Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-03-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1007, 15/00762

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-03-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1007, 15/00762

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 maart 2016
Datum publicatie
13 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:1007
Zaaknummer
15/00762
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 26a, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 7:1

Inhoudsindicatie

Belanghebbende komt in bezwaar tegen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet van een persoon waarvoor een rechtsvermoeden van overlijden is uitgesproken. Doordat belanghebbende geen verklaring van erfrecht heeft willen overleggen kan niet vastgesteld worden of zij beroepsgerechtigde in de zin van artikel 26a, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is. Evenmin is zij beroepsgerechtigde op grond van het tweede lid van artikel 26a van de AWR. Nu zij geen beroepsgerechtigde is kan zij ook geen rechtsgeldig bezwaar tegen de aanslagen maken (artikel 7:1, eerste lid, aanhef van de Algemene wet bestuursrecht). De Inspecteur heeft haar bezwaren derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hiertegen ingestelde beroep heeft de Rechtbank terecht ongegrond verklaard. Het Hof bevestigt derhalve de uitspraak van de Rechtbank.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 15/00762 tot en met 15/00767

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 maart 2015, nummers AWB 14/6431 tot en met 14/6436 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Limburg/kantoor Venlo,

hierna: de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan [A] (hierna: [A] ) zijn over de jaren 2009, 2010 en 2011

(navorderings-)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en

inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: de aanslagen) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet door een bevoegd persoon zijn ingediend.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 5 februari 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, [B] , mevrouw [C] en [D] . De secretaresse van belanghebbendes advocaat heeft op 5 februari 2016, voorafgaand aan de zitting, de griffier medegedeeld dat hij wegens een overlijden niet ter zitting van het Hof zal verschijnen.

1.7.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Met dagtekening 10 respectievelijk 16 mei 2014 zijn de onderwerpelijke aanslagen aan [A] opgelegd.

2.2.

Bij beschikking van 11 juni 2014 heeft de Rechtbank Limburg verklaard dat er een rechtsvermoeden bestaat van het overlijden van [A] op 19 december 2012.

2.3.

Belanghebbende en [A] woonden samen met minderjarige kinderen. Zij waren ongehuwd en waren geen geregistreerd partners. Belanghebbendes advocaat heeft op 23 juni 2014 namens belanghebbende en [A] bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.

2.4.

Bij brief van 30 juli 2014 heeft de Inspecteur de ontvangst van de bezwaren bevestigd en belanghebbendes advocaat verzocht een door de erven van [A] afgegeven machtiging en de verklaring van erfrecht te verstrekken. Bij e-mail van 27 augustus 2014 heeft de advocaat van belanghebbende de Inspecteur bericht dat hij niet aan zijn verzoek kan voldoen, aangezien de beschikking van de Rechtbank Limburg nog niet onherroepelijk was.

2.5.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, aangezien deze, aldus de Inspecteur, niet door een bevoegd persoon zijn ingediend.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de bezwaren tegen de aanslagen door de Inspecteur terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat belanghebbende onbevoegd is om bezwaar te maken.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat zij bevoegd is om tegen de aanslagen van [A] bezwaar te maken en dat de bezwaren derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de Inspecteur. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing