Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-03-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:983, 13-01201
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-03-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:983, 13-01201
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 maart 2015
- Datum publicatie
- 26 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:983
- Zaaknummer
- 13-01201
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 217
Inhoudsindicatie
Legesverordening 2012 gemeente Asten niet onverbindend; opbrengstlimiet niet overschreden. De Heffingsambtenaar heeft naar behoren en in voldoende mate inzicht verschaft in de ramingen van de baten en lasten. Belanghebbende heeft niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat in de door de Heffingsambtenaar overgelegde gegevens omtrent geraamde baten en lasten feitelijke onjuistheden voorkomen. Geen strijd met artikel 217 Gemeentewet. De Heffingsambtenaar heeft ter vaststelling van de bouwkosten gebruik mogen maken van de tot de Verordening behorende zogenaamde ROEB-lijst en hij heeft deze lijst op de juiste wijze toegepast. Hoger beroep van de Heffingsambtenaar gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/01201
Uitspraak op het hoger beroep van
De heffingsambtenaar van de gemeente Asten,
hierna: de Heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 23 oktober 2013, nummer AWB 12/3316 in het geding tussen
[belanghebbende],
wonende te [plaats 3],
hierna: belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar,
inzake de hierna te vermelden legesnota.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is bij beschikking van 6 augustus 2012 (hierna: de legesnota) een bedrag van € 16.586,64 in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar belanghebbendes bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de legesnota vernietigd en de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende gemaakt tot een bedrag van € 1.416 en teruggave van het griffierecht gelast.
Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 januari 2015 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord mevrouw [A], verbonden aan [B] te [plaats 1], als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van mevrouw [E], echtgenote van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [F], verbonden aan [G] te [plaats 2], als gemachtigde van de Heffingsambtenaar, tot zijn bijstand vergezeld van mevrouw [H] en de heer [K].
De Heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Aan het einde van de zitting heeft Hof het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden, als door de ene partij gesteld, en door de andere niet dan wel onvoldoende weersproken, voor het Hof komen vast te staan:
Bij een op 4 juni 2012 door de gemeente [plaats 3] ontvangen aanvraag heeft belanghebbende verzocht een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een bedrijfshal aan [a-straat] 11 te [plaats 3] (hierna: de bedrijfshal). Bij besluit van 6 augustus 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 3] de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Ter zake van deze vergunningverlening is de onder 1.1 vermelde legesnota opgelegd, waarbij voor de berekening van de verschuldigde leges is uitgegaan van een bedrag aan bouwkosten van € 735.821.
De Heffingsambtenaar heeft bij de vaststelling van de leges toepassing gegeven aan de Verordening op de heffing en invordering van leges 2012 van de gemeente [plaats 3], vastgesteld door de raad van de gemeente [plaats 3] op 20 december 2011 (hierna: de Verordening), de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2012 (hierna: de Tarieventabel) en de lijst van het Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht (ROEB-lijst).
Ter bepaling van de bouwkosten is de Heffingsambtenaar uitgegaan van categorie 5 Bedrijfshallen - Systeembouw (onderdeel 5.7 van de ROEB-lijst) met een prijs per m³ van
€ 40 en een inhoud van de hal van 17.716 m³, voor de inpandige toiletten en kantine is de Heffingsambtenaar uitgegaan van de categorie 5 Bedrijfshallen - Gemetselde wandconstructie (onderdeel 5.4 van de ROEB-lijst) met een prijs van € 210 per m³ en een inhoud van 129,5 m³.
Belanghebbende heeft de bedrijfshal laten bouwen door (een) aannemer(s). Tot de gedingstukken behoort een door belanghebbende opgesteld ‘Proces-verbaal van aanbesteding’ d.d. 28 september 2012 gebaseerd op - eveneens tot de gedingstukken behorende - offertes van diverse aannemers. Het totaal van de door aannemers uitgebrachte offertes voor de bouw van de bedrijfshal bedraagt € 479.518.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Dient de Verordening jegens belanghebbende onverbindend te worden verklaard?
II. Zo nee, is de legesnota tot het juiste bedrag vastgesteld?
Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord en de tweede ontkennend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair tot vaststelling van de leges naar een totaal bedrag aan bouwkosten van
€ 479.518. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.