Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-03-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:986, 12-00840
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-03-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:986, 12-00840
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 maart 2015
- Datum publicatie
- 23 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:986
- Zaaknummer
- 12-00840
Inhoudsindicatie
Reisaftrek. Niet binnen 24 uur terug en heen gereisd tussen plaats van werkzaamheden. Geen recht op reisaftrek.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00840
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 16 november 2012, nummer AWB 11/5494, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden aanslag en beschikking inzake heffingsrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.757. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 81. De aanslag en de beschikking inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd bij brief van 17 april 2013.
De zitting heeft plaatsgehad op 1 december 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] en de heer [B].
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft in het jaar 2008 inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking bij [C] B.V. genoten. Ter zake van deze dienstbetrekking was belanghebbende in de periode van april 2008 tot en met oktober 2008 als reisleider werkzaam op een passagiersschip. De verzorgde riviercruises betroffen reizen van 6 dagen en van 10 dagen. De meeste reizen waren reizen van 6 dagen.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2008 aangifte in de IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.839 en daarbij als reisaftrek een bedrag in aanmerking genomen van € 1.918. De Inspecteur is van de aangifte afgeweken, heeft daarbij die reisaftrek geweigerd en de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.757.
Belanghebbende beschikt niet over een openbaarvervoerverklaring. Belanghebbende heeft wel een verklaring in het geding gebracht van zijn werkgever met dagtekening 5 oktober 2012 waarin zijn werkgever verklaart dat belanghebbende in de jaren 2003 tot en met 2012 van april tot en met oktober gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer voor woon-werkverkeer en dat hij daarvoor geen reiskostenvergoeding heeft ontvangen.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2008 geen plaatsbewijzen overgelegd, hoewel de Inspecteur om die plaatsbewijzen heeft verzocht.
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij ook per motorfiets woon-werkverkeer heeft afgelegd ter zake van zijn dienstbetrekking bij [C] B.V.
Voorts heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat hij in verband met de gebruikelijke reizen van 6 dagen op zaterdag om 14.00 uur verlof kreeg, dan direct naar huis reisde en dat hij op de daaropvolgende zondag om 18.00 uur weer op het schip aanwezig was ter voorbereiding van de inscheping die op zondagen om 18.30 uur plaatsvond.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Heeft belanghebbende recht op reisaftrek en, zo ja, voor welk bedrag?
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag in die zin, dat alsnog rekening wordt gehouden met het bedrag van € 1.918 als reisaftrek. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.