Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-04-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1704, 14/00969
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-04-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1704, 14/00969
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 28 april 2016
- Datum publicatie
- 27 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:1704
- Zaaknummer
- 14/00969
Inhoudsindicatie
Leges omgevingsvergunning. Belanghebbende is ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase. Onder verwijzing naar Hoge Raad 29 januari 2016,15/02441, ECLI:NL:HR:2016:114 oordeelt het Hof dat de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd. Het Hof laat met toepassing van artikel 8:72, lid 3, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00969
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 12 september 2014, nummer AWB 14/775 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven
hierna: de Heffingsambtenaar,
inzake de hierna te vermelden legesnota.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is bij beschikking van 4 januari 2013 een bedrag van € 8.200 in rekening gebracht in verband met een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 18 december 2015 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [B] , [C] , [D] en mevrouw [E] .
De Heffingsambtenaar heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, kopieën overgelegd van het [G] , 2012 nummer [nummer 2] , en van ‘ [H] ’, een uitgave van de Gemeente Eindhoven van 27 juni 2012.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende verzocht indien mogelijk de onder hem berustende geluidsopnamen van een telefoongesprek met een ambtenaar van de gemeente Eindhoven , aan het Hof over te leggen.
Bij brief van 6 januari 2016 heeft de gemachtigde het Hof bericht de hiervoor bedoelde geluidsopnamen niet te hebben aangetroffen. Als bijlage bij die brief is gevoegd een mailbericht van mevrouw [E] voornoemd aan de heer [A] voornoemd van 4 januari 2016. Een afschrift van de hiervoor genoemde brief van 6 januari 2016 is door het Hof naar de Heffingsambtenaar gezonden.
Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak op het hoger beroep aangekondigd.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden, als door de ene partij gesteld, en door de andere niet dan wel onvoldoende weersproken, voor het Hof komen vast te staan:
Op 9 november 2012 heeft belanghebbende een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een woning op het perceel [a-straat] 30 te [woonplaats] . Op het aanvraagformulier is bij de vraag: “Wat zijn de geschatte bouwkosten in euro’s (exclusief BTW)?” een bedrag van € 250.000 vermeld. De aanvraag is geregistreerd onder nummer [nummer 1] .
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 4 januari 2013 (de legesnota) voor het in ontvangst nemen van de aanvraag leges geheven tot een bedrag van € 8.200. De legesnota vermeldt het volgende:
“ (….)
Op 9 november 2012 hebben wij uw aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het bouwen van een woning op het perceel [a-straat] 30. De aanvraag is geregistreerd onder nummer [nummer 1] . Overeenkomstig de legesverordening 2012 bent u voor het in ontvangst nemen van uw aanvraag voor een omgevingsvergunning leges verschuldigd.
Legesbedrag
De verschuldigde leges zijn als volgt gespecificeerd:
Zaaknummer [nummer 1]
Activiteit gebruik in strijd met bestemmingsplan
2.3.3.1 planologisch str.gebruik € 1500,00
(binnenplanse afwijking)
Activiteit bouwen
vooroverleg wabo € - 300,00
2.3.1.1.4 bouwkosten 100.000,-- tot 400.000,-- € 7000,00
euro
__________
Totaal verschuldigd € 8.200,00
De factuur wordt binnen 2 weken nagestuurd.
Bezwaar
U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze nota bezwaar indienen. U kunt uw bezwaarschrift indienen bij:
Sectorhoofd Publiekszaken
t.a.v. de sector VTH
Postbus 90150
5600 RB Eindhoven
(………)”.
Op de factuur van 7 januari 2013 is het volgende vermeld:
“ Betreft verschuldigde leges voor het in behandeling nemen van uw aanvraag.
Omschrijving: bouwen van een woning
Lokatie: [a-straat] 30
Zaaknummer: [nummer 1]
Vooroverleg Wabo - 300,00
2.3.1.1.4 Bouwkosten 100.000,-- tot 400.000,-- Euro 7.000,00
2.3.3.1 Planologische str. gebruik (binnenplanse afwijking) 1.500,00
Totaal € 8.200,00
(……..)”.
De Heffingsambtenaar heeft bij de vaststelling van de leges toepassing gegeven aan de Verordening tot wijziging van de legesverordening 2012 (tweede wijziging) van de gemeente Eindhoven , vastgesteld door de raad van de gemeente Eindhoven op 5 juni 2012 (hierna: de Verordening) en de Tarieventabel behorende bij de verordening wijziging legesverordening 2012 (tweede wijziging) (hierna: de Tarieventabel). De Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel zijn bekendgemaakt door plaatsing in het [G] 2012, nummer [nummer 2] , en (tevens) door terinzagelegging die is aangekondigd in ‘ [H] ’ van 27 juni 2012. De tekst van de Verordening en de Tarieventabel behoren tot de stukken van het geding.
Tot de gedingstukken behoren verder de meerjarenraming 2012-2015 (per programmaonderdeel), een overzicht van baten en lasten betrekking hebbend op de dienstverlening, een overzicht van de producten die betrekking hebben op de legesdienstverlening en overzichten van de baten en lasten van deze producten. De voor het jaar 2012 geraamde baten en lasten ter zake van de in de Verordening genoemde rechten bedragen € 12.026.000 respectievelijk € 16.405.000. Het hieruit voortvloeiend kostendekkingspercentage bedraagt 73,3%.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft de Rechtbank belanghebbende ten onrechte geen vergoeding voor de kosten van de beroepsfase toegekend?;
II. Is belanghebbende ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase?;
III. Is de opbrengstlimiet overschreden?;
IV. Zijn de leges geheven door de daartoe bevoegde ambtenaar en is de aanslag op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt?;
V. Is het geheven bedrag aan leges disproportioneel of anderszins te hoog?;
VI. Is het juiste bedrag aan bouwkosten in aanmerking genomen?;
VII. Is het gelijkheidsbeginsel geschonden?
Belanghebbende is van mening dat de vragen I, II, III, V en VII bevestigend en de vragen IV en VI ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de legesnota. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.