Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4610, 13/01033
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4610, 13/01033
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 november 2015
- Datum publicatie
- 2 december 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:4610
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1289
- Zaaknummer
- 13/01033
Inhoudsindicatie
Belanghebbende doet een beroep op betalingsonmacht griffierecht, dit beroep wordt door het Hof gehonoreerd. Inhoudelijk is het hoger beroep ongegrond. In de uitspraak op bezwaar is terecht beslist dat belanghebbende te laat bezwaar heeft gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/01033
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 25 september 2013, nummer AWB 11/2016, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van BsGW Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW), gevestigd te Roermond,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen aanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2011 aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing (hierna: de aanslagen) opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, waarna de Heffingsambtenaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken, het bezwaar tegen deze aanslagen niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard voor zover gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar en niet-ontvankelijk verklaard voor zover gericht tegen de ambtshalve beslissing tot handhaving van de aanslagen.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van het Hof een nota griffierecht ten bedrage van € 118, gedagtekend 16 oktober 2013, aan belanghebbende gezonden. In deze nota is als uiterlijke betaaldatum 13 november 2013 genoemd. Belanghebbende heeft het griffierecht niet binnen deze termijn betaald. Op 18 november 2013 is er een herinneringsnota aan belanghebbende gezonden, waarin is aangegeven dat belanghebbende het griffierecht binnen vier weken na verzending van de herinneringsnota moet hebben betaald. Belanghebbende heeft daarop bij brief van 8 december 2013 aan de griffier verzocht om vrijstelling van het te betalen griffierecht, omdat zijn financiële middelen ontoereikend zijn. Daarop heeft de griffier van het Hof belanghebbende bij brief van 13 december 2013 verwezen naar het Juridisch Loket in [woonplaats] . Belanghebbende heeft gereageerd bij brief, ingekomen bij het Hof op 25 februari 2014, waarin hij aangeeft dat het inwinnen van advies bij het Juridisch Loket ook geld kost en hij dit geld niet heeft. De griffier heeft vervolgens een brief van 7 juli 2015 aan belanghebbende gestuurd met de volgende inhoud:
“ In bovenvermelde procedure heeft u aangegeven dat u wegens onvoldoende inkomen en vermogen niet in staat bent het verschuldigde griffierecht te betalen.
De periode waarover de hoogte van het inkomen en het vermogen wordt beoordeeld, vangt aan nadat de griffier de rechtzoekende voor de eerste maal op de verschuldigdheid van het griffierecht heeft gewezen en eindigt op de datum waarop het griffierecht uiterlijk op de rekening van het gerecht moet zijn bijgeschreven dan wel ter griffie moet zijn gestort. U bent bij nota van 18 november 2013 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, op 16 december 2013 had het verschuldigde bedrag op de rekening van het Hof moeten zijn bijgeschreven dan wel ter griffie moeten zijn gestort.
Hierbij stel ik u in de gelegenheid uiterlijk op 7 augustus 2015 uw stelling dat u in de periode 18 november 2013 tot en met 16 december 2013 niet in staat was het griffierecht te betalen, te onderbouwen. U dient in dit verband het Hof inzicht te geven in uw maandelijks netto-inkomen in de maanden november en december 2013. Indien u in deze periode beschikte over vermogen, dient u daarvan eveneens schriftelijke bescheiden te overleggen.
Indien uw reactie niet binnen de gestelde termijn wordt ontvangen, kan het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.”
Belanghebbende heeft niet (binnen de daartoe gegeven termijn) gereageerd op de brief van de griffier van 7 juli 2015.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 11 september 2015 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar is toen verschenen en gehoord belanghebbende. De Heffingsambtenaar is zonder kennisgeving van verhindering niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij de Heffingsambtenaar bij op 22 juli 2015, met nummer [nummer] , aangetekend naar het door de Heffingsambtenaar opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de website “Track & Trace” van PostNL, zijnde een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.
Hieruit volgt dat de uitnodiging op 23 juli 2015 op het opgegeven adres is afgeleverd.
Belanghebbende heeft ter zitting nadere stukken betreffende zijn inkomenssituatie in 2013 overgelegd aan het Hof.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
De aanslagen dateren van 28 februari 2011. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt bij brief van 10 oktober 2011. De Heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift op 12 oktober 2011 ontvangen. De Heffingsambtenaar heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om uiteen te zetten, waarom hij zijn bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn heeft ingediend. Van deze gelegenheid heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft bij zijn uitspraak het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard en heeft ambtshalve beslist dat de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Belanghebbende heeft in beroep en hoger beroep niet betwist dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen;
a. Heeft belanghebbende terecht een beroep op betalingsonmacht van het griffierecht gedaan?
b. Heeft de Rechtbank terecht beslist als is neergelegd in 1.2. van deze uitspraak?
Belanghebbende is van mening dat vraag a bevestigend en vraag b ontkennend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting heeft belanghebbende benadrukt dat hij weinig financiële middelen heeft: hij leeft van een AOW-uitkering en een klein (Belgisch) pensioen. Verder heeft hij veel schulden, die hij dient af te lossen. Als reden voor het te laat indienen van het bezwaar heeft belanghebbende zijn psychische ziekte genoemd. In een van zijn slechtere periodes heeft zijn dochter zijn zaken waargenomen, maar zij heeft verzuimd tijdig bezwaar te maken tegen de aanslagen. Belanghebbende heeft grote problemen met de aan hem opgelegde aanslagen, omdat het voor hem zeer moeilijk is om het deel van de aanslagen dat zijn huisgenoten dienen te betalen, op hen te verhalen.
Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep en vernietiging van de aanslagen. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.