Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-03-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:871, 14-00053
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-03-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:871, 14-00053
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 13 maart 2015
- Datum publicatie
- 20 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:871
- Zaaknummer
- 14-00053
Inhoudsindicatie
Toeristenbelasting. Huisvesting Poolse werknemers. Verblijf tegen vergoeding in welke vorm ook? Belanghebbende biedt huisvesting aan Poolse werknemers die werkzaam zijn voor een buitenlands bedrijf, dat de afnemer is van producten die belanghebbende verkoopt. De Poolse werknemers verzorgen de oogst en verwerking van die producten. Volgens contractuele afspraken tussen belanghebbende en de afnemer wordt de huisvesting, althans formeel, om niet aangeboden aan de werknemers. De heffingsambtenaar van de betrokken gemeente vindt dat belanghebbende huisvestiging tegen vergoeding in welke vorm ook biedt. De Rechtbank stelde belanghebbende in het gelijk. Het daartegen gerichte hoger beroep van de heffingsambtenaar wordt door het Hof ongegrond verklaard. Het Hof acht wel aannemelijk dat belanghebbende uit commerciële overwegingen huisvesting heeft aangeboden aan de Poolse werknemers van de buitenlandse afnemer van haar producten. Commerciële overwegingen als zodanig zijn echter onvoldoende voor het oordeel dat huisvestiging tegen vergoeding, in welke vorm ook, is geboden. De heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat er, in weerwil van de formele contractuele afspraken, toch een vergoeding is overeengekomen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00053
Uitspraak
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente],
hierna: de Heffingsambtenaar
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 6 december 2013, nummer AWB 13/150, in het geding tussen
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: belanghebbende
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 december 2011 voor het jaar 2008 een aanslag in de toeristenbelasting opgelegd naar een bedrag van € 14.280, welke aanslag (hierna: de aanslag), na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar is gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 310. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Heffingsambtenaar vernietigd, het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de (proces)kosten van belanghebbende in bezwaar en beroep van onderscheidenlijk € 235 en € 944, en bepaald dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Heffingsambtenaar heeft met dagtekening 14 januari 2015 nadere stukken in het geding gebracht, welke stukken door tussenkomst van de griffier van het Hof in afschrift aan belanghebbende zijn gezonden.
Het onderzoek ter zitting van het Hof heeft plaatsgehad op 26 januari 2015 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A], advocaat te [B], alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [C], de heer [D] en de heer [E].
Aan het slot van deze zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten en regelgeving
Het Hof stelt op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de andere niet, althans onvoldoende, weersproken.
Belanghebbende exploiteert een tuinbouwbedrijf. Zij is gevestigd op het adres [a-straat] 7b te [vestigingsplaats]. Tijdens de oogstmaanden zet belanghebbende een groot aantal tijdelijke arbeidskrachten in. Die arbeidskrachten, veelal Poolse migranten, zijn werkzaam in dienstbetrekking tot het bedrijf dat de producten van belanghebbende afneemt (hierna ook: de afnemer). Belanghebbende heeft met dat bedrijf contractueel vastgelegd dat de desbetreffende arbeidskrachten tijdelijk om niet huisvestingsmogelijkheden worden geboden door belanghebbende.
Tot de gedingstukken behoort een schrijven met dagtekening 11 mei 2010 namens [F], gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente]. Dit schrijven behelst onder meer het volgende:
“(…)
Betreft Verzoek om ontheffing en medewerking voor huisvesting van meer dan 50 arbeidskrachten bij [belanghebbende] B.V., [a-straat] 7 te [vestigingsplaats]
(…)
Geacht College,
Namens cliënte, [belanghebbende] B.V., In deze vertegenwoordigd door de heer [G], [a-straat] 7 te ([postcode]) [vestigingsplaats], richt ik mij tot u met het volgende verzoek.
(…)
Cliënte exploiteert op de locatie [a-straat] 7 te [vestigingsplaats] een omvangrijk vollegronds tuinbouwbedrijf. (…)
De bedrijfsomvang is zodanig dat er voor de oogst van de gewassen een groter aantal tijdelijke arbeidsmigranten moet worden ingezet. In deze arbeidsbehoefte wordt jaarlijks voorzien door inschakeling van buitenlandse (in de regel Poolse) arbeidsmigranten. Deze arbeidsmigranten waarvoor de huisvesting wordt gevraagd zijn, evenals in voorgaande jaren, niet in dienst bij [belanghebbende] B.V. zelf.
De migranten werken dan ook niet voor cliënte, maar voor een bedrijf van een derde. Daarbij verkoopt cliënte de door haar geteelde producten “op stam” aan dat bedrijf. Dat derde bedrijf heeft de migranten in dienst of schakelt die in en draagt daarmee zorg voor en ziet toe op de oogstwerkzaamheden en de verwerkingshandelingen van de tuinbouwproducten. Contractueel is tussen dat derde bedrijf en cliënte vastgelegd dat door cliënte aan die arbeidsmigranten (om niet) huisvestingsmogelijkheden worden geboden op het bedrijf van cliënte zelf. Het bedrijf van cliënte heeft in dat opzicht niets met de oogst van doen, maar zorgt er slechts voor dat de arbeidsmigranten van de koper van de op stam staande producten, bij haar onderdak hebben gedurende de oogstperiode.
Op het bedrijf zijn binnen de bestaande bebouwing standaard 50 plaatsen ingericht voor de huisvesting van die arbeidsmigranten. Dit heeft vele jaren goed gefunctioneerd naar tevredenheid van de medewerkers en de toezichthouders van de gemeente. Alle noodzakelijke voorzieningen zijn aanwezig. (…)
(…) de afgelopen jaren zijn er in het hoofdseizoen vanwege de grote teeltomvang steeds 95 migranten gehuisvest onder dezelfde condities als in 2005.
(…)
Op grond van vorenstaande overwegingen verzoek ik u cliënte ontheffing te verlenen om gedurende de piek in de oogstperiode, welke loopt van mei t/m augustus, 95 arbeidsmigranten op het bedrijf te huisvesten in de ruimten als aangegeven op bijgevoegde tekening. (…)”
Belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte in de toeristenbelasting voor het onderhavige jaar. Belanghebbende heeft het desbetreffende aangiftebiljet oningevuld geretourneerd. In het begeleidende schrijven bij het aangiftebiljet heeft belanghebbende te kennen geven dat zij niet belastingplichtig is voor de toeristenbelasting.
De aanslag is opgelegd naar een geschat aantal overnachtingen van 20.400. Het aanslagbiljet is geadresseerd aan belanghebbende. Als omschrijving is op het aanslagbiljet vermeld: “[a-straat] 7, [vestigingsplaats], aantal overnachtingen 20400”.
De Verordening toeristenbelasting 2007 van de gemeente [gemeente] (hierna: de Verordening) behelst onder meer het volgende:
“Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;
b. mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;
c. logiesverblijven: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan die voor overnachting ter beschikking worden gesteld aan derden;
d. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.
Artikel 2 Belastbaar feit
Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, logiesverblijven en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven.
Artikel 3 Belastingplicht
1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.
2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.
(…)
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.
(…)
Artikel 8 Belastingtarief
Het tarief bedraagt per overnachting € 0,70.
Artikel 9 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 10 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
(…)”
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende toeristenbelasting verschuldigd is over het jaar 2008.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
De Heffingsambtenaar concludeert, naar het Hof verstaat, tot ongegrondverklaring van het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep. Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.