Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-04-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1569, 14/00886
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-04-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1569, 14/00886
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 april 2016
- Datum publicatie
- 27 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:1569
- Zaaknummer
- 14/00886
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft na de echtscheiding steeds de kosten van financiering van de voormalige echtelijke woning, kosten voor overige schulden en de premie voor de woonverzekering en voor de overlijdensverzekeringen voor hem en zijn ex-echtgenote betaald. Het Hof is, hoewel in artikel 8 van het echtscheidingsconvenant is opgenomen dat tot het moment van verkoop en levering van de echtelijke woning aan een derde koper geen alimentatie aan de orde is, van oordeel dat belanghebbende en zijn voormalige echtgenote in het kader van hun echtscheiding en vooruitlopend op de verkoop van de woning hebben beoogd de situatie ten tijde van het huwelijk te bestendigen en dat belanghebbende met zijn ex-echtgenote een onderhoudsverplichting is overeengekomen. Met betrekking tot het huurwaardeforfait heeft belanghebbende recht op aftrek van een deel van het volledige bedrag. Het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00886
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
en het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 24 juli 2014, nummer AWB 13/2255, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.97 over het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 73.775. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 63.507, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 16 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende gestorte griffierecht van € 44 aan deze vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft omtrent het incidentele hoger beroep zijn zienswijze ingebracht.
De zitting heeft plaatsgehad op 26 november 2015 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [A] en de heer [B] .
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van deze zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt (en waarbij een feit onder 2.3. ontbreekt):
Op 14 november 2007 is door de rechtbank de echtscheiding van belanghebbende met zijn toenmalige echtgenote uitgesproken. De gevolgen van hun echtscheiding zijn vastgelegd in een echtscheidingsconvenant.
Voor zover hier relevant luidt het echtscheidingsconvenant als volgt:
‘Artikel 4, Partneralimentatie
Met ingang van de dag van verkoop en levering van de voormalige echtelijke koopwoning zal de man bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 300 bruto per maand, (…).
Artikel 6, Verdeling
(..)
Aan de man worden toegedeeld de navolgende baten:(…)
- de helft van de opbrengst van de echtelijke woning; (…)
zulks onder de verplichting om de navolgende schulden voor zijn rekening te nemen:
- -
-
de helft van de op de echtelijke woning rustende hypotheekverplichting;
- -
-
de helft van de creditcardschuld bij Mastercard;
- -
-
de helft van de creditcardschuld bij ING-card;
- -
-
de helft van het krediet bij de Postbank; (…).
Artikel 8, Bijzondere bepalingen Echtelijke woning:
Partijen komen overeen dat de gezamenlijke echtelijke woning ten spoedigste bij een ter plaatse bekend makelaar in de verkoop zal worden gezet, in ieder geval uiterlijk per 1 juli 2007 met een beoogde verkoop op de kortst mogelijke termijn voor kopers. Partijen komen daarbij voorts overeen dat de vrouw, tot het moment van verkoop en levering van de echtelijke woning aan een derde, van de echtelijke woning gebruik blijft maken. Partijen zullen de periode tot aan verkoop en levering van de echtelijke woning zoveel mogelijk benutten om gezamenlijke schulden in te lossen met hun beider inkomens. Partijen zullen gelijkelijk, zoals ook ten tijde van het huwelijk, tot het moment van verkoop en levering van de echtelijke woning aan een derde alle lasten van de echtelijke woning en overige gebruikelijke lasten die het gezin betreffen gezamenlijk van hun beider inkomens blijven voldoen. Tot het moment van verkoop en levering van de echtelijke woning aan een derde koper is derhalve geen alimentatie aan de orde.
(…) 8.3. (…) Partijen blijven ten behoeve van de lasten die het gezin en de echtelijke koopwoning betreffen hun beider inkomens op de gezamenlijke rekening betaalbaar stellen. Voor hun eigen persoonlijke levensonderhoud en uitgaven komen partijen overeen op de volledig op hun eigen naam gestelde bankrekeningen van hun inkomens vanaf de gezamenlijke rekening een maandelijks budget ter beschikking te stellen, in afwachting van verkoop en levering van de echtelijke koopwoning. In dat geval van de vrouw betreft dit een bedrag van € 300,00 per maand en in het geval van de man betreft dit € 600,00 per maand. (…).’
Belanghebbende heeft na de echtscheiding steeds de kosten van de financiering van de voormalige echtelijke woning en de kosten en de overige schulden volledig voor zijn rekening genomen. Daarnaast heeft hij de premie voor de woonverzekering en de premie voor de overlijdensrisicoverzekeringen voor hem en zijn ex-echtgenote betaald.
Bij het invullen van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2009 (hierna: IB/PVV 2009) heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de Belastingalmanak 2010 van Elsevier (onderdeel 5.25.6) en van de ‘Helpinformatie bij Aangifteprogramma 2009’ van de Belastingdienst. Die helpinformatie omvat de volgende passage:
‘Hypotheekrente als alimentatie
Betaalde u alle (hypotheek)rente, maar was de woning maar voor de helft van u? Dan kunt u de helft bij ‘Aftrekbare (hypotheekrente)rente en financieringskosten’ aftrekken. De andere helft kunt u als alimentatie bij ‘Betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen’ aangeven. Ook moet u uw deel van het eigenwoningforfait aangeven. Dit bedrag kunt u vervolgens ook aftrekken als alimentatie bij ‘Betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen.
In de aangifte IB/PVV 2009 heeft belanghebbende een bedrag van € 6.527 negatief als inkomsten uit eigen woning aangegeven, bestaande uit hypotheekrente van € 8.487, verminderd met het eigenwoningforfait van € 1.960. Voorts heeft belanghebbende € 12.512, overeenkomstig de onder 2.5 genoemde helpinformatie, als aftrekbare onderhoudsverplichtingen in aanmerking genomen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- -
-
50% van de betaalde hypotheekrente € 6.807
- -
-
100% van het huurwaardeforfait € 2.304
- -
-
50% van de rente over voordeelkrediet € 2.025
- -
-
50% van de rente over de creditcardschuld € 626
- -
-
50% van de premie woonverzekering € 300
- -
-
50% van de premie overlijdensrisicoverzekering € 450
De Inspecteur heeft de aanslag aanvankelijk opgelegd overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte, maar heeft belanghebbende nog voor de definitieve aanslag hem had bereikt geïnformeerd dat dit het gevolg was van een ter inspectie gemaakte fout en heeft een navorderingsaanslag aangekondigd. In de navorderingsaanslag heeft hij een negatief inkomen uit eigen woning vastgesteld van € 8.733, bestaande uit € 9.629 aan hypotheekrente en een huurwaarde van € 896. De Inspecteur heeft geen aftrek voor onderhoudsverplichtingen toegestaan. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze navorderingsaanslag is ongegrond verklaard.
3 Geschil alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of de in 2.6 vermelde bedragen van in totaal € 12.512 bij belanghebbende aftrekbaar zijn als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen als bedoeld in artikel 6.3, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB).
Het beroep op het door de Inspecteur gewekt vertrouwen, zoals verwoord op bladzijde 2, tweede alinea van bijlage 11 bij het verweerschrift zoals door de Inspecteur bij de Rechtbank ingediend, heeft belanghebbende ter zitting van het Hof ingetrokken.
Belanghebbende is van mening dat voormelde vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Voorts is de Inspecteur van mening dat in het geval de in geschil zijnde vraag bevestigend dient te worden beantwoord het eigenwoningforfait slechts voor een bedrag van € 1.122 aftrekbaar is.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot ongegrondverklaring van het hoger beroep, tot gegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Inspecteur en de onderwerpelijke navorderingsaanslag.De Inspecteur concludeert in het hoger beroepschrift tot gegrondverklaring van het hoger beroep en ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep en tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.