Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2189, 15/00506 en 15/00507

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2189, 15/00506 en 15/00507

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 juni 2016
Datum publicatie
27 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:2189
Zaaknummer
15/00506 en 15/00507

Inhoudsindicatie

Aanslagen IB/PVV 2011 en Zvw 2011

I. Heeft de Inspecteur terecht de aftrek van advocaatkosten van € 12.605 geweigerd?

II. Zo ja, moet die aftrek dan toch worden toegestaan wegens schending van een of meer algemene

beginselen van behoorlijk bestuur?

Het Hof overweegt vooraf en ambtshalve de door belanghebbende genoemde getuigen niet op te roepen, de zaken niet aan te houden en het aanbod van belanghebbende om alsnog gegevens te verstrekken tardief te verklaren.

Het Hof bevestigt de in geschil zijnde vragen en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00506 en 15/00507

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 29 januari 2015, nummers AWB 13/7491 en 13/7492, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

inzake de hierna vermelde aanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, aanslagnummer [aanslagnummer 1] (hierna: de aanslag IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.326, waarbij bij beschikking € 28 heffingsrente is vergoed, alsmede een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, aanslagnummer [aanslagnummer 2] (hierna: de aanslag Zvw) berekend naar een bijdrage-inkomen van € 4.693, waarbij € 2 heffingsrente in rekening is gebracht. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.436 en de aanslag Zvw tot een berekend naar een bijdrage-inkomen van € 4.301.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft het beroep in beide zaken ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De zaak betreffende de aanslag IB/PVV is geregistreerd onder nummer 15/00506, de zaak betreffende de aanslag Zvw onder nummer 15/00507.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 17 maart 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van haar echtgenoot, tevens gemachtigde, de heer [echtgenoot] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [A] , [B] en [C] .

1.6.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaken de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is in gemeenschap van goederen gehuwd met de heer [echtgenoot] .

2.2.

Sedert [datum 1] 2011 is belanghebbende als ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder de naam [bedrijf] . Onder die bedrijfsnaam verricht belanghebbende diensten op het gebied van administratieve ondersteuning aan particulieren. Zij schrijft facturen uit met omzetbelasting. De resultaten uit de hiervoor vermelde diensten verantwoordt belanghebbende in haar aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2011 (hierna: de aangifte) als resultaat uit overige werkzaamheden.

2.3.

Op 17 mei 2013 heeft belanghebbende op verzoek van de Inspecteur informatie verstrekt betreffende de in de aangifte opgenomen aftrekposten. Op 28 mei 2013 verzoekt de Inspecteur om een nadere toelichting met betrekking tot een factuur van [naam 1] Advocaten, factuurdatum 26 oktober 2011, factuurnummer [nummer] , groot € 12.605,04, exclusief € 2.394,96 aan omzetbelasting, inzake een prijsafspraak van 24 oktober 2011 (hierna: de factuur). De factuur vermeldt als omschrijving: “1,00 Honorarium (vaste prijsafspraak) € 11.671,33; 1,00 Kantoorkosten 8% € 933,71”. In zijn verzoek vermeldt de Inspecteur dat hij aan de hand van de factuur niet kan opmaken welke werkzaamheden door [naam 1] Advocaten voor belanghebbende zijn verricht en nodigt hij belanghebbende uit gedocumenteerd helder te maken welke activiteiten er zijn verricht. Voorts geeft de Inspecteur aan dat hij verwacht dat de prijsafspraak van 24 oktober 2011 bij de aanvullende documentatie zit. De Inspecteur verzoekt belanghebbende uiterlijk 12 juni 2012 te reageren (Hof: bedoeld zal zijn: uiterlijk 12 juni 2013).

2.4.

Omdat een reactie van belanghebbende uitblijft, stuurt de Inspecteur op 17 juni 2013 een herinnering. In dit schrijven vermeldt de Inspecteur, voor zover hier van belang:

“Bij mijn brief van 28 mei 2013 heb ik u tot uiterlijk 12 juni 2013 in de gelegenheid gesteld inhoudelijk te reageren op de aan de orde gestelde aspecten. Daaraan hebt u tot op heden niet voldaan.

In geval de aanvullende informatie ook deze week nog uitblijft, zal ik op basis van de alsdan bekende feiten en omstandigheden de aanslagregeling 2011 ter hand nemen.”

2.5.

In een schrijven van 24 juni 2013 geeft de Inspecteur aan de aangifte te hebben geregeld en geen rekening te hebben gehouden met onder andere advocaatkosten van € 12.605.

2.6.

Op 12 augustus 2013 maakt belanghebbende bezwaar tegen de aanslag IB/PVV en de aanslag Zvw, onder meer tegen het niet accepteren van de advocaatkosten. Belanghebbende schrijft, voor zover hier van belang:

“De advocaatkosten zijn vervat in een factuur ten name van het bedrijf van cliënt gesteld. De werkzaamheden omvatten juridische ondersteuning aan [bedrijf] . Vanwege het hoge uurtarief is een prijsafspraak voor het leveren van deze juridische ondersteuning gemaakt, daar het aantal te besteden uren zich niet liet voorspellen. Deze ondersteuning bestond uit het voeren van gesprekken met de Belastingdienst, het ontvangen van ambtenaren van de Belastingdienst en het beantwoorden van diens vragen, het checken en geven van inzage in de boekhouding van [bedrijf] en de behandeling van verdere juridische zaken inzake [bedrijf] . In deze heeft cliënt dan ook dhr. [D] de factuur aangaande deze werkzaamheden overlegd. In zijn reactie laat dhr. [D] weten dat hij zowel wil weten welke werkzaamheden het advocatenkantoor heeft verricht alsook wil dhr. [D] ter kennis nemen welke afspraken cliënt met zijn advocaat heeft gemaakt, dhr. [D] gaat er dan ook genoeglijk van uit dat cliënt deze afspraken schriftelijk aan hem moet overleggen.

Nu cliënt niet de beschikking heeft een dergelijk schriftstuk en er sprake is van vergaande aantasting van de privacy sfeer tussen cliënt en diens advocaat, tracht dhr. [D] cliënt hier op een verkeerd been te zetten. (…). Verder is het opmerkelijk te noemen dat dhr. [D] geen contact zoekt met de advocaat van cliënt teneinde inzage te krijgen in de gemaakte afspraken tussen de advocaat en cliënt.

Nu er een rekening is overlegd aan dhr. [D] dienen deze kosten voor juridische bijstand ook als kostenaftrek ROW te worden gekwalificeerd en dienaangaande in de aanslagregeling te worden betrokken.”

2.7.

Op 22 augustus 2013 heeft de Inspecteur mr. [E] van [naam 1] Advocaten met een beroep op artikel 52 en verder van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR) verzocht informatie te verstrekken betreffende de factuur. Verzocht wordt een specificatie te verstrekken van werkzaamheden en tarifering van de in de factuur genoemde prijsafspraak, en, indien daar een schriftelijke vastlegging aan ten grondslag ligt, een afschrift daarvan te verstrekken.

2.8.

In een e-mail van 19 september 2013 verzoekt mr. [F] , van [naam 1] Advocaten (hierna: mr. [F] ), de Inspecteur aan te geven, waarom hij van oordeel is dat het beroepsgeheim dient te wijken voor de informatie die nodig is voor het heffen van belastingen van derden. Op 23 september 2013 heeft de Inspecteur telefonisch overleg gehad met mr. [F] , die tijdens dat overleg met een beroep op het verschoningsrecht in de zin van artikel 53a AWR geweigerd heeft informatie met betrekking tot de factuur te verstrekken. Belanghebbende heeft mr. [F] opdracht gegeven die informatie niet te verstrekken.

2.9.

Op 1 oktober 2013 heeft naar aanleiding van de bezwaarschriften tegen de aanslag IB/PVV en de aanslag Zvw een hoorgesprek plaatsgevonden, waarvan een hoorverslag is opgemaakt. Onder punt 6 van het hoorverslag is met betrekking tot de advocaatkosten vermeld:

“De heer [echtgenoot] zegt dat hij [naam 1] Advocaten geen opdracht heeft gegeven de inspecteur de gevraagde informatie niet te verstrekken. Omdat hij zelf niet hierover beschikt heeft hij vanmiddag een afspraak bij [naam 1] Advocaten om de informatie op te halen. Er is afgesproken dat de heer [echtgenoot] binnen twee weken de specificatie van de werkzaamheden met betrekking tot de betreffende factuur ter attentie van de heer [A] doet sturen.”

2.10.

In een e-mail van 3 oktober 2013 verzoekt mr. [F] de Inspecteur hem te berichten of en in hoeverre hij openstaat de geschillen, die partijen verdeeld houden, in het kader van mediation te beëindigen. Voorts bericht mr. [F] dat hij ten aanzien van het verzoek aan belanghebbende, hij aan de Inspecteur een overzicht zal doen toekomen van de door hem namens cliënte verrichte werkzaamheden indien en zodra hij goedkeuring heeft gekregen.

2.11.

In de ‘Vooraankondiging uitspraak op bezwaar’, gedagtekend 25 oktober 2013, deelt de Inspecteur belanghebbende mede dat hij de gevraagde, en tijdens het hoorgesprek toegezegde, informatie betreffende de factuur niet heeft ontvangen, en dat hij op het onderdeel van de advocaatkosten niet aan het bezwaar tegemoet zal komen.

2.12.

Op 30 oktober 2013 heeft mr. [F] per e-mail aan de Inspecteur een xls-bestand gestuurd bevattende een urenspecificatie. Deze specificatie betreft een 5 pagina’s tellend overzicht, bestaande uit telkens twee kolommen per pagina. De ene kolom bevat de data, waarop werkzaamheden voor belanghebbende zijn verricht, de andere kolom de minuten die aan de werkzaamheden zijn besteed. Uit de specificatie volgt dat door [naam 1] Advocaten in de periode 14 oktober 2011 tot en met 10 oktober 2013 in totaal 3.285 minuten, ofwel 54,75 uren, aan voor belanghebbend verrichte werkzaamheden zijn geregistreerd.

2.13.

Op 31 oktober 2013 reageert de Inspecteur per e-mail als volgt op de van mr. [F] ontvangen urenspecificatie:

“Met verbazing heb ik uw onderstaande mail met bijgevoegde excel-bestand gelezen. Het overzicht van uren in het excel-document zegt helemaal niets over hetgeen uw kantoor voor mevrouw [belanghebbende] heeft gedaan. U bent er van op de hoogte dat ik de aan u gevraagde informatie nodig heb voor de beoordeling of de advocaatkosten van € 12.605 zakelijke kosten betreffen ter verwerving, inning en behoud van de ROW-inkomsten van mevrouw. Ik mag dan ook aannemen dat u begrijpt dat het van u ontvangen overzicht geen enkel inzicht hierin geeft.

Langs deze weg vraag ik u nogmaals mij de gevraagde informatie te verstrekken. Ik citeer daarbij uit mijn brief van 22 augustus 2013:

“Ik verzoek u mij een specificatie te verstrekken naar werkzaamheden en tarifering van de in deze factuur genoemd prijsafspraak. Indien hier een schriftelijke vastlegging aan ten grondslag ligt, verzoek ik u mij daarvan een afschrift te verstrekken”.”

2.14.

Mr. [F] reageert op 7 november 2013, voor zover hier van belang, als volgt op de door de Inspecteur verzonden e-mail van 31 oktober 2013:

“Tot op heden heeft u nog steeds geen argumenten aangevoerd op basis waarvan U van oordeel bent dat mijn geheimhouding dient te wijken voor de belangen van de belastingdienst; ik heb U dit eerder gevraagd. Mocht U nog informatie benodigen dat dient U zich niet tot mij te wenden (…).

Ik zal en kan U de verzochte gegevens – voor zover voorhanden – niet verstrekken. Een kopie van onderhavige mail zend ik aan mijn cliënte.”

2.15.

In zijn ‘Toelichting bij uitspraken op bezwaar’ van 15 november 2013 concludeert de Inspecteur dat belanghebbende de advocaatkosten van € 12.605 niet aannemelijk heeft gemaakt en dat de bezwaarschriften op dit punt dan ook niet gevolgd worden.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Inspecteur terecht de aftrek van advocaatkosten van € 12.605 geweigerd?

II. Zo ja, moet die aftrek dan toch worden toegestaan wegens schending van een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur?

Belanghebbende is van mening dat vraag I ontkennend en vraag II bevestigend moeten worden beantwoord.

De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep in beide zaken, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen IB/PVV en Zvw. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing