Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-04-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1570, 15/00015

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-04-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1570, 15/00015

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 april 2016
Datum publicatie
27 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:1570
Zaaknummer
15/00015

Inhoudsindicatie

WOZ-waarde van een vrijstaande woning met paardenweide met paardenstal en een buitenbak/buitenmanege niet te hoog vastgesteld. Geen cultuurgrondvrijstelling. Niet aannemelijk is dat deze grond bedrijfsmatig werd aangewend. Belanghebbende heeft enkel een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd waarin de registratie van de maatschap is vermeld. Het houden van paarden op de betreffende grond heeft een hobbymatig karakter. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00015

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 3 december 2014, nummer SHE 14/672, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) aan belanghebbende gegeven beschikking, waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 17 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per de peildatum 1 januari 2012 voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 is vastgesteld (hierna: de beschikking) en de aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2013 (hierna: de aanslag).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2013 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 538.000. Tevens is aan belanghebbende ter zake van deze onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2013 opgelegd, welke aanslag in één geschrift is verenigd met de beschikking. Belanghebbende heeft tegen de beschikking en de aanslag bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 25 januari 2014 heeft de Heffingsambtenaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 22 januari 2016 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [B] en de heer [C] , taxateur.

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is vrijstaande woning uit 1974. De woning heeft een inhoud van circa 450 m3 en een aanbouw van circa 57 m3. De onroerende zaak bestaat verder uit een dakkapel, een carport, twee schuren met zadeldak, een overkapping/luifel, een paardenweide met paardenstal (boxen) en een buitenbak/buitenmanege. Het perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 9.905 m2, waarvan 3.900 m2 aan de woning is toegerekend. De overige grond, 6.005 m2, is grasland.

2.2.

Ter onderbouwing van de door hem aan de onroerende zaak toegekende waarde van € 538.000 heeft de Heffingsambtenaar een taxatierapport, opgemaakt op 1 mei 2014 door de heer [D] , overgelegd. In dat rapport is de waarde van de onroerende zaak in het economische verkeer per de waardepeildatum 1 januari 2012 gesteld op € 550.000. Deze waarde is bepaald door middel van vergelijking met een drietal zogeheten referentieobjecten, te weten [b-straat] 1 te [woonplaats] , [c-straat] 9 te [E] en [d-straat] 3 te [F] (hierna: de referentieobjecten).

In zijn rapport heeft de taxateur van de Heffingsambtenaar de verschillen en de overeenkomsten van de onroerende zaak met de referentieobjecten aangegeven. Verder bevat het rapport een waardeopbouw en foto’s van de onroerende zaak en van de referentieobjecten.

Onder de uitgangspunten die zijn gehanteerd door de taxateur bij de waardering van de onroerende zaak is het volgende vermeld:

“(…)

De verdeling van de grond is gemaakt op basis van het bouwblok wonen conform de

bestemmingeplannen, de overige vierntkante meters zijn gewaardeerd voor € 5,- per meter.

(…)”.

2.3.

Belanghebbende heeft als bijlage 3 bij het hoger beroepschrift een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 8 januari 2015 inzake Mts [belanghebbende] , [G] en [H] B.V. overgelegd, waarin het volgende is vermeld:

“(…)

Rechtsvorm Maatschap

Naam Mts [belanghebbende] , [G] en [H] B.V.

(…)

Activiteiten SBI-code: 0111 – Teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden

Akkerbouw

(…)”.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak op de waardepeildatum. Belanghebbende bepleit een waarde van € 289.000. De Heffingsambtenaar is van oordeel dat de waarde € 538.000 bedraagt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de Heffingsambtenaar, tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarde tot € 289.000 en tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing