Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-04-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1701, 14/01020

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-04-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1701, 14/01020

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 april 2016
Datum publicatie
4 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:1701
Zaaknummer
14/01020

Inhoudsindicatie

Het Hof stelt de waarde van de onroerende zaak, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nr. 14/04882, ECLI:NL:HR:2016:113, vast op de voor de onroerende zaak 2,5 maand na de peildatum overeengekomen koopprijs. De Heffingsambtenaar op wie de bewijslast rust, heeft een hogere waarde niet aannemelijk gemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/01020

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 31 oktober 2014, nummer SHE 14/350, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking oost-Brabant (BSOB),

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 30 april 2013 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 16 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per de waardepeildatum 1 januari 2012, voor het belastingjaar 2013, vastgesteld op € 293.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2013 (hierna: de aanslag) bekend gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak de waarde gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 244.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 maart 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , adviseur te [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [C] en de heer [D] , taxateur.

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom van de onroerende zaak, een twee-onder-een-kapwoning, bouwjaar 1975, met een inhoud van 390 m³ en een perceeloppervlakte van 301 m², voorzien van een aanbouw van 101 m³, een aangebouwde garage van 20 m² en een dakkapel.

2.2.

Belanghebbende heeft de onroerende zaak gekocht bij overeenkomst van 15 maart 2012 (hierna: de koopovereenkomst) voor de koopprijs van € 285.000. De levering heeft plaatsgevonden op 28 juni 2012, waarbij de onroerende zaak werd geleverd geheel ontruimd, vrij van huur of ander gebruiksrecht. Niet in geschil is dat de door belanghebbende betaalde koopprijs zakelijk is bepaald.

2.3.

De Heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2012, voor het belastingjaar 2013, vastgesteld op € 293.000 en deze waarde bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

2.4.

De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde in de procedure bij de Rechtbank een taxatierapport (hierna: het taxatierapport) ingebracht, opgesteld, 16 april 2014, door [E] . Uit het taxatierapport volgt een waarde van de onroerende zaak in het economische verkeer per de waardepeildatum 1 januari 2012 van € 293.000, vastgesteld aan de hand van gerealiseerde verkoopcijfers van drie vergelijkingsobjecten. Ter bevestiging van die waarde heeft de Heffingsambtenaar verwezen naar het eigen aankoopcijfer van de onroerende zaak en het als bijlage 10 van het verweerschrift bij de Rechtbank overgelegde “Overzicht van de marktontwikkeling in [woonplaats] ” (hierna: het overzicht marktontwikkeling in de gemeente).

2.5.

De Rechtbank heeft overeenkomstig het taxatierapport de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 293.000.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2012 te hoog is vastgesteld.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Heffingsambtenaar, en tot de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2012 op € 285.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing