 voor het totale bouwplan.

2.4.

Bij brief van 6 maart 2012 heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende, voor zover hier van belang, het volgende medegedeeld:

Strijdig met het huidige bestemmingsplan

Uw aanvragen kunnen op dit moment (nog) niet vergund worden aangezien ze niet voldoen aan het huidige bestemmingsplan. Er is een bestemmingsplan procedure opgestart. Als deze procedure is afgerond zullen wij uw aanvragen verder afhandelen.”

2.5.

De bestemmingsplanprocedure is opgestart. Ten tijde van het onderzoek ter zitting bij het Hof was het bestemmingsplan (nog) niet gewijzigd en was de vergunning (nog) niet verleend, maar was hier volgens belanghebbende wel zicht op.

2.6.

De Heffingsambtenaar heeft bij de vaststelling van de in 2.3 genoemde leges toepassing gegeven aan de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2009 van de gemeente [woonplaats] , vastgesteld door de raad van de gemeente [woonplaats] op 30 oktober 2008 (hierna: de Verordening) en de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2009 (hierna: de Tarieventabel).

2.7.

De voor het jaar 2009 geraamde baten en lasten ter zake van de in de Verordening genoemde rechten bedragen € 478.045 respectievelijk € 646.018. Het kostendekkingspercentage is dan 74%.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning in behandeling genomen?

II. Zo ja, is de opbrengstlimiet overschreden?

III. Zo nee, is alleen voor de meerkosten ten opzichte van de in 2008 verleende vergunning leges verschuldigd?

IV. Zo nee, is de heffing disproportioneel?

Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord en de overige vragen bevestigend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Niet in geschil is dat wanneer de in geschil zijnde vragen in de door de Heffingsambtenaar voorgestane zin moeten worden beantwoord, de verschuldigde leges juist zijn berekend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en primair tot vernietiging van de legesnota en subsidiair tot vermindering van de legesnota. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing